ECLI:NL:RBLIM:2022:3806

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
9583067 cv expl 21-6201
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van inschrijfgeld in het kader van een overeenkomst op afstand

In deze zaak vordert de besloten vennootschap NTI B.V. betaling van inschrijfgeld van de gedaagde partij, die zich had ingeschreven voor een opleiding HBO Toegepaste Psychologie. De overeenkomst is op afstand tot stand gekomen op 26 augustus 2019. De gedaagde stelt dat zij geen lesmateriaal heeft ontvangen en geen contract heeft ondertekend. De kantonrechter oordeelt dat de eisende partij voldoende bewijs heeft geleverd dat de overeenkomst tot stand is gekomen, onder andere door het overleggen van de inschrijfbevestiging. De kantonrechter wijst het verweer van de gedaagde als ongeloofwaardig af, vooral omdat de gedaagde een betalingsregeling heeft getroffen, wat impliceert dat zij de overeenkomst erkent. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van € 1.713,66 toe, vermeerderd met rente en kosten, en veroordeelt de gedaagde in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9583067 \ CV EXPL 21-6201
Vonnis van de kantonrechter van 18 mei 2022
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NTI B.V. m.h.o.d.n. N.T.I. NEDERLANDS TALEN INSTITUUT; HOGESCHOOL NTI; NTI-HOGESCHOOL; NTI UNIVERSITY; NTI MBO-COLLEGE; UITGEVERIJ EDUCATIEF; EDUCATIEF; A.A.L.O.; A.A.L.O. OPLEIDINGEN; SCHRIJVERSACADEMIE; N.T.I.-VOORDEELSHOP; NOF NEDERLANDS OPLEIDINGSINSTUUT VOOR DE FITNESSBRANCHE; CECZ; CENTRAAL EXAMENINSTITUUT COMPLEMENTAIRE ZORG; NTI; AALO,
gevestigd te Leiden,
eisende partij,
gemachtigde Bosveld Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 1.713,66, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
Gedaagde partij voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Eisende partij stelt dat zij met gedaagde partij op 26 augustus 2019 een overeenkomst van opdracht is aangegaan ten behoeve van een opleiding HBO Toegepaste psychologie – Kinder- en Jeugdwetpsychologie. De overeenkomst is op afstand via internet tot stand gekomen. Zij vordert in deze procedure betaling van de maandelijkse facturen in de periode van 26 augustus 2019 tot en met 23 januari 2020. Gedaagde partij stelt geen lesmateriaal te hebben ontvangen en dat zij ook geen contract heeft ondertekend waarbij zij akkoord is gegaan met de opleiding.
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat eisende partij heeft aangetoond dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen zoals door haar is gesteld. In de dagvaarding geeft zij uitvoerig aan dat de overeenkomst via internet tot stand is gekomen en welke stappen van het digitale inschrijfproces zijn doorlopen. Omdat de overeenkomst via internet tot stand is gekomen, is er ook geen contract met daarop de handtekening van gedaagde partij.
3.3.
Uit de stukken blijkt verder dat er op 1 juli 2021 een betalingsregeling tot stand is gekomen. Het enkele feit dat gedaagde partij een betalingsregeling treft, houdt in dat zij de het bestaan van de overeenkomst erkent. Het verweer dat zij deze regeling heeft getroffen en een bedrag van € 20,00 heeft betaald om verdere kosten te voorkomen terwijl werd onderzocht hoe de schuld was ontstaan, vindt de kantonrechter niet geloofwaardig. Daarbij wijst de kantonrechter op de als productie 1 bij dagvaarding overgelegde inschrijfbevestiging waarin duidelijk staat aangegeven voor welke opleiding gedaagde partij zich heeft ingeschreven en tegen welke kosten. Gedaagde partij heeft niet betwist deze bevestiging te hebben ontvangen, terwijl zij ook niet stelt dat dit niet klopt.
3.4.
In punt 10 van de Inschrijfvoorwaarden (productie 3 bij dagvaarding) staat vermeld dat de cursist zich moet aanmelden per module waarna het lesmateriaal wordt toegestuurd. Dat gedaagde partij geen lesmateriaal heeft ontvangen zal waarschijnlijk ermee te maken hebben dat zij zich niet heeft aangemeld voor de module.
3.5.
Uit de brief van 1 juli 2021 waarin de betalingsregeling is getroffen, blijkt dat de eerste betaling op 9 juli 2021 gedaan moest zijn en de daarop volgende betalingen ook telkens voor de 9e van de betreffende maand. Gedaagde partij heeft hieraan niet voldaan. Zij heeft immers maar één betaling gedaan op 23 juli 2021. Daarna heeft zij niet meer betaald. Eisende partij heeft daarom terecht de betalingsregeling laten vervallen waardoor het openstaande bedrag ineens en volledig opeisbaar is. Dit houdt in dat de gevorderde hoofdsom kan worden toegewezen. De hoogte daarvan heeft gedaagde partij ook niet betwist.
3.6.
Over de hoofdsom van € 1.374,96 vordert eisende partij rente. De kantonrechter constateert dat gedaagde partij hiertegen geen, althans niet op aparte gronden, verweer voert. Ook dit deel van de vordering wordt daarom toegewezen.
3.7.
Verder vordert eisende partij nog betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 206,24. Op 26 augustus 2020 is de zogenoemde 14-dagenbrief aan gedaagde partij gestuurd. Dit is een vereiste voor toewijzing van incassokosten. Nu ook de hoogte van het gevorderde bedrag overeenkomstig de daarvoor geldende tarieven is, wordt ook deze nevenvordering toegewezen.
3.8.
Gedaagde partij wordt tot slot als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 123,48
  • griffierecht 507,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.004,48
Met betrekking tot de dagvaardingskosten geldt dat ter zake de kosten van het digitaal beslagregister een bedrag van € 2,20 wordt toegewezen in plaats van het gevorderde bedrag van € 4,34.
3.9.
In de conclusie van repliek merkt eisende partij nog op dat zij contact met gedaagde partij zal opnemen om tot een eventuele schikking te komen. Met dit vonnis is het dossier gesloten. Mochten partijen daarom nog een schikking treffen dan kan hiermee in dit vonnis geen rekening worden gehouden. Het is daarom aan partijen zelf om een eventuele schikking uit te voeren.
3.10.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 1.713,66, vermeerderd met de wettelijke rente van 2% per jaar over € 1.604,51 vanaf 19 november 2021 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 1.004,48,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: