Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.de burgerlijke maatschap [gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2], als maat van gedaagde sub 1,
[gedaagde sub 3], als maat van gedaagde sub 1,
1.De procedure
- de dagvaarding
- de door [gedaagden] op 13 mei 2022 ingediende aanvullende producties
- de conclusie van antwoord
- de pleitnota van mr. Van den Bos-Ackermans
- de mondelinge behandeling van 19 mei 2022.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 131,18
- gemachtigde salaris €
747,00
5.De beslissing
- € 3.978,00 bruto aan achterstallig loon over de periode maart en april 2022, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50% en het geheel (de optelsom) nog te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening,
- € 1.989,00 bruto per maand, althans bij wijze van voorschot, vanaf mei 2022 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50% over de te late betalingen en het geheel (de optelsom) nog te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening,
- € 823,90 aan vergoeding van buitengerechtelijke kosten,