ECLI:NL:RBLIM:2022:383

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
03/004734-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag, poging afpersing en bedreiging na schietpartij op openbare weg

Op 19 januari 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een schietpartij op 5 januari 2020 in Heerlen. De verdachte werd beschuldigd van poging tot moord, poging tot doodslag, poging afpersing en bedreiging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan poging tot doodslag en poging tot afpersing, maar sprak hem vrij van de poging tot moord. De verdachte had tijdens de schietpartij met een vuurwapen op [slachtoffer 1] geschoten, terwijl hij haar als schild gebruikte. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachten rade, maar dat de verdachte wel opzettelijk handelde met de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1]. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, waarbij het gebruik van een vuurwapen in een woonwijk als bijzonder zorgwekkend werd beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.004734.20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 januari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
gedetineerd in P.I. Zuid Oost, locatie Roermond te Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 november 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. Het onderzoek ter terechtzitting is op 5 januari 2022 gesloten. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1 primair:al dan niet samen met een ander of anderen heeft geprobeerd, met voorbedachten rade, om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven,
Subsidiairis dit feitencomplex ten laste gelegd als poging tot doodslag;
Feit 2:al dan niet samen met een ander of anderen een poging tot diefstal met geweld of poging tot afpersing van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gepleegd;
Feit 3:al dan niet samen met een ander of anderen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd;

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de verdachte vrij te spreken van het primair onder feit 1 tenlastegelegde, omdat er geen sprake is van voorbedachten rade op de dood van [slachtoffer 2] dan wel [slachtoffer 1] . Hij acht het subsidiaire onder feit 1 tenlastegelegde te bewijzen. De officier van justitie verwijst daarvoor naar het proces-verbaal forensisch onderzoek, de verklaringen van de verdachte, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De verdachte heeft in de richting van [slachtoffer 2] geschoten en daarbij [slachtoffer 1] als schild gebruikt. [slachtoffer 1] kon daarom door zowel de kogels van [slachtoffer 2] als de kogels van verdachte geraakt worden en de verdachte heeft de aanmerkelijke kans daarop bewust aanvaard. De officier van justitie acht het medeplegen ten aanzien van feit 1 subsidiair niet bewezen en heeft verzocht de verdachte van dit onderdeel vrij te spreken.
De officier van justitie acht de feiten 2 en 3, te weten de poging tot diefstal met geweld of de poging tot afpersing en de bedreiging wettig en overtuigend bewezen. Hij verwijst daarvoor naar de verklaringen van de verdachte, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . De officier van justitie acht de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig op het punt dat hij zijn wapen niet in de nek van [slachtoffer 1] heeft gezet. De officier van justitie acht het medeplegen voor de feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, gelet op alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair dan wel subsidiair ten laste gelegde, wegens het ontbreken van opzet op de dood van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Het procesdossier bevat geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de verdachte vol opzet heeft gehad op de dood. Er is ook geen sprake van opzet in voorwaardelijke zin nu de verdachte enkel heeft geschoten ter afleiding en afschrikking, waarbij hij niet gericht heeft geschoten. Uit het forensisch onderzoek is ook niet af te leiden dat de verdachte gericht op [slachtoffer 2] heeft geschoten, waarbij tevens in aanmerking moet worden genomen dat [slachtoffer 2] zich verplaatst heeft van de linkervoorzijde naar de rechtervoorzijde van de auto. De verdachte heeft gehurkt, op zeer korte afstand, naast [slachtoffer 1] gezeten tijdens het schieten. De verdachte heeft haar daardoor niet kunnen raken. Het gericht schieten valt evenmin af te leiden uit de onderzoeksresultaten en de verklaring van [slachtoffer 1] . De raadsman bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op een dusdanige wijze heeft geschoten dat er een aanmerkelijke kans bestond dat hij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zou raken en die hij bewust zou hebben aanvaard. Subsidiair voert de raadsman aan dat, voor zover de rechtbank van oordeel is dat er wel sprake is van een aanmerkelijke kans, er geen sprake is van voorbedachten rade. De raadsman verwijst daarvoor naar de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten, met dien verstande dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder deze feiten (onder het laatste gedachtestreepje) tenlastegelegde handeling, namelijk het schieten met een vuurwapen op [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] .
