ECLI:NL:RBLIM:2022:3731

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
21/944
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van WIA-uitkering na beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische situatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiser, die als machinist werkte, had zich op 6 juni 2018 ziekgemeld vanwege mentale klachten. Het UWV heeft zijn aanvraag op 21 juli 2020 afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond op 18 februari 2021. Eiser stelde dat zijn medische situatie onvoldoende was meegewogen en dat hij meer beperkingen had dan het UWV aannam.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, op basis van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank concludeerde dat deze rapporten zorgvuldig waren opgesteld en aan de vereisten voldeden. Eiser had niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om zijn standpunt te onderbouwen. De rechtbank vond dat de medische beoordeling van het UWV adequaat was en dat de functies die aan eiser waren toegewezen, passend waren bij zijn beperkingen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen recht had op een WIA-uitkering. De rechtbank besliste dat eiser de proceskosten niet vergoed zou krijgen, aangezien hij in het ongelijk was gesteld. De uitspraak werd op dezelfde dag verzonden en zou binnen een week openbaar worden gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: 21/944

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. Dabekaussen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 21 juli 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 18 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als machinist. Hij heeft zich op 6 juni 2018 wegens mentale klachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een arts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 3 juni 2020 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 97,04% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gerapporteerd dat er medische argumenten zijn om de vastgestelde belastbaarheid te wijzigen. Zij heeft daarom de FML aangepast. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat er aanleiding is af te wijken van de conclusie van de arbeidsdeskundige. Hij concludeert dat eiser per
3 juni 2020 29,26% arbeidsongeschikt is. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Volgens eiser is zijn medische situatie onvoldoende meegewogen bij de totstandkoming van het bestreden besluit. Hij is beperkter dan het UWV heeft aangenomen. Verder stelt eiser dat hij met zijn beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht heeft op een WIAuitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 3 juni 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
8. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Er heeft een telefonisch spreekuur plaatsgevonden. De arts heeft beschreven dat er bij de beoordeling rekening is gehouden met de gegevens in het dossier en de ontvangen informatie over de medische toestand van eiser. Verder heeft de arts de ervaren klachten uitgevraagd (anamnese) en het dagverhaal van eiser beschreven. Het rapport van de arts is getoetst en akkoord bevonden door een geregistreerde verzekeringsarts.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in haar rapport van 26 januari 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd en medische informatie van de bestudeerd. Ook heeft zij eiser gesproken op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij vindt dat er verdergaande beperkingen nodig zijn in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. Ook de toelichtingen bij de items 1.8.2, 1.8.3, 1.8.4, 1.8.5 en 2.12.5 behoeven volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep enige wijziging.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiser en de medische informatie vanuit de behandelend sector betrokken in haar beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
11. Volgens de arts leiden de psychische klachten waar eiser mee te kampen heeft tot beperkingen ten aanzien van prikkelverwerking, het hanteren van wisselende omstandigheden, deadlines en productiepieken, beperkingen in handelingstempo, conflicten en emoties van anderen. Op fysiek vlak gelden er geen beperkingen. De arts overweegt verder dat er geen indicatie aanwezig is voor een urenbeperking. Er is ook geen sprake van een medische eindsituatie. Hij verwacht dat er binnen een termijn van zes tot negen maanden na start van therapie duidelijke verbeteringen zullen optreden in het persoonlijke- en sociale functioneren. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor het persoonlijk functioneren (1.8), sociaal functioneren (2.6, 2.8, 2.11 en 2.12), werktijden (6.1 en 6.4).
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 26 januari 2021 uiteengezet op welke punten zij tot een andere conclusie dan de arts komt. Gezien de gegevens in het dossier vindt zij dat de toelichtingen in de rubrieken 1.8.2, 1.8.3, 1.8.4, 1.8.5 en 2.12.5 moeten worden aangepast. Daarnaast worden er beperkingen gesteld op samenwerken, het uiten van eigen gevoelens en voor intensief contact met klanten en patiënten. Verder wordt eiser beperkt geacht op het werken met grote groepen mensen of steeds wisselende groepen mensen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt verder vast dat eiser het nodig heeft om volgens vaste, bekende werkwijzen te werken en werk te hebben waarin zo nodig kan worden teruggevallen op directe collega’s of leidinggevende (geen solitaire functie). Tot slot stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep een urenbeperking vast van 6 uur per dag, 30 uur per week.
13. Eiser heeft in bezwaar medische informatie van Zuyderland GGZ van 26 juni 2020 en het onderzoeksrapport van forensisch kliniek De Horst van 11 september 2019 ingebracht. Volgens eiser zijn de diagnoses en de beperkingen die uit deze informatie blijken onvoldoende meegewogen in bezwaar. Blijkens deze rapporten is eiser gediagnosticeerd met zowel een afhankelijke-, paranoïde- als ook een vermijdende persoonlijkheidsstoornis. Eiser vindt dat hij door zijn persoonlijkheidsstoornissen verder beperkt is dan is aangenomen in de FML. In beroep zijn door eiser geen medische stukken overgelegd om zijn standpunt te onderbouwen.
14
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De medische informatie waarop eiser zich beroept is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokken in haar heroverweging. Zij heeft in deze heroverweging de FML op een aantal onderdelen aangepast. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts en vindt dat verdergaande beperkingen moeten worden aangenomen, dan moet hij of zij dat onderbouwen met andere medische stukken. Eiser heeft dit niet gedaan. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
De arbeidskundige beoordeling
15. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- ( [code nummer 1] ) Textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel);
- ( [code nummer 2] ) Medewerker kleding en textielreiniging;
- ( [code nummer 3] ) Machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk).
16. Eiser voert aan dat hij de geduide functies niet kan verrichten. De functies passen niet bij de geconstateerde beperkingen. Bij de geduide functies is volgens eiser namelijk sprake van productiewerk en bij productiewerk is per definitie geen sprake van een voorspelbare werksituatie. Ook is volgens eiser samenwerking vereist in de geduide functies. Voor samenwerking is een beperking gesteld. Verder voert eiser aan dat de functies veel gelijkenis vertonen met de eerder geduide functies die in het kader van de bezwaarprocedure niet in stand zijn gebleven.
17. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 12 februari 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. Hij heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. In alle functies is volgens hem sprake van het routinematig verrichten van grotendeels dezelfde handelingen in dezelfde volgorde en de werkzaamheden zijn afgebakend. De geduide functies voldoen om die reden aan het criterium dat er sprake moet zijn van een voorspelbare werksituatie. Ten aanzien van eisers beperkingen op samenwerken heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat in de geduide functies geldt dat sprake is van afgebakende werkzaamheden, geen sprake is van een grote werksetting en/of steeds wisselende werkomstandigheden en dat het niet gaat om een werktaak waarbij moet worden omgegaan met emotionele problemen van anderen. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
18.
De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 2 juni 2020 met de middelste van deze functies 70,74% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als machinist
,zodat eiser voor de overige 29,26% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft het UWV de aanvraag voor een WIAuitkering terecht afgewezen.

De conclusie van de rechtbank

20. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 mei 2022 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier
.
griffier
rechter
De griffier is niet in staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
De uitspraak is verzonden op 12 mei 2022 en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.