Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 27,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 11,
- de brief van 21 maart 2022 aan de rechtbank van Kembit met productie 28,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 31 maart 2022,
- de reactie van Kembit op het proces-verbaal van 19 april 2022.
2.De feiten
-ondersteuning.
i-Finance(hierna: de app) haar dienstverlening - althans die van haar dochtervennootschap I-Finance.nl B.V. - uit te breiden. EDR heeft contact opgenomen met Kembit, om te onderzoeken of Kembit aan de ontwikkeling van de app zou kunnen bijdragen. Bij de beslissing om contact op te nemen met Kembit speelde een rol dat de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ), die voordien voor EDR had gewerkt, in 2019 werkte voor Kembit.
[naam 2] en [naam 3] , laatstgenoemde hierna: [naam 3] ) en van EDR (haar bestuurder, de heer [naam bestuurder] , hierna: [naam bestuurder] ) ten kantore van Kembit voor het eerst met elkaar gesproken over de werkzaamheden die Kembit ten behoeve van EDR zou kunnen verrichten.
Eind juli 2019 heeft Kembit een factuur gezonden aan EDR. De factuur, tot het bedrag van
€ 21.310,70 inclusief BTW, zag op in juni en juli 2019 door Kembit verrichte werkzaamheden in verband met: (a) projectmanagement, (b) vastlegging van de vereisten waaraan de app zou moeten voldoen (hierna: de
requirements) en (c) voorbereidende werkzaamheden.
‘Onderwerp: DVO / Ontwikkeling mobiele applicatie(…)In de maand juni 2019 en ook de afgelopen maand hebben wij werkzaamheden verricht voor dit project. Dit is in nauw overleg gegaan met [naam 1] . [naam 1] is nu bezig om de requirements te beschrijven. (…)De mensen die aan jouw project werken heb ik even on-hold gezet, omdat wij de requirements nodig hebben om de zaak verder te kunnen oppakken. Het heeft geen zin om onnodig uren te verspijkeren. (…)Wij hebben op dit moment nog steeds geen getekende mantelovereenkomst alsmede DVO. Maar wij zijn wel in overleg met [naam 1] al gestart om alle voorbereidende werkzaamheden op te pakken. (…)Zou je mij willen voorzien van een getekende DVO en mantelovereenkomst?’.
‘Vandaag ontving ik van jullie een factuur inzake werkzaamheden die voor ons zijn verricht. Natuurlijk moeten wij betalen wanneer jullie werk voor ons doen en ik ben blij dat het ook prioriteit heeft gekregen. Wat mij niet bevalt en ik zeg het maar gelijk recht voor zijn raap, ik vind niet dat er goed is gecommuniceerd.
‘Inleiding en doelstelling
aangegeven graag de spreekwoordelijke “neuzen dezelfde kant” op te willen krijgen en nader kennis te maken met de betrokken Developers en Projectmanager.
(…)
[naam bestuurder] heeft naar aanleiding van het door [naam 1] opgestelde requirements document nog een aantal aanvullingen gedaan. Deze zijn verder besproken.
Aangezien er onduidelijkheden bestonden over de werkwijze van KEMBIT inzake applicatie ontwikkeling, heeft [naam 3] een voorbeeld van een project rapportage laten zien en verder nader toegelicht.
De contracten (mantelovereenkomst en DVO) zijn beide door [naam bestuurder] getekend.
Om de samenwerking tussen EDR Works en KEMBIT goed te laten verlopen hebben wij de volgende afspraken met elkaar gemaakt:
De deadline van het project is verschoven waardoor begin December 2019 nu van de baan is.
Aangezien het project een opvallende start met een aantal onduidelijkheden op facturatie gebied heeft gehad, heeft [naam bestuurder] aangegeven hier een financiële compensatie voor te willen ontvangen. De hoogte van desbetreffende compensatie mag [naam 3][ [naam 3] , rechtbank]
bepalen.
Wij hebben afgesproken dat [naam bestuurder] voorafgaande aan verdere ontwikkeling de requirements goedkeurt, e.e.a. wordt opgenomen in de planning en vervolgens wordt
1. Wij hebben afgesproken dat wij wekelijks een Project rapportage ter goedkeuring naar [naam bestuurder] zal versturen.
‘10 Facturering en betaling
‘2 OMSCHRIJVING PROJECT2.1 Specificatie van de te verrichten Werkzaamheden
i) De over de voortgaande week bestede uren door overlegging van een urenadministratie;
2.12. Eind augustus 2019 heeft Kembit een tweede factuur, voor een bedrag van
€ 27.207,46 inclusief BTW, gezonden aan EDR in verband met in augustus 2019 door haar verrichte werkzaamheden. De factuur had betrekking op werkzaamheden in verband met: (a) projectmanagement, (b)
requirementsen (c) voorbereidende werkzaamheden.
