ECLI:NL:RBLIM:2022:3660

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
03.170514.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting via Marktplaats met meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van oplichting via Marktplaats. De verdachte heeft in de periode van 15 januari 2018 tot en met 20 februari 2019 in totaal 29 personen opgelicht door goederen aan te bieden die hij nooit had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich voordeed als een bonafide verkoper en gebruik maakte van verschillende e-mailadressen, gebruikersnamen en bankrekeningen om de betalingen te ontvangen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk, en heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gokverslaving en de overschrijding van de redelijke termijn van de strafzaak. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en enkele vorderingen toegewezen, terwijl andere partijen niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun vordering tot schadevergoeding. De rechtbank heeft benadrukt dat oplichtingspraktijken het vertrouwen in eerlijke handel schaden en dat de verdachte zich heeft laten leiden door financieel gewin, zonder zich te bekommeren om de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.170514.20
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 19 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1993,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.H.A. Julicher, advocaat kantoorhoudende te Venray.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 april 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, op neer dat de verdachte in de periode van 15 januari 2018 tot en met 20 februari 2019 via Marktplaats in totaal 29 personen heeft opgelicht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot een bewezenverklaring gerekwireerd. Hij verwijst daartoe naar de aangiftes en de volgens hem bekennende verklaring van de verdachte. Het enkele niet leveren van goederen levert echter niet zonder meer oplichting in strafrechtelijke zin op. Daarvoor is een wettelijk oplichtingsmiddel nodig. Daartoe verwijst de officier van justitie naar de volgende feiten. De verdachte heeft actief geprobeerd om moeilijk vindbaar te zijn voor de mensen met wie hij zaken ging doen of had gedaan. Verder gebruikte de verdachte steeds verschillende mailadressen om te communiceren en hanteerde hij steeds verschillende gebruikersnamen op Marktplaats. Tot slot heeft de verdachte verschillende bankrekeningen gebruikt om het geld op te ontvangen. De combinatie van het zich voordoen als bonafide verkoper en het gebruikmaken van valse en wisselende gegevens maakt dat sprake is van oplichting in de zin van de wet.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat er geen sprake is geweest van oplichting in de zin van de wet. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet elke vorm van bedrog of wanprestatie oplichting oplevert. Om te kunnen spreken van oplichting is meer nodig dan enkel het te koop aanbieden van een goed dat men niet heeft of niet van plan is te leveren. De raadsman heeft in dit verband verwezen naar het overzichtsarrest van de Hoge Raad uit 2016 [1] en betoogd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte door gebruikmaking van een oplichtingsmiddel een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven om daar misbruik van te maken.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de ten laste gelegde periode in een eventuele bewezenverklaring zou moeten worden ingekort. De verdachte is namelijk pas in juni 2018 gestart met de tenlastegelegde verkoop van goederen via Marktplaats.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [2]
Inleiding
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat 29 personen aangifte hebben gedaan van oplichting. In alle gevallen hadden de aangevers via Marktplaats goederen willen kopen en hadden zij daartoe contact gezocht met de verkoper, naar later bleek, de verdachte. Met de verkoper was een prijs voor de gewenste goederen bepaald en na betaling (via overschrijving of Tikkie) zou de verkoper de goederen via de post opsturen. De aangevers hebben de goederen, na betaling van het overeengekomen geldbedrag, echter nooit ontvangen. Bij het aanmaken van de in totaal 29 advertenties voor de goederen, is door de verdachte gebruik gemaakt van verschillende gebruikersnamen, e-mailadressen, adresgegevens en bankrekeningnummers. Hetgeen telkens wel overeenkwam was de tenaamstelling van de bankrekeningnummers, te weten de naam van de verdachte. Ter terechtzitting heeft de verdachte erkend dat hij degene is geweest die de bewuste advertenties heeft geplaatst en de betalingen heeft ontvangen en dat hij vervolgens de goederen nooit heeft opgestuurd. Dat laatste was hij ook niet van plan.
De rechtbank merkt in de eerste plaats op dat op 1 maart 2019 artikel 326e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) in werking is getreden. Deze bepaling is door de wetgever in het leven geroepen, omdat in het maatschappelijk verkeer het niet-nakomen van leverings- of betalingsverplichtingen steeds vaker voorkomt, vooral via online handelsplaatsen (waaronder Marktplaats) en de wetgever het dringend gewenst acht dat hiertegen adequaat, strafrechtelijk kan worden opgetreden. De ratio van de strafbaarstelling is blijkens de memorie van toelichting bovendien gelegen in de omstandigheid dat de bestaande strafbaarstelling van oplichting wegens bewijsproblemen in strafzaken niet toereikend werd geacht voor de aanpak van online handelsfraude. Nu de tenlastelegging ziet op feiten die zijn gepleegd in de periode van 15 januari 2018 tot en met 20 februari 2019, aldus vóór de inwerkingtreding van deze wetswijziging, is artikel 326e Sr echter niet van toepassing. Zoals uit het navolgende blijkt, doen zich ook in deze zaak juridische vragen over het bewijs voor. De wet is niet voor niets gewijzigd.
Juridisch kader
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte de aangevers door aanwending van een of meer oplichtingsmiddelen (het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, het toepassen van listige kunstgrepen en/of het gebruik maken van een samenweefsel van verdichtsels) heeft bewogen tot een bepaalde gedraging, te weten de afgifte van een geldbedrag. Hierbij is van belang (telkens) te bepalen of het aangewende oplichtingsmiddel ertoe bestemd en geschikt is om een ander, in dit geval telkens de koper, daadwerkelijk tot afgifte te bewegen, oftewel dat sprake is van een causaal verband tussen het oplichtingsmiddel en de afgifte van het geld.
Daarnaast bepaald artikel 326 Sr dat van de koper behoedzaamheid wordt verwacht bij het uitkiezen van zijn contractpartij. Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad levert het enkele zich in strijd met de waarheid voordoen als een bonafide verkoper die in staat en voornemens is het goed te leveren, niet het aannemen van een valse hoedanigheid op. Een dergelijke gedraging kan weliswaar civielrechtelijke niet-nakoming opleveren, maar is niet zonder meer als oplichting te kwalificeren. Daarvoor dienen de gedragingen van de verdachte meer te omvatten.
Voor het antwoord op de vraag of iemand, een aangever, die door de verdachte is geconfronteerd met leugenachtige mededelingen, door een samenweefsel van verdichtsels is bewogen tot afgifte van een goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld, of tot het teniet doen van een inschuld als bedoeld in artikel 326 Sr, komt het aan op alle omstandigheden van het geval. Tot dergelijke omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer. [3]
Gelet op voormeld kader komt de rechtbank ten aanzien van de aangiften van de hieronder genoemde aangevers niet tot een bewezenverklaring:
  • [naam 1] ;
  • [naam 2] ;
  • [naam 3] ;
  • [naam 4] ;
  • [naam 5] ;
  • [naam 6] ;
  • [naam 7] ;
  • [naam 8] ;
  • [naam 9] en/of [naam 10] ;
  • [naam 11] ;
  • [naam 12] ;
  • [naam 13] ;
  • [naam 14] ;
  • [naam 15] ;
  • [naam 16] ;
  • [naam 17] ;
  • [naam 18] ;
  • [naam 19] ;
  • [naam 20] en [naam 21] ;
  • [naam 22] [naam 23] ;
  • [naam 24] en [naam 29] ;
  • [naam 25] ;
  • [naam 26] ,
  • [naam 27] en [naam 28] ;
  • [naam 30] en [naam 31] .
