In deze zaak heeft de kantonrechter op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een woonruimte. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.E.J. Beckers, vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde, die meer dan drie maanden huurachterstand had. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. C.R.N. de Boer, had de huurprijs over verschillende maanden niet voldaan en voerde verweer op basis van vermeende onterecht in rekening gebrachte servicekosten. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven met de huurbetalingen en dat het verweer niet opging. De rechter wees de vorderingen van de eiseres toe, inclusief de ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en de betaling van de achterstallige huur van € 3.300,-, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde niet voldoende bijzondere omstandigheden had aangevoerd die de ontruiming zouden kunnen rechtvaardigen. De kosten van het geding werden eveneens aan de gedaagde opgelegd, met een totaalbedrag van € 953,39. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.