ECLI:NL:RBLIM:2022:3734

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
C/03/304145 / JE RK 22-669
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot oplegging van een BOR-regeling in het belang van minderjarigen met traumatherapie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 16 mei 2022 een tussenbeschikking gegeven in een procedure waarin de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (de GI) verzoekt om een BOR-regeling (Begeleide Omgangsregeling) op te leggen. Dit verzoek volgt op het feit dat een eerdere vrijwillige BOR-regeling niet van de grond is gekomen. De kinderrechter heeft de ouders, de moeder en de vader, gehoord en heeft de minderjarige [kind 1] buiten aanwezigheid van partijen gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de kinderen [kind 1] en [kind 2] door de ouders wordt uitgeoefend en dat er een ondertoezichtstelling is die loopt tot 7 mei 2023.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling overwogen dat, hoewel beide ouders achter een BOR-regeling staan, de vrijwillige regeling niet succesvol is gebleken. De moeder heeft aangegeven dat zij geen emotionele toestemming kan geven voor contactherstel tussen de kinderen en de vader, en dat de kinderen momenteel traumatherapie ondergaan. De kinderrechter heeft twijfels over de haalbaarheid van een verplichte BOR-regeling en heeft daarom de raad voor de kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de situatie van de kinderen en advies uit te brengen over de mogelijkheid van een zorgregeling.

De kinderrechter heeft de beslissing aangehouden in afwachting van het rapport van de raad voor de kinderbescherming en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De rechtbank heeft de partijen geïnformeerd over de verdere voortgang van de procedure en de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Roermond
Zaaknummer: C/03/304145 / JE RK 22-669 & C/03/304146 JERK 22-670
Datum uitspraak: 16 mei 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
locatie Venlo, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[kind 1], geboren op [geboortedatum] 2008 te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: [kind 1] .
[kind 2] ,geboren op [geboortedatum] 2013 te [plaatsnaam] ,
Hierna te noemen [kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
bijgestaan door mr. M.MP. Gerrits,
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaatsnaam] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlage(n) van de GI van 14 april 2022, ingekomen bij de griffie op 14 april 2022.
1.2.
Op 11 mei 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- [vertegenwoordigster] , namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft de minderjarige [kind 1] voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter zitting buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de kinderrechter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [kind 1] en [kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 26 april 2022 is de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] verlengd tot 7 mei 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen, in die zin dat een BOR wordt opgelegd, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI voert daartoe het navolgende aan. In september 2021 heeft er een gesprek met vader, moeder en de kinderen plaatsgevonden over het ontbreken van contact tussen vader en zonen. Het was in het belang van de kinderen dat contactherstel snel kon worden opgepakt, wat werd erkend door beide ouders. De GI heeft vervolgens een bepaling jeugdhulp afgegeven voor een (vrijwillige) BOR en aan de Mutsaersstichting gevraagd om deze op te pakken. Het doel van de BOR was om contact tussen vader en zonen te herstellen, onder professionele begeleiding, passend bij het tempo en de behandeling van de kinderen. De Mutsaersstichting is diverse gesprekken aangegaan met de ouders, maar heeft in februari 2022 moeten concluderen dat er onvoldoende draagvlak is voor een vrijwillige BOR en deze afgesloten middels een eindrapportage. De Mutsaersstichting heeft kenbaar gemaakt dat zij de BOR wel zouden kunnen oppakken en vormgeven onder een gedwongen kader, met behulp van een rechtelijke uitspraak. Ouders kunnen dit verzoek ondersteunen, waarbij wel de voorwaarde blijft gelden om het contactherstel aan te gaan onder professionele begeleiding, passend bij het tempo en in afstemming met de behandeling van de kinderen.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
De vader heeft ter zitting aangegeven in te stemmen met het verzoek. Voorts heeft vader verzocht de behandeling van de zaak aan te houden zodat hij zich kan laten bijstaan door zijn advocaat. Daarnaast vond vader het lastig om zijn zoon op de rechtbank te zien. De vader heeft vroegtijdig de zitting verlaten.
4.2.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij kan instemmen met het verzoek maar zij geen emotionele toestemming aan de kinderen kan geven. De moeder stelt daarbij de voorwaarde dat de hulpverleners van de kinderen informatie kunnen uitwisselen met de medewerkers van het BOR-traject. De moeder geeft tevens aan dat de vader de toestemming voor die informatie uitwisseling weigert. Daarnaast geeft moeder aan dat zij niet de overtuiging heeft dat contact met hun vader de kinderen ten goede zal komen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een omgangsregeling vaststellen of wijzigen, voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
De kinderrechter beoordeelt of het in het belang van [kind 1] en [kind 2] noodzakelijk is dat een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt vastgesteld.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Ondanks dat beide ouders achter een BOR-regeling staan is een vrijwillige BOR-regeling niet van de grond gekomen. De kinderrechter vraagt zich derhalve af of een verplichte BOR-regeling op dit moment dan wel van de grond zal komen. Duidelijk is immers dat moeder haar emotionele toestemming niet kan geven aan de kinderen. De kinderen hebben veel meegemaakt en krijgen op dit moment traumatherapie. Uit het kindgesprek met [kind 1] heeft de kinderrechter eveneens kunnen opmaken dat [kind 1] op dit moment mentaal nog niet klaar is voor contactherstel en hij liever eerst zijn behandeling wilt afronden. Er is sprake van angst bij [kind 1] . De kinderrechter kan niet inschatten of een BOR-regeling op dit moment in het belang van de kinderen kan worden geacht. De rechtbank dient nader ingelicht te worden omtrent de vraag of het vaststellen van een zorgregeling tussen de vader en de kinderen op dit moment in het belang van de kinderen is. De rechtbank zal de raad voor de kinderbescherming dan ook verzoeken daarover rapport en advies uit te brengen. In afwachting daarvan zal de rechtbank de behandeling van en de beslissing aanhouden

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verzoekt de raad voor de kinderbescherming een onderzoek te doen en rapport en advies uit te brengen over de vraag of het tot stand brengen van een zorgregeling tussen de vader en de kinderen op dit moment in het belang van de kinderen is en zo ja hoe een zorgregeling in dat geval vorm zou moeten krijgen;
6.2.
verzoekt de raad voor de kinderbescherming de rechtbank Limburg, locatie Roermond, te berichten wanneer wordt gestart met het onderzoek en verzoekt dit te berichten aan het regiebureau, waarna de rechtbank partijen zal informeren over de verdere voortgang van de procedure;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de beslissing aan in afwachting van het rapport van de raad voor de kinderbescherming.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Oelmeijer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van W. Raaijmakers, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.