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Inleiding
Op 5 januari 2020 omstreeks 18.45 uur werd melding bij de politie gedaan dat geschoten zou zijn op het Vrieheidepark te Heerlen ter hoogte van perceel [perceelnummer] . Hierbij werden twee voertuigen gezien, een zwarte Volkswagen Polo en een grijskleurige Renault Megan. In de Volkswagen Polo zaten een man en vrouw. Toen de melder(s) naar buiten ging(en), zagen ze dat de personenauto’s wegreden en zagen ze hulzen op de grond liggen.
Door een politiepatrouille werd bij de Spoed Eisende Hulp (hierna: SEH) van het Zuyderland ziekenhuis te Heerlen een Volkswagen Polo aangetroffen. [2] In de voorruit zaten meerdere kleine gaten, welke leken op kogelgaten. Hierdoor ontstond het ernstige vermoeden dat de Volkswagen Polo betrokken was geweest bij de eerder genoemde schietpartij.
Door een medewerker van de ziekenhuisbeveiliging werd aangegeven dat een vrouw met een schotwond uit de auto was gekomen die op dat moment behandeld werd op de spoedeisende hulp (SEH). De gewonde vrouw betrof: [slachtoffer 1] . De man die haar met de zwarte Volkswagen Polo had gebracht, had te voet het ziekenhuis verlaten. Deze man betrof [slachtoffer 2] . Tevens gaf de medewerker van de ziekenhuisbeveiliging aan dat er ook een man was binnengekomen met een schotwond, die op dat moment eveneens op de SEH behandeld werd.
De verdachte betrof de gewonde man. Hij was door zijn zoon, [medeverdachte 1] , naar het ziekenhuis gebracht. [3]
Onderzoeksresultaten
Het team forensische opsporing heeft op 5 januari 2020 onderzoek ter plaatse verricht. Op de plaats delict zijn 16 hulzen aangetroffen. Het betroffen hulzen van het kaliber 7.65mm en 9mm. In totaal werden er 5 hulzen van het kaliber 7.65mm aangetroffen. [4]
Uit de bevindingen van de forensische onderzoek aan de Volkswagen Polo is gebleken dat de auto door 17 kogels is geraakt. Hierbij zijn de locaties en schotbeschadigingen omschreven en voorts voorzien van nummers/letters.
De schootsbanen en de doorschotopeningen die zich bevonden in de voorruit, motorkap, rechter voorportier en de rechter spiegel, duiden erop dat het motorvoertuig vanaf de buitenzijde, van voor naar achter, door tien kogels werd geraakt. De schutter van deze 10 kogels bevond zich vermoedelijk in een gebied ter hoogte van het linker voorspatscherm van het betrokken motorvoertuig / aan de linkervoorzijde van het voertuig / aan de voorzijde van het voertuig / in het gebied tussen de voorzijde en de rechtervoorzijde van het voertuig / in het gebied tussen de linker voorzijde en de rechter voorzijde van het voertuig.
De schootsbanen en de schotbeschadigingen die zich bevonden in het dashboard rechts en de rechter A-stijl duiden erop dat het motorvoertuig vanaf de buitenzijde, door de geopende portieropening van het rechter voorportier, van achter naar voren en schuin van rechts naar links door vijf kogels was geraakt. Gelet op de stijgende schootsbaan in het paneel van de rechter A-stijl bevond de schutter zich bij het afvuren van deze 5 kogels vermoedelijk laag bij de grond, rechtsachter ter hoogte van het voertuig. Alhier werd op het rechter achter spatscherm een afdruk/steunpunt aangetroffen van vermoedelijk de linkerhand van de mogelijke schutter.
Uit de bevindingen van het onderzoek blijkt dat de schotbeschadigingen, zoals hieronder zijn omschreven, zich in het laatst benoemde gebied en in de richting van achter naar voren bevonden:
11.De onderzoekers zagen bij het openen van het rechter voorportier, dat zich in het metaal, van de rechter A-stijl, in de sponning, ter hoogte van de buitenspiegel, een ronde deuk bevond met een doorsnee van circa 1 centimeter. Deze deuk had een diepte van circa 1 centimeter. De onderzoekers zagen dat de autolak in en rond deze deuk ontbrak. Deze deuk bevond zich op circa 97,5 centimeter hoogte, gemeten vanaf de betonvloer. Gelet op de verschijningvorm van deze beschadiging betrof dit vermoedelijk een schotbeschadiging. Vermoedelijk werd deze schotbeschadiging veroorzaakt door een kogel, die van buiten het voertuig, van achter, in de richting van de voorzijde werd afgevuurd, terwijl het rechter voorportier open stond.
12.De onderzoekers zagen dat zich in het metaal van de rechter A-stijl, in de sponning van het rechter voorportier, een ronde deuk bevond met een doorsnee van circa 1 centimeter en een diepte van circa 1 centimeter. De onderzoekers zagen dat de autolak rond deze deuk ontbrak. Deze deuk bevond zich op circa 92 centimeter hoogte gemeten vanaf de betonvloer. De onderzoekers zagen dat geklemd in deze deuk zich een gedeformeerde kogel bevond met vermoedelijk een kern van lood en een messing mantel. Deze kogel zat door de deformatie klem in deze deuk. Deze schotbeschadiging werd vermoedelijk veroorzaakt door een kogel die van buiten het voertuig van achter, in de richting van de voorzijde werd afgevuurd terwijl het rechter voorportier open stond.
13.De onderzoekers zagen dat zich in het metaal, rechts op de rand van de rechter A-stijl, in de sponning van het rechter voorportier, een halve maanvormige deuk bevond van circa 1 centimeter. De onderzoekers zagen dat de autolak in en rond deze deuk ontbrak. Deze deuk bevond zich op circa 86 centimeter hoogte gemeten vanaf de betonvloer. Gelet op de verschijningvorm van deze beschadiging betrof dit een ricochet beschadiging van een kogel. Gelet op de verschijningvorm van deze beschadiging betrof dit een schotbeschadiging. Vermoedelijk werd deze schotbeschadiging veroorzaakt door een kogel, die van buiten het voertuig van achter, in de richting van de voorzijde werd afgevuurd, terwijl het rechter voorportier open stond.
15.De onderzoekers zagen dat zich in het licht grijs gekleurde kunststof paneel van de rechter A-stijl, net boven het dashboard, een gat bevond met een doorsnee van circa 8 millimeter. Dit gat bevond zich aan de voorzijde van het paneel, op circa 99 centimeter hoogte gemeten vanaf de betonvloer. De onderzoekers zagen dat het kunststof van het
paneel ter hoogte van het gat naar binnen was geplooid. Gelet op de verschijningvorm van deze beschadiging betrof dit een inschotbeschadiging. Vermoedelijk werd deze veroorzaakt door een kogel die van buiten het voertuig van achter, in de richting van de voorzijde, werd afgevuurd terwijl het rechter voorportier open stond.
8.De onderzoekers zagen dat zich in de voorruit een doorschotbeschadiging bevond met een grillige vorm, met een doorsnee van circa 1 centimeter. Zij zagen dat zich in het glas rond de schotbeschadiging kleine radiaal breuken bevonden met een melkachtige zoom. Tevens zagen zij dat het glas aan de rand van deze schotbeschadiging aan de buitenzijde uitstak, waardoor er kratervorming was ontstaan aan de buitenzijde in het glas ter hoogte van deze schotbeschadiging. Deze schotbeschadiging bevond zich op circa 8 centimeter gemeten vanaf de onderzijde van de voorruit en circa 131 centimeter gemeten vanaf de linkerzij kant van de voorruit. Aan de binnenzijde van de voorruit bevond zich, ter hoogte van deze schotbeschadiging op het dashboard, verpulverd glas.
De schotbeschadigingen 15 en 8 bevonden zich in elkaars verlengde. Dit betrof een stijgende schootsbaan, in de richting van buiten, naar binnen. De onderzoekers zagen dat de trefhoek van deze schootsbaan circa 16 graden betrof.
