ECLI:NL:RBLIM:2022:3804

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
8899366 cv expl 20-6361
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing schadevergoeding na deskundigenbericht in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, heeft de kantonrechter op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door mw. S. Keuren-de Wit van DAS Rechtsbijstand, en gedaagde, de besloten vennootschap Caris en Zonen B.V. De zaak betreft een vordering na een deskundigenbericht, waarin de deskundige de vragen van de kantonrechter inzichtelijk en deugdelijk heeft beantwoord. De gedaagde partij had in algemene zin commentaar op het deskundigenrapport, maar dit werd door de kantonrechter als onvoldoende beschouwd om tot een andere beoordeling te komen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij tekort was geschoten in de uitvoering van de overeenkomst door materialen te gebruiken die niet adequaat waren afgedicht, wat leidde tot vochtinwerking. De deskundige heeft de herstelkosten vastgesteld op € 9.000,00, inclusief btw, en dit bedrag werd toegewezen aan de eisende partij. Daarnaast werden ook de kosten voor expertise en incasso toegewezen, evenals de proceskosten aan de zijde van de eisende partij. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8899366 \ CV EXPL 20-6361
Vonnis van de kantonrechter van 18 mei 2022
in de zaak van:

1.[eiser sub 1] ,

wonend te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2] e.v. [eiser sub 1],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mw. S. Keuren-de Wit, DAS Rechtsbijstand,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CARIS EN ZONEN B.V.,
gevestigd te Nederweert,
gedaagde partij,
gemachtigde [gemachtigde gedaagde] .

1.De verdere procedure

Het verloop van de verdere procedure blijkt uit de volgende, nader door partijen ondernomen proceshandelingen dan wel door hen uitgewisselde processtukken:
  • het tussenvonnis de dato 22 september 2021 en al de daarin reeds opgesomde processtukken dan wel proceshandelingen;
  • het bericht van de bij dit tussenvonnis benoemde deskundige,
  • de conclusie na deskundigenrapport, tevens houdende akte vermeerdering van eis, aan de zijde van eisende partij,
  • de conclusie na deskundigenrapport aan de zijde van gedaagde partij,
  • het nadere bericht van gedaagde partij zich niet te verzetten tegen de door eisende partij gedane vermeerdering van eis.
Aansluitend is de zaak opnieuw op vonnis gesteld, waarvan de uitspraak is bepaald tegen heden.

2.Het nadere oordeel van de kantonrechter

Bij het hierboven aangeduide tussenvonnis de dato 22 september 2021 werd een deskundigenbericht ingeleid ter beantwoording van de in dat tussenvonnis aangeduide vragen.
Thans constateert de kantonrechter dat de deskundige op inzichtelijke wijze en ook deugdelijk gemotiveerd deze vragen heeft beantwoord, zodat in beginsel niets aan overname van de inhoud van het deskundigenrapport in de weg staat, tenzij het commentaar van partijen dat alsnog anders zou doen zijn.
Eisende partij heeft geen enkel commentaar en sluit zich juist bij de inhoud van het rapport aan.
Gedaagde partij heeft uitsluitend in algemene zin commentaar naar voren gebracht, in die zin dat de deskundige in haar ogen “te kort door de bocht zou zijn gegaan”. Een dergelijk commentaar reikt geen genoegzame aanknopingspunten aan voor een verdere beoordeling in rechte. Daarbij merkt de kantonrechter voor de goede orde nog op dat de eerder door gedaagde partij aan de deskundige voorgelegde opmerkingen naar aanleiding van een concept rapport van vraag tot vraag, concreet en specifiek, door de deskundige in zijn definitieve rapport werden beantwoord. Dat en waarom dat alles “te kort door de bocht zou zijn” valt niet te bepalen.
Het rapport van de deskundige wordt dan ook thans in rechte overgenomen. Dat betekent dat er een inmiddels tot verzuim uitgegroeide tekortkoming aan de zijde van gedaagde partij valt aan te wijzen om reden dat gedaagde materialen heeft gebruikt die niet waren voorzien van een adequate randafdichting, waardoor de vochtinwerking heeft plaatsgevonden, zoals door eisende partij in de onderhavige procedure bij gedaagde partij aan de orde gesteld.
De kosten van herstel worden door de deskundige bepaald op een bedrag ad € 9.000,00, inclusief btw. Gelet op de door eisende partij gedane vermeerdering van eis tot dit bedrag, waartegen gedaagde partij zich nadrukkelijk niet heeft verzet, ligt dit bedrag ten titel van vergoeding van schade aan eisende partij gereed. Aangetekend wordt nog voor de goede orde dat ook een aannemer (apart gezien van een verkopende partij) deugdelijke materialen dient te verwerken en/of in ieder geval dient te waarschuwen bij gebruik van materialen die achteraf alsnog – zonder conserverende maatregelen – ondeugdelijk kunnen blijken te zijn.
De toewijsbaarheid van dit bedrag ten titel van schadevergoeding in hoofdsom brengt met zich dat ook de afhankelijke nevenvordering tot vergoeding van expertisekosten (een bedrag ad € 1.149,50) en tot vergoeding van incassokosten (een bedrag ad € 734,45) dient te worden toegewezen.
Onder aanmerking van gedaagde partij als de in het ongelijk te stellen partij zal gedaagde partij ook in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van eisende partij ontstaan. Die kosten worden bepaald aan de hand van kosten exploot (€ 106,47), griffierecht (€ 236,00), salaris gemachtigde (€ 900,00), voorgeschoten kosten deskundigenbericht (€ 1.925,00) en ten slotte ook nakosten (€ 124,00). Er wordt daarom al met al beslist als volgt.

3.Beslissing:

Veroordeelt eisende partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan gedaagde partij ten titel van schadevergoeding een bedrag ad € 9.000,00, inclusief btw, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juni 2020 tot aan de datum van volledige betaling daarvan.
Veroordeelt eisende partij verder om tegen behoorlijk bewijs van kwijting en ten titel van vergoeding van expertisekosten aan gedaagde partij een bedrag ad € 1.149,50 te betalen.
Veroordeelt eisende partij voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting en ten titel van vergoeding van incassokosten aan gedaagde partij een bedrag ad € 734,45 te betalen.
Veroordeelt eisende partij ten slotte in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van gedaagde partij, inclusief voorgeschoten kosten deskundigenbericht, begroot op een bedrag ad € 3.291,47, bij gebreke van betaling binnen 14 dagen na heden te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de 15e dag na heden en tot aan de datum van volledige betaling daarvan.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns, kantonrechter te Roermond, en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2022.
type: PLG/GB
coll: