Op 3 mei 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], is geboren op [geboortedatum] en verblijft bij zijn grootouders aan moederszijde. De Raad verzoekt om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin, gezien de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] door de problematiek van de moeder. De moeder heeft een belast verleden met psychische problemen en verslavingsproblematiek, wat heeft geleid tot een vrijwillige uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de grootouders. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, haar advocaat, een vertegenwoordiger van de Raad en twee vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling aanwezig waren.
De kinderrechter oordeelt dat de moeder momenteel niet in staat is om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen, gezien haar psychische gesteldheid en het gebrek aan constructieve samenwerking met de hulpverlening. De kinderrechter wijst het verzoek van de Raad toe en stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg voor de duur van een jaar. Tevens verleent de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing bij de grootouders voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging. De kinderrechter benadrukt het belang van het contact tussen de moeder en [minderjarige] en de noodzaak voor de moeder om samen te werken met de hulpverlening om haar problemen aan te pakken.