‘Naar aanleiding van onderstaande mail[van 12 september 2019, bevattend een verzoek van EDR om een update ter zake het verslag van de bespreking op 30 augustus 2019, rechtbank]
spraken wij elkaar afgelopen maandag. In dit gesprek gaf je aan dat het geen
‘Zoals afgesproken stuur ik hierbij het gespreksverslag d.d. 30 augustus jl.
doorgenomen en zijn tot de conclusie gekomen dat deze
’Gisteren een evaluatie meeting gehad met [naam 1] , [naam 6][ [naam 6] , projectmanager Kembit, rechtbank]
, [naam 10][medewerker van EDR, rechtbank]
en ondergetekende, waarvan hieronder het verslag:
requirements.
requirements.
Kembit heeft zich daarna op het standpunt gesteld dat alle drie de door haar verzonden facturen volledig door EDR dienden te worden voldaan, zodat Kembit nog recht heeft op betaling van € 32.113,31 (met rente). EDR heeft geweigerd om dit bedrag te betalen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
4.2. Kembit vordert nakoming van de afspraken zoals die - volgens haar - tijdens de eerste bespreking op 2 mei 2019 tussen haar en EDR zijn gemaakt en zoals die naderhand schriftelijk zijn vastgelegd in (met name) de DVO. De stellingen van Kembit hiertoe luiden, samengevat, als volgt.
Tijdens de eerste bespreking is afgesproken dat EDR Kembit zou betrekken bij de app-ontwikkeling en dat Kembit daartoe in de eerste plaats zou starten met het in kaart brengen van de
requirements. Deze werkzaamheden zouden worden verricht door [naam 1] , in nauw overleg met EDR. Vanwege de deadline 1 december 2019 die EDR destijds voor ogen stond, zouden andere Kembit-medewerkers meteen ook starten met voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van de app-ontwikkeling (waaronder begrepen het ontwikkelen van de standaardcomponenten van de app, zoals een
login-module), voor zover dat althans kon zonder over de
requirementste beschikken.
De afspraken over de voorbereidende werkzaamheden zijn naderhand vastgelegd in de DVO. Alle in artikel 2.1 van de DVO (zie rov. 2.11.) beschreven werkzaamheden zijn voorbereidende werkzaamheden. De DVO ziet niet op de werkzaamheden van Kembit in verband met de
requirements. Voor de ontwikkeling van de app als zodanig zou naderhand een tweede DVO worden gesloten. Gedurende de totale looptijd van het project zouden de basisafspraken in de raamovereenkomst van toepassing zijn.
Het op 25 juli 2019 door Kembit aan EDR toegezonden concept van de (eerste) DVO was in principe akkoord. Op verzoek van [naam bestuurder] is een rapportage-mechanisme toegevoegd, zodat EDR vat kon houden op de ontwikkelingskosten. Eind augustus heeft EDR de raamovereenkomst en de DVO ondertekend en daarmee de eerder gemaakte afspraken bevestigd. In artikel 3.1 van de DVO wordt 1 juni 2019 vermeld als startdatum van het project, waarmee wordt onderkend dat de voorbereidende werkzaamheden eerder zouden worden opgestart dan na gereedkoming van het
requirements-document. Uit artikel 5.1 volgt dat voor de voorbereidende werkzaamheden naar schatting 490 uren nodig zouden zijn.
De drie aan EDR verzonden facturen zien volledig op werkzaamheden die door EDR zijn opgedragen; dat geldt voor het werk aan de
requirementsén voor de voorbereidende werkzaamheden. Alle in rekening gebrachte uren zijn daadwerkelijk gewerkt. De in rekening gebrachte uurlonen zijn conform de DVO. Het totaal in rekening gebrachte aantal uren voor voorbereidende werkzaamheden blijft ruimschoots binnen de schatting in de DVO. De bij de facturen gevoegde overzichten gaven EDR voldoende inzicht in de aard en de omvang van de werkzaamheden van Kembit. EDR heeft daarnaast een projectoverzicht en andere documenten ontvangen van Kembit en was ook daardoor op de hoogte van de voortgang en de stand van zaken. Naar aanleiding van de bezwaren van EDR tegen de facturen hebben partijen nog nader gesproken over de verrichte werkzaamheden en is daarop, en op de facturen, een nadere toelichting gegeven.
Begin augustus 2019 heeft Kembit de voorbereidende werkzaamheden
on holdgezet. In overeenstemming met de wensen van EDR is daarna alleen nog gewerkt aan de
requirements. De facturen van augustus 2019 en oktober 2019 zien dan ook alleen nog op werkzaamheden in verband met de
requirements. Op de tweede factuur staan ook nog zes uren voor voorbereidende werkzaamheden, maar die fout is naderhand gecorrigeerd in de
e-mail aan EDR van 19 september 2019 (zie rov. 2.14.).
Gelet op de bezwaren die EDR had in verband met de eerste en de tweede factuur heeft Kembit EDR een zekere compensatie toegezegd. Kembit heeft daartoe op 19 september 2019 een voorstel gedaan (10% korting op de eerste en de tweede factuur). EDR is in reactie daarop gebleven bij haar betwisting van de facturen (zie de rov. 2.14. en 2.15.). Kembit heeft zich ingespannen om EDR te overtuigen van de juistheid van de facturen en heeft zich ook ingespannen om met EDR tot overeenstemming te komen over de tweede DVO. Uiteindelijk is dat niet gelukt doordat EDR heeft besloten om niet verder te gaan met het project. Alle compensatie is toegezegd uitgaande van de situatie waarin Kembit ook de app-ontwikkeling op zich zou nemen. Nu dat niet is gebeurd, is de compensatie voor Kembit van tafel.
EDR is in gebreke gesteld bij brief van 24 juli 2020. In overeenstemming met artikel 10.7 van de raamovereenkomst kan Kembit aanspraak maken op betaling van de wettelijke handelsrente na ommekomst van de betalingstermijn van 30 dagen in de facturen. Op grond van artikel 10.6 van de raamovereenkomst heeft Kembit recht op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten zoals gevorderd.
4.3. EDR voert verweer tegen vordering en wel, samengevat, als volgt.
Gebruikelijk bij de ontwikkeling van software, zoals de app, is dat eerst wordt gewerkt aan de vastlegging van de
requirementsen dat pas als daar overeenstemming over bestaat, wordt gewerkt aan de ontwikkeling van de app. Voor deze laatste werkzaamheden dient een offerte te worden opgesteld, juist ook op basis van de
requirements, en pas na goedkeuring daarvan bestaat reden om te starten met de app-ontwikkeling.
Op deze basis heeft EDR ook gecontracteerd met Kembit. Betwist wordt dat op 2 mei 2019 mondeling andere afspraken zijn gemaakt. Partijen zijn daarna nooit verder gekomen dan de fase van het vaststellen van de
requirements. Daarop ziet de DVO. De eerste factuur is dan ook terecht betwist. Datzelfde geldt voor de tweede (en de derde) factuur. Mede gelet op de toezegging van Kembit in haar e-mail van 2 augustus 2019 (zie rov. 2.6.) had Kembit vanaf begin augustus 2019 haar werkzaamheden moeten staken totdat overeenstemming bestond over de
requirements.
Ook het aantal gefactureerde uren wordt betwist. EDR heeft nimmer urenstaten afgetekend. EDR heeft zelf erg veel bijgedragen aan het vastleggen van de requirements. Kembit heeft daarom ten dele voor werkzaamheden gefactureerd die feitelijk door EDR zijn verricht. De standaardcomponenten behoren bij Kembit op de plank te liggen. Het is niet de bedoeling dat dienaangaande de volledige ontwikkelingskosten worden doorberekend.
De gang van zaken rondom de opstart van het project en de facturen is voor Kembit en EDR reden geweest om af te spreken dat EDR een zekere compensatie zou worden geboden. Aan die afspraak, en aan andere in verband met de facturen gemaakte nadere afspraken, is Kembit nog steeds gebonden.
requirementsen is die verplichting nagekomen. Op betaling van andere bedragen heeft Kembit geen recht.
requirementsvoor de app in kaart te brengen en schriftelijk vast te leggen en dat Kembit dit heeft gedaan. Partijen zijn het er ook over eens dat EDR de door Kembit gefactureerde uren voor de werkzaamheden aan de
requirementsheeft voldaan. Het onderwerp ‘
requirements’ kan daarmee in dit vonnis verder onbesproken blijven.
Daaraan doet niet af dat EDR in de conclusie van antwoord heeft gesteld dat zij zelf erg veel heeft bijgedragen aan het vastleggen van de requirements en dat Kembit daardoor ten dele heeft gefactureerd voor werkzaamheden die feitelijk door EDR zijn verricht. Dit bezwaar heeft - kennelijk - niet in de weg gestaan aan de volledige betaling door EDR. EDR heeft aan haar genoemde bezwaar geen andere rechtgevolgen verbonden.
4.5. In verband met de voorbereidende werkzaamheden verschillen partijen duidelijk van opvatting. De rechtbank is van oordeel dat de stellingen van Kembit in verschillende opzichten steun vinden in de DVO, terwijl dat niet geldt voor de verweren van EDR.
Zo heeft Kembit tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd gesteld dat de DVO (en met name artikel 2.1, zie rov. 2.11.) uitsluitend ziet op de aanvullende werkzaamheden en dat de DVO juist ook werd gesloten om de afspraken daarover schriftelijk vast te leggen. Deze stelling is in overeenstemming met de opsomming en de omschrijving van de werkzaamheden van Kembit in de e-mail van EDR van 24 september 2019 (zie rov. 2.15.) en is tijdens de mondelinge behandeling ook niet betwist door EDR, die mede daardoor haar eigen stelling dat de DVO enkel ziet op de
requirements(cva 3.18) onvoldoende heeft onderbouwd.
Op de stellingen van Kembit sluit ook aan dat in artikel 3.1 van de DVO 1 juni 2019 wordt genoemd als startdatum van het project en dat in artikel 5.1 van de DVO het geschatte aantal uren voor de onder 2.1 genoemde werkzaamheden wordt gesteld op 490 uur. EDR heeft als verweer gesteld dat partijen in een vroeg stadium hebben besproken dat de ontwikkeling van de app in totaal ongeveer € 50.000,- zou kosten, maar heeft niet gesteld wanneer dit is besproken en wat het standpunt van Kembit ten aanzien van dit bedrag is geweest. EDR heeft evenmin toegelicht hoe het genoemde bedrag zich verhoudt tot de geschatte 490 uren in de DVO, waaruit volgt (mede gelet op de in artikel 5.1 van de DVO genoemde uurtarieven) dat alleen de voorbereidende werkzaamheden al ruim € 40.000,- zouden kunnen kosten.
30 augustus 2019 door zowel Kembit als EDR (zie rov. 2.9.).
Dat partijen het over die betaling eens waren, blijkt ook uit de (door EDR niet ter discussie gestelde) inhoud van het verslag van de bespreking op 30 augustus 2019 (zie rov. 2.8.):
‘Aangezien het project een opvallende start met een aantal onduidelijkheden op facturatie gebied heeft gehad, heeft [naam bestuurder] aangegeven hier een financiële compensatie voor te willen ontvangen. De hoogte van desbetreffende compensatie mag [naam 3][ [naam 3] , rechtbank]
bepalen. Na het ontvangen van de compensatie zal [naam bestuurder] overgaan tot betaling van de openstaande facturen’[de compensatie komt hierna nader aan de orde, rechtbank].
30 augustus 2019 door EDR verzonden e-mails doen niet af aan de inhoud van de DVO en zijn daarmee zonder verder belang voor de beoordeling van de vordering van Kembit.
4.7. Het voorgaande betekent dat de rechtbank het verweer van EDR verwerpt dat Kembit ten dele werkzaamheden heeft verricht (en daarvoor betaling verlangt), terwijl voor die werkzaamheden in het geheel geen opdracht is gegeven.
requirementsheeft de rechtbank in het voorgaande besproken (zie rov. 4.4.-slot).
In verband met de voorbereidende werkzaamheden is allereerst van belang het verweer van EDR dat Kembit in de e-mail van [naam 4] van 2 augustus 2019 (zie rov. 2.6.) uitdrukkelijk heeft toegezegd dat de werkzaamheden
on holdzouden worden gezet totdat overeenstemming zou bestaan over de
requirements, en dat Kembit zich niet aan deze toezegging heeft gehouden. Dit verweer wordt verworpen. Uit de genoemde e-mail volgt niet dat ook het werk van [naam 1] aan de
requirementszou worden stopgezet. Dat ligt ook niet voor de hand, gelet op het belang dat EDR hechtte aan de totstandkoming van het desbetreffende document. Dat - in strijd met de op 2 augustus 2019 gedane toezegging - op de tweede factuur uren voor voorbereidende werkzaamheden waren opgenomen, heeft Kembit nadien bestempeld als een fout, met de toezegging dat deze uren (€ 570,- exclusief BTW) zouden worden gecrediteerd (zie rov. 2.14.).
