Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 5;
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 8;
- de door [eiseres] bij brief van 5 april 2022 in het geding gebrachte productie 6;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 april 2022.
2.De feiten
Tot de huwelijkse gemeenschap van partijen behoren de navolgende goederen:
Activa:
Het registergoed:
Levensverzekeringspolis, afgesloten bij Europelife, polisnummer 200707171(…)”
Het in artikel 3. lid 1 onder activa sub A.I. genoemde registergoed wordt toegedeeld aan de man.
Toescheiding van het in artikel 3. lid 1. onder activa A.I. genoemde registergoed en de in artikel 3. lid 1. onder activa A.II. genoemde polis aan de man geschiedt onder de opschortende voorwaarde, dat de hypotheeknemer de vrouw ontslaat uit haar hoofdelijke verplichtingen met betrekking tot de in artikel 3. lid 1 onder passiva B.I. genoemde hypotheekschuld.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
toegewezensubsidiair een andere vordering wordt ingesteld. In dit geval wordt echter gevorderd dat indien [gedaagde] niet binnen een bepaalde termijn
voldoetaan hetgeen waartoe hij primair wordt
veroordeeld(de vordering onder I) een subsidiaire veroordeling daarvoor in de plaats treedt (de vordering onder IV). De rechtbank begrijpt dat [eiseres] heeft bedoeld te vorderen dat, indien [gedaagde] niet binnen twee maanden meewerkt aan de onder I gevorderde levering van de woning, [gedaagde] wordt veroordeeld om mee te werken aan een openbare verkoop van de woning. In zoverre zijn de primaire en subsidiaire vorderingen als één geheel te beschouwen.