Uit de aangiftes van voornoemde personen blijkt dat de verdachte in de desbetreffende advertenties in strijd met de waarheid heeft gesteld dat hij goederen aanbood. De verdachte heeft daarbij in sommige gevallen eveneens in strijd met de waarheid vermeld dat hij de goederen verkoopt, bijvoorbeeld wegens verhuizing of ruimtegebrek. Maar uit de aangiften blijkt in geen van de genoemde gevallen dat de aangevers daardoor bewogen werden de koop aan te gaan en vervolgens de overeengekomen koopsom te betalen, noch is gebleken van andere feiten en omstandigheden die daarop duiden. Het ging in deze zaken om een ‘kale aanbod en aanvaarding’, waardoor de rechtbank, zonder bewijsmiddelen die op het tegendeel duiden, het er voor moet houden dat de aangevers de koop sowieso wilden aangaan en dat de informatie, waarvan zij niet wisten dat die onjuist was, er voor hen dus niet toe deed. Dat de verdachte na de betaling met betrekking tot het versturen van de goederen ook meerdere onwaarheden heeft verkondigd, waaronder dat hij wegens privé omstandigheden niet in staat was om de goederen te versturen, doet zo beschouwd voor een bewezenverklaring niet ter zake. Door deze achteraf gegeven onjuiste informatie zijn de aangevers immers niet tot betaling bewogen. Dat geldt ook voor het feit dat de verdachte tegen een aantal aangevers heeft verklaard dat bij PostNL de cijfers van de postcode onjuist waren genoteerd, waardoor het pakket naar hem retour gestuurd zou worden en hij het pakket vervolgens opnieuw zou versturen. Tegen andere aangevers heeft de verdachte verklaard dat hij internationaal vrachtwagenchauffeur was, waardoor hij weinig thuis was en daarom het pakket niet kon versturen. Uit het voorgaande blijkt waarom de hiervoor genoemde wetswijziging zinvol is geweest.
Uit bovengenoemde aangiftes blijkt dus niet dat de aangevers in de zin van artikel 326 Sr zijn bewogen, anders dan door hun wens het aangeboden goed te kopen. Ook anderszins is niet duidelijk geworden dat zij tot het overmaken van de koopsom zijn gekomen door de aanwending van oplichtingsmiddelen door de verdachte.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte van deze onderdelen moet worden vrijgesproken.
De rechtbank komt in de zaken van aangevers [naam 32] , [naam 33] , [naam 34] en [naam 35] wel tot een bewezenverklaring. De rechtbank zal hierna per aangever de bewijsmiddelen weergeven en vervolgens bespreken welke conclusies zij uit die bewijsmiddelen trekt en waarom.
Bewijsmiddelen
[naam 32]
Op 13 maart 2019 heeft [naam 32] aangifte gedaan van oplichting, gepleegd op 10 februari 2019. Hij verklaarde onder meer het volgende. Na een paar keer op Marktplaats een bod te hebben gedaan op [product 1] , is de aangever met de verkoper een prijs overeen gekomen. Na langere tijd te hebben gecommuniceerd heeft de aangever uiteindelijk een kleine aanbetaling gedaan. Hierna heeft de aangever geprobeerd om met de verkoper af te spreken om het goed te komen ophalen of te laten versturen per post. Uit eigen initiatief heeft de aangever de helft van de afgesproken koopsom overgemaakt voor verzending. Na ontvangst van het goed zou hij de andere helft van de koopsom betalen. Na een paar dagen was alle communicatie opeens verdwenen, nadat de aangever had gezegd dat hij drie dagen de tijd had om langs te komen.
Uit de chatberichten die de aangever en de verdachte, over en weer hebben verstuurd blijkt het volgende. Voorafgaand aan de betaling zegt de aangever dat hij de trein graag wil komen ophalen. De verdachte reageert hierop dat hij internationaal vrachtwagenchauffeur is, waardoor verkoop aan de deur voor hem lastig is. De aangever geeft daarop aan dat hij liever betaalt via het betaalsysteem van Marktplaats, met gebruikmaking van de optie gelijk oversteken, omdat hij twee keer eerder is opgelicht via Marktplaats. Daarbij geeft aangever meermaals aan dat hij de trein op zaterdag kan komen ophalen. De verdachte geeft aan dat gelijk oversteken geen optie is, omdat hij zijn telefoonnummer en bankrekeningnummer niet bekend wenst te maken aan Marktplaats. Vervolgens geeft de verdachte een vals adres op waar het goed kan worden opgehaald. De aangever merkt daarop op dat het adres dat de verkoper stuurt op naam van de familie [achternaam] staat, terwijl de tenaamstelling van het betaalverzoek dat via Tikkie wordt verstuurd, [verdachte] betreft. Hierop antwoordt de verdachte met de verklaring dat dat het adres van zijn vriendin is. De aangever zegt vervolgens dat hij de verkoper vertrouwt en betaalt in totaal € 130,00 via Tikkie aan de verkoper. De aangever heeft het goed vervolgens nooit ontvangen. [4]
