6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank overweegt in het bijzonder als volgt.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft een apotheek overvallen in een poging, door te dreigen met een mes, twee medewerksters te dwingen medicatie af te geven. Toen de politie vervolgens ter plaatse was, weigerde hij zijn mes te laten vallen en bleef hij met dat mes in de hand in de richting van de agenten lopen, ook nadat al een waarschuwingsschot was gelost. Daarmee heeft hij ook die agenten bedreigd. Dat leidde er uiteindelijk toe dat een van de agenten zich genoodzaakt zag de verdachte in zijn been te schieten teneinde hem te stoppen en te overmeesteren.
Feiten als deze hebben een zeer ingrijpend karakter. Dat geldt zowel voor de apotheekmedewerksters als voor de politieagenten. Zij werden tijdens hun werk geconfronteerd met een gewapende onberekenbare overvaller, niet wetend wat zijn intenties waren en welk gevaar zij liepen. Uit de onderbouwingen van de hierna nog te bespreken vorderingen te schadevergoeding en ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen blijkt wel hoe groot de impact voor de slachtoffers was, zowel privé als op het gebied van hun werk.
De persoon van de verdachte
De verdachte is blijkens zijn strafblad d.d. 11 april 2020 niet eerder veroordeeld. Dat werpt direct de vraag op hoe verdachte zover heeft kunnen komen op destijds 65-jarige leeftijd.
Een blik op de persoon van de verdachte leert daarbij dat geen sprake is van een ‘klassieke’ overval waarbij de dader zichzelf probeert te verrijken. Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, blijkt dat sprake was van een wanhoopsdaad van de verdachte met het doel uiteindelijk zichzelf van het leven te beroven. In eerste instantie door het verkrijgen van een daartoe geschikte hoeveelheid slaapmedicatie. En in tweede instantie door gedood te worden door de politie. Zo zei hij tegen de politie, nadat de politie hem in zijn been had geschoten, dat ze hem eigenlijk hadden moeten doodschieten.
Duidelijk is gebleken dat problematiek bij de verdachte ten grondslag lag aan deze feiten. Daarover heeft de psychiater gerapporteerd. Uit het rapport blijkt onder meer van het volgende:
Bij de verdachte is sprake van een depressieve stoornis die in de maanden voor het ten laste gelegde in ernst is toegenomen. (…) Er is tevens sinds 2007 sprake van een continu terugkerende passieve of actieve doodswens, met meerdere suïcidepogingen. In het psychiatrisch onderzoek worden veel depressieve symptomen gezien, zoals de sombere stemming, het vlakke affect en de gestoorde concentratie.
Naast de chronische depressieve stoornis wordt er een persoonlijkheidsstoornis
met vermijdende en afhankelijke trekken gediagnosticeerd. (…) Deze vermijdende en afhankelijke kenmerken kunnen ook onderdeel zijn van een depressieve stoornis. Er is
bij betrokkene echter sprake van een zeer langdurig patroon, waarbij deze kenmerken
al eerder leken te bestaan dan de apert depressieve symptomen. (…) De persoonlijkheidsstoornis is waarschijnlijk predisponerend geweest voor het ontwikkelen van de chronische depressieve stoornis.
De psychiater concludeert op basis van het onderzoek dat betrokkene het ten laste gelegde heeft gepleegd vanuit de wens om suïcide te plegen of om zichzelf te laten doden door een ander (door neergeschoten te worden). De maanden voorafgaand aan het ten laste gelegde was betrokkene toenemend suïcidaal, waarbij slapeloosheid een belangrijk rol speelde in de oplopende wanhoop van betrokkene. Hij overwoog meerdere methodes om suïcide te plegen, waaronder het plan om naar de apotheek te gaan en zich dood te laten schieten door de politie. De suïcidaliteit van betrokkene komt voort uit de depressieve stoornis en de persoonlijkheidsstoornis van betrokkene. Er kan daarom gesteld worden dat deze stoornissen hebben doorgewerkt in het ten laste gelegde en het betrokkene geen volledige controle had over zijn handelen ten tijde van het ten laste gelegde. (…) Concluderend hebben de depressieve stoornis en de persoonlijkheidsstoornis een belangrijke rol gespeeld in de beweegredenen van betrokkene voor het plegen van het ten laste gelegde. (…)
De psychiater adviseert het ten laste gelegde daarom in een verminderde mate toe te rekenen.
De psychiater adviseert verder een opname op een gesloten afdeling, gericht op het stabiliseren van het toestandsbeeld, optimaliseren van de medicatie en het verrichten van verdiepende diagnostiek, waarbij in beeld moet worden gebracht welke intensiviteit van ambulante behandeling noodzakelijk is. Zulks als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank zal deze adviezen volgen.
Deels voorwaardelijke gevangenisstraf
Verdachte is inmiddels geschorst uit de voorlopige hechtenis en ondergaat in het kader van die schorsing een klinische behandeling. Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarbij het deel van de gevangenisstraf dat het voorarrest overstijgt, te weten 141 dagen, voorwaardelijk zal worden opgelegd met een proeftijd van 2 jaren.
Met bijzondere voorwaarden
Voor de invulling van de bijzondere voorwaarden, zal de rechtbank aansluiten bij het advies van de reclassering van 26 april 2022. Dat houdt in dat de rechtbank aan de verdachte zal opleggen een meldplicht, klinische behandeling en ambulante behandeling. De maximale duur van klinische opname zal de rechtbank bepalen op één jaar.