ECLI:NL:RBLIM:2022:4011

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
9565737 CV EXPL 21-6044
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van een huurovereenkomst wegens huurachterstand en afwijzing van incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting STICHTING WONEN ZUID, eisende partij, en een gedaagde partij die op een geheim adres woont in de gemeente Roermond. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand. De gedaagde partij had een huurachterstand van € 2.302,42, wat overeenkomt met vijf huurtermijnen, en voerde aan dat zij in 2021 inkomensproblemen had door problemen met haar bijstandsuitkering. Inmiddels was haar een uitkering toegekend en had zij de huurachterstand ingelopen tot drie maanden. De gedaagde partij betwistte de vorderingen en stelde dat zij geen aanmaningen had ontvangen, waardoor zij geen buitengerechtelijke kosten verschuldigd zou zijn.

De kantonrechter beoordeelde de vorderingen en oordeelde dat de eisende partij geen recht had op de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, omdat niet voldaan was aan de vereisten van de 14-dagenbrief. De kantonrechter concludeerde dat de huurachterstand van meer dan drie maanden ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de huurachterstand, die na correctie op het bedrag uitkwam op € 1.591,03. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.004,60 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9565737 \ CV EXPL 21-6044
Vonnis van de kantonrechter van 1 juni 2022
in de zaak van:
de stichting STICHTING WONEN ZUID,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
gemachtigde Hafkamp Groenewegen Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonend op een geheim adres in de gemeente Roermond,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. I. Rhodes.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij huurt van eisende partij de woning aan de [adres] in Roermond.
2.2.
Er is een achterstand in de betaling van de huur ontstaan.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van gedaagde partij tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van:
  • € 1.680,39 aan hoofdsom, te vermeerderen met rente;
  • € 461,39 per maand vanaf 1 december 2021 tot aan de dag van ontruiming;
  • de kosten van de procedure.
3.2.
Eisende partij legt aan haar vordering ten grondslag dat gedaagde partij tekort schiet in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst door een huurachterstand te laten ontstaan. De huurovereenkomst is aangegaan per 24 september 2020 en vanaf het begin is er een betalingsachterstand. Op het moment van dagvaarden bedroeg de huurachterstand € 2.302,42, het equivalent van vijf huurtermijnen
3.3.
Gedaagde partij voert tegen de vorderingen aan dat zij in 2021 inkomensproblemen kreeg als gevolg van problemen met zijn bijstandsuitkering. Inmiddels is haar een uitkering toegekend. De huurachterstand is inmiddels ingelopen tot drie maanden en gedaagde partij vraagt daarom de vorderingen tot ontbinding en ontruiming af te wijzen.
Verder heeft gedaagde partij geen aanmaningen ontvangen, zodat zij geen buitengerechtelijke kosten verschuldigd is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verweer van gedaagde partij valt in twee delen uiteen. In de eerste plaats stelt gedaagde partij dat de huurachterstand geen ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, terwijl in de tweede plaats is aangevoerd dat er geen buitengerechtelijke kosten betaald hoeven te worden.
Incassokosten
4.2.
De kantonrechter zal eerst beoordelen of gedaagde partij buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Dit is met name van belang voor de vaststelling van de huurachterstand. Volgens de wet strekking betalingen immers in mindering op de kosten en reeds verschenen rente. Voor de verschuldigdheid van incassokosten is vereist dat een gedaagde partij de zogenoemde 14-dagenbrief is gestuurd en ook is ontvangen. Bij de dagvaarding is als productie 3 een aanmaning gedateerd 4 februari 2021 gevoegd. Deze brief kan niet als een aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 4 BW worden aangemerkt omdat hierin een onjuist bedrag is genoemd. Ook de bij repliek overgelegde brief van 2 maart 2021 voldoet niet aan de vereisten omdat gedaagde partij geen betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
4.3.
Omdat niet aan de vereisten voor toewijzing is voldaan, worden de gevorderde buitengerechtelijke kosten afgewezen.
Huurachterstand, ontbinding en ontruiming
4.4.
In de dagvaarding wordt betaling gevorderd van een bedrag van € 1.680,39. Zoals hiervoor al is overwogen heeft eisende partij geen recht op betaling van de buitengerechtelijke incassokosten. Dit houdt in dat op voornoemd bedrag een bedrag van € 83,74 in mindering strekt, zodat een vordering van € 1.596,65. Rekening houdend met de rente van € 5,62 resteert een achterstand van € 1.591,03 resteert. Dit is een achterstand van meer dan drie maanden.
4.5.
Gelet op voornoemde huurachterstand van meer dan drie maanden, is ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd. Deze vordering wordt daarom toegewezen, evenals de daaraan verbonden vordering tot ontruiming van het gehuurde.
Overig
4.6.
De kantonrechter ziet geen aanleiding gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.7.
Gedaagde partij wordt tot slot als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 123,60
  • griffierecht 507,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.004,60
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aan de [adres] te [postcode] [plaats] ,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij om voormeld gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met personen en zaken te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van eisende partij te stellen,
5.3.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.596,65, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 461,39 per maand of gedeelte van een maand, ingaande 1 december 2021 tot aan het tijdstip van de ontruiming, zulks onder voorbehoud van eventuele wettelijk toegestane huurverhogingen,
5.5.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 1.004,60,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG