ECLI:NL:RBLIM:2022:3795

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
C/03/292032 / HA ZA 21-255
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen in het kader van softwareontwikkeling

In deze zaak vordert Kembit B.V. betaling van openstaande facturen van EDR Works Holding B.V. in het kader van de ontwikkeling van een mobiele applicatie. De partijen hebben in 2019 een samenwerkingsovereenkomst gesloten, waarbij Kembit verantwoordelijk was voor de ontwikkeling van de app. Kembit heeft in de periode van juni tot en met oktober 2019 verschillende facturen gestuurd voor verrichte werkzaamheden, maar EDR heeft deze facturen betwist. EDR stelt dat Kembit niet had mogen factureren voordat er overeenstemming was over de vereisten voor de app. Kembit daarentegen stelt dat de voorbereidende werkzaamheden zijn uitgevoerd op basis van de gemaakte afspraken en dat EDR verplicht is om deze kosten te vergoeden. De rechtbank heeft de vordering van Kembit in grote lijnen toegewezen, maar heeft ook rekening gehouden met de eerder gemaakte afspraken over compensatie en de correctie van een factuur. Uiteindelijk is EDR veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 26.640,76, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van buitengerechtelijke kosten. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van EDR.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/292032 / HA ZA 21-255
Vonnis van 11 mei 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KEMBIT B.V.,
gevestigd te Wijnandsrade, gemeente Beekdaelen,
eiseres,
advocaat mr. M.Y.J. [naam 3] ,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EDR WORKS HOLDING B.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. P.C.M. Ouwens.
Partijen zullen hierna Kembit en EDR worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 27,
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 11,
  • de brief van 21 maart 2022 aan de rechtbank van Kembit met productie 28,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 31 maart 2022,
  • de reactie van Kembit op het proces-verbaal van 19 april 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Kembit drijft een onderneming op het gebied van de IT-advisering en
-ondersteuning.
2.2.
EDR drijft een onderneming die zich bezighoudt met facturatie en (andere) financiële processen.
2.3.
EDR heeft in 2019 het plan opgevat om door middel van een nieuw te ontwikkelen mobiele applicatie genaamd
i-Finance(hierna: de app) haar dienstverlening - althans die van haar dochtervennootschap I-Finance.nl B.V. - uit te breiden. EDR heeft contact opgenomen met Kembit, om te onderzoeken of Kembit aan de ontwikkeling van de app zou kunnen bijdragen. Bij de beslissing om contact op te nemen met Kembit speelde een rol dat de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ), die voordien voor EDR had gewerkt, in 2019 werkte voor Kembit.
2.4.
Op 2 mei 2019 hebben vertegenwoordigers van Kembit (naast [naam 1] de heren
[naam 2] en [naam 3] , laatstgenoemde hierna: [naam 3] ) en van EDR (haar bestuurder, de heer [naam bestuurder] , hierna: [naam bestuurder] ) ten kantore van Kembit voor het eerst met elkaar gesproken over de werkzaamheden die Kembit ten behoeve van EDR zou kunnen verrichten.
2.5.
Vanaf juni 2019 hebben medewerkers van Kembit werkzaamheden verricht in verband met de ontwikkeling van de app ten behoeve van EDR.
Eind juli 2019 heeft Kembit een factuur gezonden aan EDR. De factuur, tot het bedrag van
€ 21.310,70 inclusief BTW, zag op in juni en juli 2019 door Kembit verrichte werkzaamheden in verband met: (a) projectmanagement, (b) vastlegging van de vereisten waaraan de app zou moeten voldoen (hierna: de
requirements) en (c) voorbereidende werkzaamheden.
2.6.
Kembit (in de persoon van mw. [naam 4] , hierna: [naam 4] ) heeft EDR in een e-mail d.d. 2 augustus 2019 als volgt bericht:
‘Onderwerp: DVO / Ontwikkeling mobiele applicatie(…)In de maand juni 2019 en ook de afgelopen maand hebben wij werkzaamheden verricht voor dit project. Dit is in nauw overleg gegaan met [naam 1] . [naam 1] is nu bezig om de requirements te beschrijven. (…)De mensen die aan jouw project werken heb ik even on-hold gezet, omdat wij de requirements nodig hebben om de zaak verder te kunnen oppakken. Het heeft geen zin om onnodig uren te verspijkeren. (…)Wij hebben op dit moment nog steeds geen getekende mantelovereenkomst alsmede DVO. Maar wij zijn wel in overleg met [naam 1] al gestart om alle voorbereidende werkzaamheden op te pakken. (…)Zou je mij willen voorzien van een getekende DVO en mantelovereenkomst?’.
2.7.
Bij e-mail van 15 augustus 2019 heeft [naam bestuurder] namens EDR Kembit als volgt bericht:
‘Vandaag ontving ik van jullie een factuur inzake werkzaamheden die voor ons zijn verricht. Natuurlijk moeten wij betalen wanneer jullie werk voor ons doen en ik ben blij dat het ook prioriteit heeft gekregen. Wat mij niet bevalt en ik zeg het maar gelijk recht voor zijn raap, ik vind niet dat er goed is gecommuniceerd.
1. Ik ben gewend dat we pas gaan werken en factureren wanneer het requirements document is afgetekend. Als we jullie hulp daarbij nodig hebben kan dat door middel van een betaalde informatie analist. Wij hebben nu zelf een aanzet gedaan, waarvan wij jullie versie nog moeten ontvangen;
2. [naam 3] en [naam 5] hebben dit elkaar ook toegezegd;
3. Er dient een getekend contract te zijn, wat er nog niet is;
4. Er moet een project administratie in place zijn, waarbij wij de wekelijkse urenstaten aftekenen. Er is anders geen enkele controle mogelijk op de prestaties van het ontwikkelteam en we werken ten slotte niet op fixed prise basis, dus die controle wil ik wel hebben.
Ik ben zeker niet boos en ik vermoed dat misschien [naam 1] ook wat druk heeft gelegd. Echter kan ik nu geen controle op de factuur doen, of de werkzaamheden terecht of onterecht zijn gemaakt en daarnaast zeggen heleboel onderwerpen mij niets. Hoe lossen we dit op?’
2.8.
Op 30 augustus 2019 hebben Kembit (vertegenwoordigd door, onder meer, [naam 3] , [naam 4] en [naam 1] , en EDR (vertegenwoordigd door, onder meer, [naam bestuurder] ) met elkaar gesproken te kantore van Kembit. Het verslag van de bespreking bevat, onder meer, het volgende:
Inleiding en doelstelling
Dit overleg is tot stand gekomen naar aanleiding van een aantal onduidelijkheden die zijn ontstaan inzake de wijze van ontwikkeling van de i-Finance applicatie en de gestuurde facturen vanuit KEMBIT.
Daarnaast heeft [naam bestuurder][ [naam bestuurder] , rechtbank]
aangegeven graag de spreekwoordelijke “neuzen dezelfde kant” op te willen krijgen en nader kennis te maken met de betrokken Developers en Projectmanager.
Gespreksonderwerpen
Kennismaking Development team
(…)
Requirements document
[naam bestuurder] heeft naar aanleiding van het door [naam 1] opgestelde requirements document nog een aantal aanvullingen gedaan. Deze zijn verder besproken.
Projectplan
Aangezien er onduidelijkheden bestonden over de werkwijze van KEMBIT inzake applicatie ontwikkeling, heeft [naam 3] een voorbeeld van een project rapportage laten zien en verder nader toegelicht.
Contracten (mantelovereenkomst en DVO) getekend
De contracten (mantelovereenkomst en DVO) zijn beide door [naam bestuurder] getekend.
Wijze van samenwerken
Om de samenwerking tussen EDR Works en KEMBIT goed te laten verlopen hebben wij de volgende afspraken met elkaar gemaakt:
1. Na elke sprint (2 weken) laat KEMBIT het resultaat in de vorm van een demo zien;
2. KEMBIT zal een testplan opzetten welke met Teun zal worden afgestemd;
3. Fouten zijn bespreekbaar.
Deadline
De deadline van het project is verschoven waardoor begin December 2019 nu van de baan is.
(…)
Facturen
Aangezien het project een opvallende start met een aantal onduidelijkheden op facturatie gebied heeft gehad, heeft [naam bestuurder] aangegeven hier een financiële compensatie voor te willen ontvangen. De hoogte van desbetreffende compensatie mag [naam 3][ [naam 3] , rechtbank]
bepalen.
Na het ontvangen van de compensatie zal [naam bestuurder] overgaan tot betaling van de openstaande facturen.
Gemaakte afspraken
Requirements
Wij hebben afgesproken dat [naam bestuurder] voorafgaande aan verdere ontwikkeling de requirements goedkeurt, e.e.a. wordt opgenomen in de planning en vervolgens wordt
gestart met ontwikkelen.
Projectplan
1. Wij hebben afgesproken dat wij wekelijks een Project rapportage ter goedkeuring naar [naam bestuurder] zal versturen.
2. In deze rapportage zal een urenregistratie met toelichting op desbetreffende werkzaamheden worden opgenomen.
3. Deze beslissing zal worden opgenomen in de Project rapportage als stuurgroep beslissing.(…)’.
2.9.
Op 30 augustus 2019 zijn de Raamovereenkomst ICT Dienstverlening EDR Works - Kembit (hierna: de raamovereenkomst) en de Dienstverleningsovereenkomst Ontwikkeling mobiele applicatie (hierna: de DVO) ondertekend door Kembit en door EDR.
2.10.
De raamovereenkomst bevat, onder meer, het volgende:
10 Facturering en betaling
10.1
De vergoeding voor de af te nemen diensten en/of in te huren Functionarissen wordt per maand achteraf door Opdrachtnemer aan Opdrachtgever in rekening gebracht, tenzij hier in een Dienstverlenings-overeenkomst afwijkende afspraken over zijn gemaakt.
10.2
Indien Dienstverlening op basis van nacalculatie wordt geleverd, zullen de Functionarissen aan Opdrachtgever aan de hand van tijdstaten opgave doen van de door hen aan de opdracht bestede uren (…). Die tijdstaten zullen terstond na ontvangst daarvan door Opdrachtgever schriftelijk worden goedgekeurd of met opgaaf van redenen, worden afgekeurd en aan de betrokken Functionarissen worden teruggegeven.10.3 Onverminderd het recht van Opdrachtnemer om op andere wijze bewijs te leveren van de door de betrokken Functionarissen bestede uren en gemaakte kosten zal Opdrachtnemer op basis van de goedgekeurde tijdstaten zijn facturen opmaken en maandelijks aan Opdrachtgever toezenden.
(…)10.6 Indien Opdrachtgever de verschuldigde (niet-betwiste) bedragen niet binnen de in artikel 10.7 overeengekomen termijn betaalt, zal Opdrachtgever, zonder dat enige ingebrekestelling nodig is, over het openstaande bedrag de wettelijke rente verschuldigd zijn. Indien Opdrachtgever na ingebrekestelling nalatig blijft de vordering te voldoen, kan de vordering uit handen worden gegeven, in welk geval Opdrachtgever naast het alsdan verschuldigde totale bedrag tevens gehouden zal zijn tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten, conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (…).10.7 Betaling door Opdrachtgever aan Opdrachtnemer zal geschieden binnen dertig (30) dagen na factuurdatum’.
2.11.
De DVO bevat, onder meer, het volgende:
2 OMSCHRIJVING PROJECT2.1 Specificatie van de te verrichten Werkzaamheden
Opdrachtnemer zal ten behoeve van Opdrachtgever overgaan tot het uitvoeren van de Prestatie bestaande uit het, conform de Scope als vastgelegd in het als bijlage A bij deze Dienstverleningsovereenkomst bijgevoegd ‘Requirements document d.d. 16-08-2019 revisie 23’, ontwikkelen van de Applicatie, door de volgende werkzaamheden zal uit te voeren (de Werkzaamheden):
• Het opstellen van een planning, die in ieder geval bevat de diverse milestones en streefdata (de Planning),
• Het maken en afstemmen van de MockUps middels de oplevering van een Wireframe conform de standaard van KEMBIT (het Wireframe);
• Het maken en afstemmen van de High-Level Architectuur middels de oplevering van een Architectuur document conform de standaard van KEMBIT (het Architectuurdocument);
• Het ontwikkelen van de basis t.b.v. de Applicatie alsmede het autorisatiegedeelte;
• Het uitzoeken van de koppeling met de bestaande infrastructuur van Opdrachtgever Works.
2.2
Goedkeuring Scope
Opdrachtnemer zal niet verder gaan met de uitvoering van de Werkzaamheden dan na Acceptatie door Opdrachtgever van de Scope, de Planning, het Wireframe respectievelijk het Architectuurdocument, welke instemming Opdrachtgever niet op onredelijke gronden zal onthouden.
3 UITVOERING WERKZAAMHEDEN
3.1
Aanvang van de voornoemde werkzaamheden
De startdatum van het Project is 1 juni 2019. Eventuele voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van het Project kunnen al eerder worden gestart, voor zover deze niet leiden tot hogere kosten dan in deze Dienstverleningsovereenkomst zijn vastgelegd.
(…)4 TOEZICHT EN OVERLEG
4.1
Overlegstructuur
Partijen zullen elkaar over en weer steeds tijdig en naar behoren informeren over al die zaken, feiten en omstandigheden welke voor de voortgang van de Werkzaamheden van belang (kunnen) zijn.
4.2
Rapportage
De Project Manager rapporteert aan de Opdrachtgever twee wekelijks en/of op eerste verzoek van Opdrachtgever over de voortgang en de resultaten van de Werkzaamheden. In deze Rapportage dient ten minste aandacht te worden besteed aan:
i.
i) De over de voortgaande week bestede uren door overlegging van een urenadministratie;
ii) (De voortgang en stand van) de Werkzaamheden in relatie tot de Planning;
iii) Af te handelen verzoeken om Wijziging van de Scope;
iv) Meerwerkaanspraken.
5 TARIEF
5.1
Kosten
De Werkzaamheden worden uitgevoerd door Functionarissen van Opdrachtnemer, welke acteren vanuit de volgende rollen, waarbij tevens het uurtarief per rol is vermeld conform de tarieven, zoals die in de Raamovereenkomst zijn vastgelegd:
• (Mobile) Developer Medior - € 85,00
• (Mobile) Developer Senior - € 95,00
• Projectleider - € 95,00
Naar schatting zijn er in totaal 490 uur nodig om de Werkzaamheden uit te voeren. Het Project wordt uitgevoerd op basis van nacalculatie. Genoemde bedragen zijn exclusief btw.
(…)’.
2.12. Eind augustus 2019 heeft Kembit een tweede factuur, voor een bedrag van
€ 27.207,46 inclusief BTW, gezonden aan EDR in verband met in augustus 2019 door haar verrichte werkzaamheden. De factuur had betrekking op werkzaamheden in verband met: (a) projectmanagement, (b)
requirementsen (c) voorbereidende werkzaamheden.
2.13.
Bij e-mail van 18 september 2019 heeft [naam bestuurder] namens EDR Kembit, onder meer, als volgt bericht:
‘Naar aanleiding van onderstaande mail[van 12 september 2019, bevattend een verzoek van EDR om een update ter zake het verslag van de bespreking op 30 augustus 2019, rechtbank]
spraken wij elkaar afgelopen maandag. In dit gesprek gaf je aan dat het geen
normale gang van zaken was dat wij pas 3 weken na een meeting een besprekingsverslag zouden ontvangen. Ik heb mijn ongenoegen hierover kenbaar gemaakt, maar je gaf aan dat er escalaties waren etc. Kan gebeuren natuurlijk. Wat mij echter wel heeft verbaast dat ik wederom een nieuwe rekening van ca 27 k heb ontvangen, terwijl het werk gewoon stil had moeten liggen tot dat de requirements afgetekend zijn, sterker nog het e.e.a. is door jou bevestigd per email. Ik erken de nota dan ook met klem niet tot dat er volledig opheldering wat we waarom aan het doen zijn…Ik moet je eerlijk zeggen dat ik geschrokken ben van deze handelswijze. Er gaan nu teveel zaken niet goed omtrent dit project en ik verwacht het besprekingsverslag uiterlijk aanstaande vrijdag’.
2.14.
Bij e-mail van 19 september 2019 heeft [naam 4] namens Kembit EDR, onder meer, als volgt bericht:
‘Zoals afgesproken stuur ik hierbij het gespreksverslag d.d. 30 augustus jl.
Verder hebben [naam 3] , [naam 6] en ik vanmorgen overleg gehad over de voortgang van het traject en de gefactureerde uren. Ik zal e.e.a. per onderwerp verder toelichten.
Voortgang traject
Zoals aangegeven hebben wij vanmorgen de voortgang besproken. Om de vaart er opnieuw in te brengen hebben wij de volgende besluiten genomen:
• [naam 6] en [naam 1] zullen morgen een overleg inplannen om de bespreking met jou voor te bereiden. Deze uren zullen niet in rekening worden gebracht;
• Aanstaande maandag staat een afspraak met [naam bestuurder] ingepland met als doelstelling het bespreken van openstaande punten en het finaliseren (lees: accordering door [naam bestuurder] ) van de requirements. Ook deze uren zullen niet in rekening worden gebracht.
• Daarnaast zal ook de High Level Architectuur worden besproken en afgetikt, uitgaande van het feit dat [naam 1] nu al een ontwerp heeft liggen;
• Daarna zal [naam 6] samen met de ontwikkelaars een workbreakdown maken. Daaruit volgt een planning en een projectvoorstel. Dat gaan wij delen met jou en na akkoord van jouw zijde, starten met het project.
Doelstelling is om 30 september het project te starten.
Gefactureerde uren
Wij hebben de facturen (F19-CON-0574 en F19-CON-0639)[zie rov. 2.5. en 2.12., rechtbank]
doorgenomen en zijn tot de conclusie gekomen dat deze
uren terecht zijn gefactureerd. Onderstaand overzicht laat het totaal van de gewerkte uren per maand zien:
Medewerker Juli
[naam 1] 23,9
[naam 6] 3
[naam 7] 80
[naam 8] 74Totaal 180,9
Medewerker Augustus
[naam 1] 57
[naam 6] 9
[naam 9] 6 – 6 CorrigerenTotaal 72
Doordat de voortgang van het project wat stroef is verlopen hebben wij in de maand juli en per 31.7.2019 de betrokken ontwikkelaars van het project afgehaald. Dat is destijds niet afgesproken, maar dat toont wel aan dat wij niet zondermeer uren doorbelasten. De uren van juli hebben overigens deels betrekking op de uren van [naam 1] alsmede op de bouw en inrichting van het project.
De uren van de maand augustus hebben hoofdzakelijk betrekking op werkzaamheden van [naam 1] (requirements). De uren van [naam 9] zijn onterecht berekend; deze zullen wij crediteren (6 uur x € 95,00 = € 570,00 excl. B.T.W.).
Tijdens het overleg van 30 augustus jl. heb je aangegeven dat je graag een tegemoetkoming ziet voor de stroeve opstart die dit project heeft gekend. Normaliter is ons standpunt dat terecht gefactureerde uren in rekening worden gebracht. In dit geval willen wij jou toch tegemoetkomen in de vorm van een éénmalige “korting” (op beide facturen) van 10 %. Hierbij wil ik echter nogmaals benadrukken dat ik van mening ben dat de gemaakte uren
daadwerkelijk en op een zinvolle manier besteed zijn.
Kun jij je vinden in bovenstaand voorstel?’2.15. Bij e-mail van 24 september 2019 heeft [naam bestuurder] namens EDR Kembit, onder meer, als volgt bericht:
’Gisteren een evaluatie meeting gehad met [naam 1] , [naam 6][ [naam 6] , projectmanager Kembit, rechtbank]
, [naam 10][medewerker van EDR, rechtbank]
en ondergetekende, waarvan hieronder het verslag:
Project aanvang
Met alle goede bedoelingen van de wereld is dit niet goed gegaan. Ook de opdracht die zou worden uitgevoerd voldoet niet aan de verwachtingen. In de opdracht tot dienstverlening wordt gesuggereerd dat met de schatting van ongeveer 400 uur de versie 1 van de App opgeleverd zou moeten zijn. Nu blijkt dat dit alleen voor het opstellen van een projectplan te moeten zijn wat vreemd genoeg drie tot vier keer te duur is en niet marktconform. Na ruim een uur discussie en een pauze is er duidelijkheid ontstaan wat er precies is gebeurd en waarom. Er zijn daarom de volgende afspraken gemaakt:
1. Requirements
Zijn nagenoeg bekend. (…)
2. High level architectuur
3. Work Breakdown
4. Schatting aantal benodigde uren
5. Presentatie projectplan (kick off programming)
Onderdeel 2 tot en met 5 zal voornamelijk door [naam 1] moeten worden gemaakt, die helaas maar 1 dag in de week beschikbaar is. Het e.e.a. kan dus nog wel een week of 4 op zich laten wachten. Deze documentatie is echter noodzakelijk om te bepalen of we wel of niet met elkaar door gaan en waar de eerste twee facturen ter hoogte van een 40k aan zijn “verbrand”? Hopelijk blijkt er straks dat er al werkzaamheden zijn verricht die in de Work
breakdown als afgerond kunnen worden gedocumenteerd.
Tot slot
Ondergetekende zal direct om de tafel gaan met [naam 3] wanneer 5 is gepresenteerd. Tot die tijd worden de nota’s die zijn verzonden niet door EDR W geaccepteerd. Er MOET duidelijkheid komen waaraan de uren zijn besteed en wat nog meer kan worden verwacht voor dit project.’
2.16.
Eind oktober 2019 heeft Kembit een derde factuur, d.d. 31 oktober 2019 voor een bedrag van € 4.722,15 inclusief BTW, gezonden aan EDR in verband met in september en oktober door haar verrichte werkzaamheden. De factuur had betrekking op werkzaamheden in verband met: (a) projectmanagement en (b)
requirements.
2.17.
In november 2019 heeft EDR het door Kembit opgestelde document inzake de requirements goedgekeurd.
2.18.
EDR en Kembit hebben daarna gesproken over de verdere bijdrage van Kembit aan de daadwerkelijke ontwikkeling van de app en de daartoe te sluiten tweede DVO. Bespreekpunten waren, onder meer, het tijdpad, de omvang van de door [naam 1] te verrichten werkzaamheden en de totale kosten in relatie tot de al gemaakte (voorbereidings)kosten. Partijen hebben over en weer voorstellen gedaan. In een e-mail van 20 januari 2020 heeft EDR Kembit bericht dat wordt afgezien van (verdere) samenwerking.
2.19.
EDR heeft in maart 2020 € 21.127,- betaald aan Kembit, zich daarbij op het standpunt stellend dat zij daarmee, zoals van haar kon worden verwacht, had betaald voor alle werkzaamheden van Kembit in verband met de
requirements.
Kembit heeft zich daarna op het standpunt gesteld dat alle drie de door haar verzonden facturen volledig door EDR dienden te worden voldaan, zodat Kembit nog recht heeft op betaling van € 32.113,31 (met rente). EDR heeft geweigerd om dit bedrag te betalen.

3.Het geschil

3.1.
Kembit vordert samengevat - veroordeling van EDR tot betaling van € 32.113,31 aan hoofdsom en € 1.096,13 aan buitengerechtelijke kosten, beide bedragen te vermeerderen met (handels)rente en met (proces)kosten.
3.2.
EDR voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kembit heeft opmerkingen gemaakt naar aanleiding van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 31 maart 2022. De (voorgestelde) aanvulling/correctie is niet relevant voor de beoordeling van het geschil. De rechtbank laat de inhoud van het desbetreffende bericht (zie rov. 1.1.-slot) daarom buiten beschouwing.
4.2. Kembit vordert nakoming van de afspraken zoals die - volgens haar - tijdens de eerste bespreking op 2 mei 2019 tussen haar en EDR zijn gemaakt en zoals die naderhand schriftelijk zijn vastgelegd in (met name) de DVO. De stellingen van Kembit hiertoe luiden, samengevat, als volgt.
Tijdens de eerste bespreking is afgesproken dat EDR Kembit zou betrekken bij de app-ontwikkeling en dat Kembit daartoe in de eerste plaats zou starten met het in kaart brengen van de
requirements. Deze werkzaamheden zouden worden verricht door [naam 1] , in nauw overleg met EDR. Vanwege de deadline 1 december 2019 die EDR destijds voor ogen stond, zouden andere Kembit-medewerkers meteen ook starten met voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van de app-ontwikkeling (waaronder begrepen het ontwikkelen van de standaardcomponenten van de app, zoals een
login-module), voor zover dat althans kon zonder over de
requirementste beschikken.
De afspraken over de voorbereidende werkzaamheden zijn naderhand vastgelegd in de DVO. Alle in artikel 2.1 van de DVO (zie rov. 2.11.) beschreven werkzaamheden zijn voorbereidende werkzaamheden. De DVO ziet niet op de werkzaamheden van Kembit in verband met de
requirements. Voor de ontwikkeling van de app als zodanig zou naderhand een tweede DVO worden gesloten. Gedurende de totale looptijd van het project zouden de basisafspraken in de raamovereenkomst van toepassing zijn.
Het op 25 juli 2019 door Kembit aan EDR toegezonden concept van de (eerste) DVO was in principe akkoord. Op verzoek van [naam bestuurder] is een rapportage-mechanisme toegevoegd, zodat EDR vat kon houden op de ontwikkelingskosten. Eind augustus heeft EDR de raamovereenkomst en de DVO ondertekend en daarmee de eerder gemaakte afspraken bevestigd. In artikel 3.1 van de DVO wordt 1 juni 2019 vermeld als startdatum van het project, waarmee wordt onderkend dat de voorbereidende werkzaamheden eerder zouden worden opgestart dan na gereedkoming van het
requirements-document. Uit artikel 5.1 volgt dat voor de voorbereidende werkzaamheden naar schatting 490 uren nodig zouden zijn.
De drie aan EDR verzonden facturen zien volledig op werkzaamheden die door EDR zijn opgedragen; dat geldt voor het werk aan de
requirementsén voor de voorbereidende werkzaamheden. Alle in rekening gebrachte uren zijn daadwerkelijk gewerkt. De in rekening gebrachte uurlonen zijn conform de DVO. Het totaal in rekening gebrachte aantal uren voor voorbereidende werkzaamheden blijft ruimschoots binnen de schatting in de DVO. De bij de facturen gevoegde overzichten gaven EDR voldoende inzicht in de aard en de omvang van de werkzaamheden van Kembit. EDR heeft daarnaast een projectoverzicht en andere documenten ontvangen van Kembit en was ook daardoor op de hoogte van de voortgang en de stand van zaken. Naar aanleiding van de bezwaren van EDR tegen de facturen hebben partijen nog nader gesproken over de verrichte werkzaamheden en is daarop, en op de facturen, een nadere toelichting gegeven.
Begin augustus 2019 heeft Kembit de voorbereidende werkzaamheden
on holdgezet. In overeenstemming met de wensen van EDR is daarna alleen nog gewerkt aan de
requirements. De facturen van augustus 2019 en oktober 2019 zien dan ook alleen nog op werkzaamheden in verband met de
requirements. Op de tweede factuur staan ook nog zes uren voor voorbereidende werkzaamheden, maar die fout is naderhand gecorrigeerd in de
e-mail aan EDR van 19 september 2019 (zie rov. 2.14.).
Gelet op de bezwaren die EDR had in verband met de eerste en de tweede factuur heeft Kembit EDR een zekere compensatie toegezegd. Kembit heeft daartoe op 19 september 2019 een voorstel gedaan (10% korting op de eerste en de tweede factuur). EDR is in reactie daarop gebleven bij haar betwisting van de facturen (zie de rov. 2.14. en 2.15.). Kembit heeft zich ingespannen om EDR te overtuigen van de juistheid van de facturen en heeft zich ook ingespannen om met EDR tot overeenstemming te komen over de tweede DVO. Uiteindelijk is dat niet gelukt doordat EDR heeft besloten om niet verder te gaan met het project. Alle compensatie is toegezegd uitgaande van de situatie waarin Kembit ook de app-ontwikkeling op zich zou nemen. Nu dat niet is gebeurd, is de compensatie voor Kembit van tafel.
EDR is in gebreke gesteld bij brief van 24 juli 2020. In overeenstemming met artikel 10.7 van de raamovereenkomst kan Kembit aanspraak maken op betaling van de wettelijke handelsrente na ommekomst van de betalingstermijn van 30 dagen in de facturen. Op grond van artikel 10.6 van de raamovereenkomst heeft Kembit recht op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten zoals gevorderd.
4.3. EDR voert verweer tegen vordering en wel, samengevat, als volgt.
Gebruikelijk bij de ontwikkeling van software, zoals de app, is dat eerst wordt gewerkt aan de vastlegging van de
requirementsen dat pas als daar overeenstemming over bestaat, wordt gewerkt aan de ontwikkeling van de app. Voor deze laatste werkzaamheden dient een offerte te worden opgesteld, juist ook op basis van de
requirements, en pas na goedkeuring daarvan bestaat reden om te starten met de app-ontwikkeling.
Op deze basis heeft EDR ook gecontracteerd met Kembit. Betwist wordt dat op 2 mei 2019 mondeling andere afspraken zijn gemaakt. Partijen zijn daarna nooit verder gekomen dan de fase van het vaststellen van de
requirements. Daarop ziet de DVO. De eerste factuur is dan ook terecht betwist. Datzelfde geldt voor de tweede (en de derde) factuur. Mede gelet op de toezegging van Kembit in haar e-mail van 2 augustus 2019 (zie rov. 2.6.) had Kembit vanaf begin augustus 2019 haar werkzaamheden moeten staken totdat overeenstemming bestond over de
requirements.
Ook het aantal gefactureerde uren wordt betwist. EDR heeft nimmer urenstaten afgetekend. EDR heeft zelf erg veel bijgedragen aan het vastleggen van de requirements. Kembit heeft daarom ten dele voor werkzaamheden gefactureerd die feitelijk door EDR zijn verricht. De standaardcomponenten behoren bij Kembit op de plank te liggen. Het is niet de bedoeling dat dienaangaande de volledige ontwikkelingskosten worden doorberekend.
De gang van zaken rondom de opstart van het project en de facturen is voor Kembit en EDR reden geweest om af te spreken dat EDR een zekere compensatie zou worden geboden. Aan die afspraak, en aan andere in verband met de facturen gemaakte nadere afspraken, is Kembit nog steeds gebonden.
Partijen hebben in een vroeg stadium besproken dat de ontwikkeling van de app in totaal ongeveer € 50.000,- zou moeten kosten. Uiteindelijk bleek dat Kembit dacht dat zij voor het ontwikkelen van de app 1804 uren nodig had, wat neerkomt op € 170.000,-. Niettemin heeft EDR zich ingespannen om met Kembit tot een akkoord te komen. De door EDR geconstateerde vertrouwensbreuk was uiteindelijk de reden om niet een tweede DVO, voor de app-ontwikkeling, te sluiten. EDR was gehouden om te betalen voor de werkzaamheden van Kembit in verband met de
requirementsen is die verplichting nagekomen. Op betaling van andere bedragen heeft Kembit geen recht.
4.4.
De rechtbank overweegt dat partijen het erover eens zijn dat EDR Kembit heeft opgedragen om de
requirementsvoor de app in kaart te brengen en schriftelijk vast te leggen en dat Kembit dit heeft gedaan. Partijen zijn het er ook over eens dat EDR de door Kembit gefactureerde uren voor de werkzaamheden aan de
requirementsheeft voldaan. Het onderwerp ‘
requirements’ kan daarmee in dit vonnis verder onbesproken blijven.
Daaraan doet niet af dat EDR in de conclusie van antwoord heeft gesteld dat zij zelf erg veel heeft bijgedragen aan het vastleggen van de requirements en dat Kembit daardoor ten dele heeft gefactureerd voor werkzaamheden die feitelijk door EDR zijn verricht. Dit bezwaar heeft - kennelijk - niet in de weg gestaan aan de volledige betaling door EDR. EDR heeft aan haar genoemde bezwaar geen andere rechtgevolgen verbonden.
4.5. In verband met de voorbereidende werkzaamheden verschillen partijen duidelijk van opvatting. De rechtbank is van oordeel dat de stellingen van Kembit in verschillende opzichten steun vinden in de DVO, terwijl dat niet geldt voor de verweren van EDR.
Zo heeft Kembit tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd gesteld dat de DVO (en met name artikel 2.1, zie rov. 2.11.) uitsluitend ziet op de aanvullende werkzaamheden en dat de DVO juist ook werd gesloten om de afspraken daarover schriftelijk vast te leggen. Deze stelling is in overeenstemming met de opsomming en de omschrijving van de werkzaamheden van Kembit in de e-mail van EDR van 24 september 2019 (zie rov. 2.15.) en is tijdens de mondelinge behandeling ook niet betwist door EDR, die mede daardoor haar eigen stelling dat de DVO enkel ziet op de
requirements(cva 3.18) onvoldoende heeft onderbouwd.
Op de stellingen van Kembit sluit ook aan dat in artikel 3.1 van de DVO 1 juni 2019 wordt genoemd als startdatum van het project en dat in artikel 5.1 van de DVO het geschatte aantal uren voor de onder 2.1 genoemde werkzaamheden wordt gesteld op 490 uur. EDR heeft als verweer gesteld dat partijen in een vroeg stadium hebben besproken dat de ontwikkeling van de app in totaal ongeveer € 50.000,- zou kosten, maar heeft niet gesteld wanneer dit is besproken en wat het standpunt van Kembit ten aanzien van dit bedrag is geweest. EDR heeft evenmin toegelicht hoe het genoemde bedrag zich verhoudt tot de geschatte 490 uren in de DVO, waaruit volgt (mede gelet op de in artikel 5.1 van de DVO genoemde uurtarieven) dat alleen de voorbereidende werkzaamheden al ruim € 40.000,- zouden kunnen kosten.
4.6.
Bij dit alles is van belang dat EDR en Kembit in de zomer van 2019 uitdrukkelijk hebben gesproken over de inhoud van de DVO en dat zij daarover tot overeenstemming zijn gekomen. Dit laatste mag worden afgeleid uit de ondertekening van de DVO op
30 augustus 2019 door zowel Kembit als EDR (zie rov. 2.9.).
Gelet hierop kan in het midden blijven wat er precies is besproken/afgesproken tussen partijen tijdens het eerste overleg op 2 mei 2019 (zie rov. 2.4.). Ook als EDR het gelijk aan haar kant heeft met haar verweer dat toen niet is afgesproken dat Kembit ook al een start zou maken met de voorbereidende werkzaamheden, heeft te gelden dat die afspraak wél is neergelegd, met terugwerkende kracht tot 1 juni 2019, in de DVO. Door de ondertekening van de DVO heeft EDR aangegeven (ook) daarmee in te stemmen. Kembit mocht daarop vertrouwen, en mocht er daarmee ook op vertrouwen dat EDR zou betalen voor de tot begin augustus 2019 verrichte voorbereidende werkzaamheden.
Dat partijen het over die betaling eens waren, blijkt ook uit de (door EDR niet ter discussie gestelde) inhoud van het verslag van de bespreking op 30 augustus 2019 (zie rov. 2.8.):
‘Aangezien het project een opvallende start met een aantal onduidelijkheden op facturatie gebied heeft gehad, heeft [naam bestuurder] aangegeven hier een financiële compensatie voor te willen ontvangen. De hoogte van desbetreffende compensatie mag [naam 3][ [naam 3] , rechtbank]
bepalen. Na het ontvangen van de compensatie zal [naam bestuurder] overgaan tot betaling van de openstaande facturen’[de compensatie komt hierna nader aan de orde, rechtbank].
EDR heeft geen (deugdelijk onderbouwd) verweer gevoerd dat een ander licht werpt op de tussen partijen bereikte wilsovereenstemming zoals neergelegd in de DVO. De na
30 augustus 2019 door EDR verzonden e-mails doen niet af aan de inhoud van de DVO en zijn daarmee zonder verder belang voor de beoordeling van de vordering van Kembit.
4.7. Het voorgaande betekent dat de rechtbank het verweer van EDR verwerpt dat Kembit ten dele werkzaamheden heeft verricht (en daarvoor betaling verlangt), terwijl voor die werkzaamheden in het geheel geen opdracht is gegeven.
4.8.
EDR heeft ook bezwaar gemaakt tegen het aantal door Kembit gefactureerde uren. Het bezwaar in verband met de
requirementsheeft de rechtbank in het voorgaande besproken (zie rov. 4.4.-slot).
In verband met de voorbereidende werkzaamheden is allereerst van belang het verweer van EDR dat Kembit in de e-mail van [naam 4] van 2 augustus 2019 (zie rov. 2.6.) uitdrukkelijk heeft toegezegd dat de werkzaamheden
on holdzouden worden gezet totdat overeenstemming zou bestaan over de
requirements, en dat Kembit zich niet aan deze toezegging heeft gehouden. Dit verweer wordt verworpen. Uit de genoemde e-mail volgt niet dat ook het werk van [naam 1] aan de
requirementszou worden stopgezet. Dat ligt ook niet voor de hand, gelet op het belang dat EDR hechtte aan de totstandkoming van het desbetreffende document. Dat - in strijd met de op 2 augustus 2019 gedane toezegging - op de tweede factuur uren voor voorbereidende werkzaamheden waren opgenomen, heeft Kembit nadien bestempeld als een fout, met de toezegging dat deze uren (€ 570,- exclusief BTW) zouden worden gecrediteerd (zie rov. 2.14.).
Ook het verweer dat in verband met de ontwikkeling van standaardcomponenten te veel uren in rekening zijn gebracht, wordt verworpen. EDR heeft niet betwist dat de desbetreffende uren daaraan daadwerkelijk zijn besteed. Als uitgangspunt heeft dan te gelden dat, nu de desbetreffende werkzaamheden zijn opgedragen, EDR daarvoor dient te betalen. Gesteld noch gebleken is dat in verband met de kosten van de ontwikkeling van standaardcomponenten door Kembit toezeggingen zijn gedaan of verwachtingen zijn gewekt, op grond waarvan zij minder mag factureren. Daar komt bij dat Kembit tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft gesteld dat de situatie bij EDR zó specifiek was dat niet met het gebruik van (eventueel al voorhanden zijnde) standaardcomponenten kon worden volstaan, en dat EDR deze stelling niet (voldoende gemotiveerd) heeft weersproken.
Juist is, ten slotte, dat aan EDR geen urenstaten ter ondertekening zijn voorgelegd (waarop vervolgens de facturen zijn gebaseerd). Op basis van de stukken (en de verdere informatie) waarover EDR wél beschikte, was - en is - zij niettemin in staat om gericht verweer te voeren tegen de facturen. Dergelijk verweer is, afgezien van de hiervoor besproken en verworpen specifieke verweren, niet gevoerd.
4.9.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank (ook) de verweren van EDR in verband met de omvang van de facturen verwerpt.
4.10.
Dit alles wil niet zeggen dat de vordering van Kembit in volle omvang kan worden toegewezen.
In de eerste plaats is van belang dat Kembit (zoals in rov. 4.8. werd vermeld) uitdrukkelijk en zonder voorbehoud de creditering van een bedrag van (€ 570,- exclusief BTW =)
€ 689,70 inclusief BTW heeft toegezegd. Op betaling van dat bedrag kan Kembit nu geen aanspraak maken. Dit verweer heeft EDR terecht gevoerd.
In de tweede plaats is van belang dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de compensatie die Kembit EDR zou bieden in verband met de
‘opvallende start[van het project, rechtbank]
met een aantal onduidelijkheden op facturatie gebied’(citaat uit het verslag van de bijeenkomst op 30 augustus 2019, zie rov. 4.6.). Partijen hebben daarbij afgesproken dat Kembit de hoogte van de compensatie zou mogen bepalen. In de e-mail van 19 september 2019 (zie rov. 2.14.) heeft Kembit dit gedaan, door een korting van 10% op de eerste en de tweede factuur in het vooruitzicht te stellen. Gelet op de eerder gemaakte afspraken behoefde EDR hiermee niet in te stemmen. Dat, zoals Kembit tijdens de mondelinge behandeling heeft aangevoerd, de compensatie alleen zou worden gegeven als het project volledig zou worden afgerond, heeft zij niet eerder gesteld en is ook niet af te leiden uit de correspondentie uit 2019. EDR mocht - en mag - er daarom op vertrouwen dat de op 30 augustus 2019 afgesproken en op 19 september 2019 geconcretiseerde compensatie alsnog wordt geboden. Ook dit verweer heeft EDR terecht gevoerd.
In de laatste maanden van 2019 en in januari 2020 hebben Kembit en EDR gesproken over de voorzetting van het project door middel van het sluiten van een tweede DVO, die betrekking zou hebben op de concrete app-ontwikkeling (zie ook de rov. 2.18.-2.19.). Uit de overgelegde correspondentie uit die periode blijkt dat beide partijen er veel aan gelegen was om tot overeenstemming te komen. Over en weer zijn dan ook verlangens geuit en voorstellen gedaan, ook in financiële zin. Een van deze financiële voorstellen (in een e-mail van 13 december 2019 van Kembit aan EDR, prod. 18 dv.) hield onder meer verband met de door Kembit vanaf juni 2019 verrichte voorbereidende werkzaamheden en de daarvoor gefactureerde bedragen (die ten dele zouden kunnen worden gecrediteerd, om mede daardoor tot een passend totaalvoorstel voor de voortzetting van het project te kunnen komen). EDR heeft niet deugdelijk onderbouwd waarom Kembit door dit (deel)voorstel wordt gebonden, terwijl partijen, uiteindelijk, geen overeenstemming hebben weten te bereiken over het sluiten van de tweede DVO. Het aan de genoemde e-mail van
13 december 2019 ontleende verweer van EDR wordt dan ook verworpen.
4.11.
De vordering van Kembit heeft in hoofdsom betrekking op het totaalbedrag van de drie door haar aan EDR verzonden facturen (te weten: € 53.240,31 inclusief BTW), waarvan afgetrokken het door EDR op 6 maart 2020 betaalde bedrag ad € 21.127,- inclusief BTW, waarna resteert het volgens Kembit openstaande bedrag ad € 32.113,31 inclusief BTW.
Gelet op de in de vorige rov. genomen beslissingen dient het bedrag van de tweede factuur te worden verminderd met € 689,70 inclusief BTW en dient het bedrag van de eerste en de tweede factuur (vervolgens) te worden verminderd met 10%.
Toewijsbaar aan hoofdsom is daarom:
- een bedrag voor werkzaamheden in juni en juli 2019
ad (€ 21.310,70 -/- 10% =) € 19.179,63
- een bedrag voor werkzaamheden in augustus 2019
ad ((27.207,46 -/- 689,70 =) € 26.517,76 -/- 10% =) € 23.865,98
- een bedrag voor werkzaamheden in september en
oktober 2019 ad
€ 4.722,15+
subtotaal€ 47.767,76
- onder aftrek van het reeds betaalde bedrag ad
€ 21.127,00-/-
totaal€ 26.640,76.
De gevorderde handelsrente is in beginsel toewijsbar vanaf de vervaldata van de facturen. Kembit heeft niet duidelijk aangegeven op welke facturen (tot welke bedragen) de deelbetaling door EDR ziet. Waar het de ingangsdatum van de handelsrente betreft zal de rechtbank daarom uitgaan van (de dag na) de vervaldatum van de derde factuur, te weten (de dag na) 30 november 2019.
Aan buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar het gevorderde bedrag ad (€ 1.096,13 exclusief BTW =) € 1.326,32 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding (7 mei 2021).
4.12.
EDR zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Kembit worden tot op heden begroot op:
- dagvaarding 90,67
- griffierecht 2.076,00
- salaris advocaat
1.442,00(2 punten × tarief III, € 721,00)
totaal € 3.608,67.
Inzake de rente over de proceskosten zal worden beslist als na te melden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt EDR tot betaling aan Kembit van € 26.640,76, dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt EDR tot betaling aan Kembit van € 1.326,32, dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2021;
5.3.
veroordeelt EDR in de proceskosten, aan de zijde van Kembit tot op heden begroot op € 3.608,67, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2022.