Gelet op de bevindingen werd door de politie als mogelijk gesteld dat het betrokken motorvoertuig zich tijdens een conflict tussen meerdere personen bevond in het midden van een vuurgevecht. Bij dit vuurgevecht werd vermoedelijk door minimaal twee personen met vuurwapens meerdere schoten op elkaar gelost waarbij diverse kogels in het voertuig insloegen. De schoten werden gelost vanaf de voorzijde en de rechter achterzijde van het voertuig. De nagenoeg wederzijdse schootsbanen concentreren zich vooral schuin, tussen linksvoor en rechtsachter van het voertuig, waarbij de schutter rechtsachter naast het voertuig tijdens het vuurgevecht vermoedelijk dekking zocht achter het geopende rechter voorportier. [5]
Verklaringen
De verdachte heeft verklaard dat hij op 5 januari 2020 samen met zijn zoon [medeverdachte 1] en zijn neefje, [medeverdachte 2] naar het Vrieheidepark was gereden. Hij had een afspraak om een gestolen telefoon van een vriend terug te krijgen en het enige dat hij wist was dat deze persoon in een zwarte Volkswagen Polo of gele Lupo zou rijden. Die vriend had hem gevraagd om dat voor hem te doen. Het ging om een werktelefoon/drugstelefoon. De verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] in de Volkswagen Polo was gestapt en dat daar een meisje, [slachtoffer 1] , op de bijrijdersstoel zat. De verdachte heeft gezegd dat zij rustig moest doen, dat hij niet voor haar kwam maar voor haar vriendje en dat die wist wat hij gedaan had. Toen [slachtoffer 1] probeerde uit de auto te stappen had hij zijn vuurwapen aan haar getoond. Op het moment dat de verdachte zag dat [slachtoffer 2] een wapen had, had hij zijn wapen ook doorgeladen. Hij had tegen [slachtoffer 2] gezegd dat hij wist waar hij voor kwam. De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] als troef gebruikte en tegen [slachtoffer 2] zei “ik schiet je meisje neer”. De verdachte dacht dat hij 3 á 4x had geschoten en dit was met een wapen met het kaliber 7.65mm. Hij geeft aan dat hij ongecontroleerd geschoten had omdat [slachtoffer 2] op hem aan het schieten was en dat hij [slachtoffer 1] als schild gebruikte. [medeverdachte 2] was voor het schieten al gevlucht uit de auto. [6]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij had geschoten met een Baretta, 9mm. In het wapen passen 13 patronen. [slachtoffer 2] heeft aangegeven dat bij het doorladen een volmantel was uitgeworpen, waardoor hij nog 12 schoten over had. [7]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij samen met [slachtoffer 2] naar een flatgebouw aan Vrieheidepark was gereden. Zij had gewacht op [slachtoffer 2] in de auto en zat op de bijrijdersstoel. Er stapten twee onbekenden mannen achter in de auto. De verdachte was achter haar gaan zitten en de medeverdachte [medeverdachte 2] achter de bestuurdersstoel. De verdachte zei tegen haar “Blijf stil zitten totdat je vriendje terugkomt”. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte een zilverkleurige wapen vasthield en dit op haar richtte. Ze hoorde dat hij schreeuwde tegen [slachtoffer 2] “houd je rustig anders schiet ik op je vriendin”. [8] De verdachte gebruikte haar als drukmiddel en hij riep tegen [slachtoffer 2] “Je weet heel goed wat je gedaan hebt”. [9]
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
Poging moord/doodslag [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen het volgende vast. De verdachte en [slachtoffer 2] raakten in een schietpartij verwikkeld, waarbij de verdachte in totaal vijf kogels -op een ongecontroleerde wijze- afvuurde. De verdachte heeft hieromtrent ter terechtzitting immers verklaard dat hij niet gericht had geschoten en dat hij de schoten ongecontroleerd had gelost. [slachtoffer 1] bevond zich op het moment van het schieten feitelijk tussen de schutters in: zij zat op de bijrijdersstoel van de Polo. [slachtoffer 2] bevond zich ergens ter hoogte van de linker voorkant van de Polo. De verdachte bevond zich, bij het afvuren van die vijf kogels, laag bij de grond, rechtsachter ter hoogte van de Polo. Dat op het rechter achterspatscherm een afdruk/steunpunt van een hand is aangetroffen, sterkt de rechtbank in de overtuiging dat de verdachte inderdaad de positie had ingenomen ter hoogte van de rechter achterzijde van het voertuig. De rechtbank kan, nu deze in de richting van de voorzijde van het voertuig zijn afgevuurd, van in ieder geval vier van de vijf door de verdachte afgevuurde kogels (nummers 11, 12, 13 en 15) vaststellen dat deze van de verdachte afkomstig zijn. Drie van deze kogels zijn ingeslagen in de rechter A-stijl, een kogel is ingeslagen in het kunststofpaneel van de rechter A-stijl.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte, door te handelen zoals hiervoor vastgesteld, opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] .
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] .
Bij de beoordeling of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood dient volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad het volgende voorop te worden gesteld. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Hieronder moet worden verstaan: “de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid”. (vgl. HR 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:718)
De rechtbank is van oordeel dat het op een ongecontroleerde wijze schieten met een vuurwapen -nota bene door een ongeoefend schutter- van een korte afstand, waarbij in ieder geval vier kogels vlak in de buurt van [slachtoffer 1] zijn ingeslagen, de aanmerkelijke kans oplevert dat [slachtoffer 1] daardoor had kunnen overlijden. [slachtoffer 1] had hierbij niet enkel rechtsreeks door de verdachte kunnen worden geraakt, doch ook door een verwoestende uitwerking van een ricochet. Dat de mogelijkheid van een ricochet wel degelijk heeft bestaan en zich ook verwezenlijkt heeft, blijkt uit het onderzoek van de politie wat betreft de kogelinslag nummer 13: die inslag betrof een ricochetbeschadiging van een kogel. Naar het oordeel van de rechtbank was, door het handelen van de verdachte, sprake van een reële, niet onwaarschijnlijke kans op de dood van [slachtoffer 1] . De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking het feit dat [slachtoffer 1] zich, op het moment van het schieten door de verdachte, op de bijrijdersstoel van de Polo bevond en dat zij feitelijk gefixeerd was omdat zij die plek niet kon verlaten. Dat [slachtoffer 1] door het handelen van de verdachte niet haar leven heeft verloren, is een niet aan de verdachte te danken, gelukkige omstandigheid.
Wat betreft de vraag of de verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard, heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap moet hebben gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij die kans ook bewust heeft aanvaard (of anders gezegd: op de koop heeft toegenomen), omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de voornoemde gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van [slachtoffer 1] dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht kortom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het opzet in voorwaardelijke vorm heeft gehad om [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Voorbedachten rade
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, zodat de verdachte van de tenlastegelegde poging tot moord behoort te worden vrijgesproken.
Conclusie
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de verdachte vrijspreekt voor de poging tot moord, maar de ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen acht.
Medeplegen
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de verdachte de bewezenverklaarde poging tot doodslag op [slachtoffer 1] heeft medegepleegd met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Voor medeplegen is vereist dat sprake is van voldoende nauwe en bewuste samenwerking gericht op het voltooien van het delict. Hierbij ligt het accent op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Daarbij moet de bijdrage van ieder van de deelnemers wel van voldoende gewicht zijn. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de medeverdachte [medeverdachte 2] , vlak voor de bewuste schietpartij, samen met de verdachte in de Polo achter [slachtoffer 1] zat. Vlak voordat het schieten zou beginnen vluchtte hij uit de auto. De rechtbank kan hierbij niet vaststellen dat de medeverdachte [medeverdachte 2] wist dat er geschoten zou worden op [slachtoffer 1] . Ook kan de rechtbank niet vaststellen dat de medeverdachte [medeverdachte 2] wist dat er een vuurwapen mee was genomen door de verdachte. Hier komt bij dat nergens uit blijkt dat de medeverdachte [medeverdachte 2] tijdens zijn aanwezigheid in de auto of anderszins bijdroeg aan het ontstaan van het conflict. Het voorgaande geldt in wezen ook voor de medeverdachte [medeverdachte 1] . Weliswaar kan vastgesteld worden dat hij de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] naar een plaats in de buurt van het schietincident reed, daartegenover staat echter dat geenszins enige wetenschap bij [medeverdachte 1] kan worden vastgesteld omtrent hetgeen zich heeft afgespeeld. Ook is hij niet bij het schieten zelf aanwezig geweest.
Gelet op het voorgaande kan niet gesproken worden van enige strafrechtelijke betrokkenheid van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij de schietpartij. Van medeplegen is dan ook geen sprake.
Poging doodslag [slachtoffer 2]
Een van de wezenlijke zaken die bij de beoordeling van de aan de verdachte tenlastegelegde poging tot doodslag een rol spelen is de vraag of door het handelen van de verdachte een aanmerkelijke kans aanwezig was op de dood van [slachtoffer 2] . Cruciaal is dan met name de vraag waar [slachtoffer 2] zich bevond op het moment dat de verdachte aan het schieten was. De rechtbank kan dit op grond van de bewijsmiddelen niet vaststellen. Er kan dan ook niet veel zinnigs worden gezegd over de vraag of het handelen van de verdachte -het afvuren van vijf kogels- een aanmerkelijke kans met zich meebracht op de dood van [slachtoffer 2] . Dit zo zijnde zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de aan hem tenlastegelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
Aan de verdachte is -kort gezegd- tenlastegelegd poging tot afpersing of poging tot diefstal met geweld. De rechtbank oordeelt in dit verband als volgt.
Poging afpersing
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte, met een pistool, [slachtoffer 2] opzocht om een (werk-)telefoon die [slachtoffer 2] gestolen zou hebben van een bekende van de verdachte terug te halen. Die persoon had dat aan de verdachte gevraagd. De rechtbank gaat uit van dit motief van de verdachte nu hij in meerdere verklaringen hierover consistent heeft verklaard. Hij liep vervolgens samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] naar de auto waar [slachtoffer 1] op dat moment op de bijrijdersstoel zat. Hij stapte achter in de auto (achter de bijrijdersplaats) en de medeverdachte [medeverdachte 2] nam plaats achter de bestuurdersplaats. De verdachte toonde vervolgens een vuurwapen aan [slachtoffer 1] en zei tegen haar dat zij rustig moest blijven zitten tot [slachtoffer 2] terug was. Vervolgens liep [slachtoffer 2] in de richting van de auto, waarna de verdachte naar [slachtoffer 2] riep dat hij heel goed weet wat hij heeft gedaan. Vervolgens dreigde de verdachte dat hij [slachtoffer 1] zou neerschieten en vuurde uiteindelijk vijf kogels af, waarvan in ieder geval vier vlak in de buurt van [slachtoffer 1] insloegen.
Uit het voorgaande volgt, naar het oordeel van de rechtbank, dat het voornemen van de verdachte -om [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van voornoemde telefoon- zich door een begin van de uitvoering heeft geopenbaard. De aan de verdachte tenlastegelegde poging tot afpersing van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is dan ook wettig en overtuigend bewezen. Dat de verdachte meende recht te hebben op de telefoon -en hij toestemming had van de eigenaar van die telefoon om deze van [slachtoffer 2] terug te halen- leidt niet tot een andere conclusie. De verdachte heeft met zijn handelingen immers zozeer de grenzen van het maatschappelijk betamelijke overschreden dat, ook als hij zou hebben gemeend dat hij gerechtigd was tot de bedoelde telefoon, hij heeft gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling (vgl. HR 09 februari 1971, ECLI:NL:PHR:1971:AB4227).
Bedreiging [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Het woordelijk bedreigen van [slachtoffer 1] , het tonen van het wapen aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het vervolgens lossen van schoten, leidt eveneens tot het oordeel dat de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd. De rechtbank acht dit feit derhalve ook wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen
Gelet op de geringe rol die de medeverdachte [medeverdachte 2] bij de poging tot afpersing en de bedreiging heeft vervuld, kan niet gezegd worden dat hij bij die feiten strafrechtelijk betrokken was. Immers, uit de bewijsmiddelen blijkt enkel de aanwezigheid van de medeverdachte [medeverdachte 2] in de auto op het moment dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten pleegde. Deze aanwezigheid alleen is niet voldoende om van enige relevante strafrechtelijke betrokkenheid te kunnen spreken. Het aan de verdachte tenlastegelegde medeplegen acht de rechtbank dan ook niet wettig en overtuigend bewezen. Hiervan zal de verdachte worden vrijgesproken.