Ook het verweer dat in verband met de ontwikkeling van standaardcomponenten te veel uren in rekening zijn gebracht, wordt verworpen. EDR heeft niet betwist dat de desbetreffende uren daaraan daadwerkelijk zijn besteed. Als uitgangspunt heeft dan te gelden dat, nu de desbetreffende werkzaamheden zijn opgedragen, EDR daarvoor dient te betalen. Gesteld noch gebleken is dat in verband met de kosten van de ontwikkeling van standaardcomponenten door Kembit toezeggingen zijn gedaan of verwachtingen zijn gewekt, op grond waarvan zij minder mag factureren. Daar komt bij dat Kembit tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft gesteld dat de situatie bij EDR zó specifiek was dat niet met het gebruik van (eventueel al voorhanden zijnde) standaardcomponenten kon worden volstaan, en dat EDR deze stelling niet (voldoende gemotiveerd) heeft weersproken.
In de eerste plaats is van belang dat Kembit (zoals in rov. 4.8. werd vermeld) uitdrukkelijk en zonder voorbehoud de creditering van een bedrag van (€ 570,- exclusief BTW =)
€ 689,70 inclusief BTW heeft toegezegd. Op betaling van dat bedrag kan Kembit nu geen aanspraak maken. Dit verweer heeft EDR terecht gevoerd.
‘opvallende start[van het project, rechtbank]
met een aantal onduidelijkheden op facturatie gebied’(citaat uit het verslag van de bijeenkomst op 30 augustus 2019, zie rov. 4.6.). Partijen hebben daarbij afgesproken dat Kembit de hoogte van de compensatie zou mogen bepalen. In de e-mail van 19 september 2019 (zie rov. 2.14.) heeft Kembit dit gedaan, door een korting van 10% op de eerste en de tweede factuur in het vooruitzicht te stellen. Gelet op de eerder gemaakte afspraken behoefde EDR hiermee niet in te stemmen. Dat, zoals Kembit tijdens de mondelinge behandeling heeft aangevoerd, de compensatie alleen zou worden gegeven als het project volledig zou worden afgerond, heeft zij niet eerder gesteld en is ook niet af te leiden uit de correspondentie uit 2019. EDR mocht - en mag - er daarom op vertrouwen dat de op 30 augustus 2019 afgesproken en op 19 september 2019 geconcretiseerde compensatie alsnog wordt geboden. Ook dit verweer heeft EDR terecht gevoerd.
In de laatste maanden van 2019 en in januari 2020 hebben Kembit en EDR gesproken over de voorzetting van het project door middel van het sluiten van een tweede DVO, die betrekking zou hebben op de concrete app-ontwikkeling (zie ook de rov. 2.18.-2.19.). Uit de overgelegde correspondentie uit die periode blijkt dat beide partijen er veel aan gelegen was om tot overeenstemming te komen. Over en weer zijn dan ook verlangens geuit en voorstellen gedaan, ook in financiële zin. Een van deze financiële voorstellen (in een e-mail van 13 december 2019 van Kembit aan EDR, prod. 18 dv.) hield onder meer verband met de door Kembit vanaf juni 2019 verrichte voorbereidende werkzaamheden en de daarvoor gefactureerde bedragen (die ten dele zouden kunnen worden gecrediteerd, om mede daardoor tot een passend totaalvoorstel voor de voortzetting van het project te kunnen komen). EDR heeft niet deugdelijk onderbouwd waarom Kembit door dit (deel)voorstel wordt gebonden, terwijl partijen, uiteindelijk, geen overeenstemming hebben weten te bereiken over het sluiten van de tweede DVO. Het aan de genoemde e-mail van
13 december 2019 ontleende verweer van EDR wordt dan ook verworpen.
Gelet op de in de vorige rov. genomen beslissingen dient het bedrag van de tweede factuur te worden verminderd met € 689,70 inclusief BTW en dient het bedrag van de eerste en de tweede factuur (vervolgens) te worden verminderd met 10%.
Toewijsbaar aan hoofdsom is daarom:
- een bedrag voor werkzaamheden in juni en juli 2019
ad (€ 21.310,70 -/- 10% =) € 19.179,63
- een bedrag voor werkzaamheden in augustus 2019
ad ((27.207,46 -/- 689,70 =) € 26.517,76 -/- 10% =) € 23.865,98
- een bedrag voor werkzaamheden in september en
oktober 2019 ad
€ 4.722,15+
subtotaal€ 47.767,76
- onder aftrek van het reeds betaalde bedrag ad
€ 21.127,00-/-
totaal€ 26.640,76.
Aan buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar het gevorderde bedrag ad (€ 1.096,13 exclusief BTW =) € 1.326,32 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding (7 mei 2021).
1.442,00(2 punten × tarief III, € 721,00)