Eendaadse samenloop
Nu de handelingen van de verdachte zoals ten laste gelegd in de feiten 2 en 3 onder meer dan één strafbepaling vallen en niemand meer dan eens gestraft kan worden voor hetzelfde feit, kan de verdachte eigenlijk maar één strafrechtelijk relevant verwijt gemaakt worden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop van de feiten 2 en 3.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 subsidiair
hij op 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een pistool op die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen op de openbare weg Vrieheidepark, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een (mobiele) telefoon toebehorende aan een ander dan aan verdachte, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- naar de auto van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is gelopen en (vervolgens) in die auto is gestapt en
- een vuurwapen heeft getoond aan die [slachtoffer 1] en heeft doorgeladen in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij rustig moet blijven zitten tot haar vriendje er is en
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd en gezegd dat hij heel goed weet wat hij heeft gedaan en
- het vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft gericht en tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd en gezegd dat hij rustig moet blijven anders schiet hij zijn vriendinnetje neer en
- (vervolgens) meermalen, met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
hij op 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen,
- doorgeladen in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en
- getoond aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en gericht op die [slachtoffer 1] en
(daarbij) dreigend de woorden toegevoegd : "rustig blijven anders schiet ik je vriendinnetje neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
vervolgens meermalen, met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft geschoten;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 subsidiair
Poging doodslag
Feit 2
Poging afpersing
in eendaadse samenloop gepleegd met
Feit 3
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte al heeft doorgebracht in voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft hij met betrekking tot de strafmaat betoogd dat deze buitensporig is en aanzienlijk dient te worden gematigd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte ging ter vereffening van een openstaande rekening, voorzien van een wapen, naar [slachtoffer 2] en pleegde in een korte tijd achter elkaar bijzonder ernstige feiten. Zo poogde hij met een vuurwapen om een telefoon, die [slachtoffer 2] van een vriend van de verdachte zou hebben gestolen, met geweld terug te halen door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af te persen. Daarbij bedreigde hij ook [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met dat vuurwapen. Alsof het allemaal niet al erg genoeg was, raakte hij ook nog eens verwikkeld in een schietpartij met [slachtoffer 2] . De verdachte loste daarbij op een ongecontroleerde wijze vijf schoten en probeerde daarbij [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Tijdens deze schietpartij gebruikte hij [slachtoffer 1] als een soort schild. Dit alles vond plaats omstreeks 18:45 uur ’s avonds op straat in een woonwijk. Een tijdstip waarop de meeste mensen thuis van hun avond genieten en zelfs nog buiten konden zijn. Het handelen van de verdachte moet voor de omwonenden en anderen die van het incident getuige zijn geweest, de schoten hebben gehoord of hier later kennis van hebben genomen, angstaanjagend zijn geweest. Dat er uiteindelijk niemand dodelijk gewond is geraakt, is geenszins aan de verdachte te danken. Het handelen van de verdachte heeft bovendien de gevoelens van onveiligheid die in de samenleving bestaan vergroot. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ernstige feiten betreft en rekent de verdachte dit dwaze gedrag zwaar aan. Dat de verdachte bereid is om een openstaande rekening te vereffenen door nietsontziend een vuurwapen te gebruiken, baart de rechtbank veel zorgen.
Ter terechtzitting heeft de verdachte op geen enkel moment spijt betuigd voor zijn daden. Vooral de opvattingen dat de andere schutter, [slachtoffer 2] , niet vastzat en de verdachte wel en dat [slachtoffer 1] “ook geen lieverdje” was, kleurden het betoog van de verdachte. Maar het kritisch naar zijn eigen, rücksichtsloze handelwijze kijken heeft de rechtbank op geen enkel moment waargenomen.
De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die doorgaans in min of meer soortgelijke zaken worden opgelegd. Volgens de vaste jurisprudentie van het gerechtshof te ’s Hertogenbosch, wordt een poging tot doodslag doorgaans met vijf jaar bestraft. Verder heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) waarin, bij een bedreiging door het tonen van een vuurwapen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden wordt vermeld. Wat poging tot afpersing betreft heeft de rechtbank ook gelet op de straffen die daarvoor doorgaans in min of meer soortgelijke zaken worden opgelegd. De voornoemde uitgangspunten zijn aan beïnvloeding onderhevig door strafverzwarende en strafverminderende omstandigheden.
De rechtbank heeft in strafverzwarende zin rekening gehouden met het feit dat de verdachte meerdere schoten heeft gelost in een woonwijk, met alle mogelijke ingrijpende gevolgen van dien en dat hij [slachtoffer 1] als een soort schild heeft gebruikt tijdens het vorenbedoelde schietincident.
Ten voordele van de verdachte zal de rechtbank rekening houden met het feit dat er bij de bewezenverklaarde poging tot afpersing en bedreiging sprake is van eendaadse samenloop.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf van zeven jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

Onder de verdachte zijn samengevat een wapen, munitie, verdovende middelen, telefoons, geld, doos, kleding, sieraad, bouwmateriaal en sigaretten in beslag genomen.
Onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (wapens, munitie en verdovende middelen) worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar. Immers, deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan hij werd verdacht zijn aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Teruggave van de overige voorwerpen
Van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (telefoons, geld, doos, kleding, sieraad, bouwmateriaal en sigaretten) zijn uit het dossier of onderzoek op de terechtzitting niet gebleken dat deze in relatie met de bewezen verklaarde feiten staan, beslist de rechtbank dat deze goederen moeten worden teruggegeven aan de verdachte.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 45, 55, 57, 285, 287 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde onder feit 1 primair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 12 STK Munitie (Omschrijving: 380 Cbc Auto)
  • 1 STK Wapen
  • 1 STK Wapen
  • 1 STK Munitie
  • Onder de nummers 13 tot en met 36 1 STK Munitie
  • Hashish
  • STK Verdovende Middelen
  • 2 STK Verdovende Middelen
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
  • 1 STK GSM (Omschrijving: zwart, merk: Nokia)
  • 1 DS Doos (Omschrijving: wit)
  • 1 STK Kleding
  • 1 STK Sieraad
  • 56 EUR
  • 1 STK Bouwmateriaal
  • 1 STK Bouwmateriaal
  • 1 STK Sigaret
  • 1 STK Sigaret
  • 1 STK GSM (Omschrijving: samsung)
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M.W. Nuijts, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. M.M.L. Kalsbeek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.K. Smits, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 januari 2022.
Buiten staat
Mr. M.M.L. Kalsbeek is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen op de openbare weg Vrieheidepark tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een (mobiele) telefoon en/of een of meer (andere) goederen van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- naar de auto van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is/zijn gelopen en/of (vervolgens) in die auto is/zijn gestapt en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en/of heeft/hebben doorgeladen in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en/ of op/tegen de nek en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of gehouden en/of
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat zij rustig moet blijven zitten tot haar vriendje er is en/of
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschreeuwd en/of gezegd dat hij heel goed weet wat hij heeft gedaan en/of
- het vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft gericht en tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd en/of gezegd dat hij rustig moet blijven anders schiet hij zijn vriendinnetje neer en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
of
hij op of omstreeks 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen op de openbare weg Vrieheidepark tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een (mobiele) telefoon en/of een of meer (andere) goederen van hun/zijn gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- naar de auto van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is/zijn gelopen en/of (vervolgens) in die auto is/zijn gestapt en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en/of heeft/hebben doorgeladen in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en/of op/tegen de nek en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of gehouden en/of
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat zij rustig moet blijven zitten tot haar vriendje er is en/of
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschreeuwd en/of gezegd dat hij heel goed weet wat hij heeft gedaan en/of
- het vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft gericht en tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd en/of gezegd dat hij rustig moet blijven anders schiet hij zijn vriendinnetje neer en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
- doorgeladen in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en/of
- op/tegen de nek en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gehouden en/of
- getoond aan en/of gericht op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
(daarbij) dreigend de woorden toegevoegd : "rustig blijven anders schiet ik je vriendinnetje neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
(vervolgens) meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft geschoten; ( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer LB2R020002, gesloten d.d. 9 april 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1013.
2.Proces-verbaal van verdenking d.d. 14 januari 2020, p. 17-19.
3.Proces-verbaal van verdenking d.d. 14 januari 2020, p. 17-19 in combinatie met proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2020, 385-388.
4.Proces-verbaal van relaas betreffende het forensische onderzoek d.d. 3 maart 2020, p. 614 in combinatie met proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (Vrieheidepark [perceelnummer] Heerlen) d.d. 23 januari 2020, p. 623-628.
5.Proces-verbaal forensisch onderzoek, Volkswagen Polo d.d. 24 januari 2020, p. 737-749.
6.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 30 november 2021.
7.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] d.d. 9 januari 2020, p. 294-298.
8.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2020, p. 477-480.
9.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] d.d. 7 januari 2020, p. 481-490.