[naam 33]
Op 15 januari 2019 heeft [naam 33] aangifte gedaan van oplichting en daarbij onder meer het volgende verklaard. Op 14 januari 2019 heeft de aangever via de Marktplaats app via een bericht contact gezocht met de verkoper, de verdachte, van een [product 2] . De aangever geeft aan dat hij het goed in het weekend wenst op te halen. De verkoper reageert hierop met de verklaring dat hij veel in Venlo verblijft vanwege zijn opleiding en dat hij in het weekend veel dienst heeft. De aangever geeft nogmaals aan dat hij het goed liever komt ophalen, omdat hij versturen met de post een te groot risico vindt. Hierop verklaart de verkoper dat hij het goed in een extra doos verpakt met vulling. Indien het goed alsnog beschadigd raakt, zegt de verkoper toe dat hij het geld terug zal storten. Hierdoor gaat de aangever overstag, komt de koopovereenkomst tot stand en betaalt hij het geldbedrag van € 140,00 via een betaalverzoek via Tikkie. De aangever heeft het goed vervolgens nooit ontvangen. [5]
[naam 34]
Op 1 maart 2019 heeft [naam 34] aangifte gedaan van oplichting via Marktplaats. Hij heeft onder meer het volgende verklaard. Op 14 februari 2019 heeft de aangever gereageerd op een advertentie op Marktplaats waarbij de verkoper, de verdachte, een [product 1] te koop aanbood. Hij heeft de verkoper een bericht gestuurd en uiteindelijk zijn ze een bedrag van € 200,00 overeengekomen. Uit de chatberichten tussen de aangever en de verkoper voorafgaand aan het tot stand komen van de overeenkomst en de betaling van de koopprijs, blijkt dat de aangever twijfels heeft over de aankoop, omdat het account van de verkoper op Marktplaats pas één week oud is. Hiervoor geeft de verkoper als verklaring dat hij eerder via het account van zijn vriendin goederen aanbood, maar nu toch zelf een account heeft aangemaakt. De aangever geeft aan dat hij eerder is opgelicht en verzoekt om de betaling te laten plaatsvinden langs de weg van het betaalsysteem van Marktplaats met gebruikmaking van de optie gelijk oversteken. De verkoper geeft aan dat hij dat dat liever niet doet en stelt voor dat de aangever de helft van het overeengekomen bedrag betaalt en na ontvangst van het goed de andere helft zal betalen. De aangever reageert hier niet op en nadat de verkoper hem nogmaals een bericht stuurt, geeft aangever de verkoper het voordeel van de twijfel en betaalt hij € 100,00 per Tikkie. De aangever heeft het goed vervolgens nooit ontvangen. [6]
[naam 35]
Op 27 februari 2019 heeft [naam 35] aangifte gedaan van oplichting via Marktplaats. Hij heeft onder meer het volgende verklaard. De aangever heeft op de advertentie [product 1] een bod uitgebracht van € 225,00, waarop hij van de verkoper, de verdachte, een bericht kreeg dat zijn bod akkoord was. De aangever vroeg aan de verkoper of zijn adres goed te bereiken is met het openbaar vervoer, waarop de verkoper aangaf dat het openbaar vervoer belabberd is in het Zuiden van het land en voorstelt om het goed met de post te versturen. De aangever geeft aan dat hij het goed liever komt ophalen. De verkoper verzekert de aangever dat hij het goed met extra vulling verpakt, zodat er niets mee kan gebeuren. De aangever gaat daarop akkoord met het versturen van het goed via de post en vraagt de verkoper om gebruik te maken van de gelijk oversteken service van Marktplaats. De verkoper geeft aan dat hij niet wil dat Marktplaats zijn bankgegevens en telefoonnummer te zien krijgt en stelt voor om de betaling via een Tikkie-betaalverzoek te voltooien. De aangever gaat hiermee akkoord. Na betaling op 6 februari 2019, heeft de aangever het goed nooit ontvangen. [7]
Ter terechtzitting heeft de verdachte erkend dat hij degene is geweest die deze advertenties heeft geplaatst en de betalingen heeft ontvangen en dat hij vervolgens de goederen nooit heeft opgestuurd. Dat was hij telkens niet van plan. De aangeboden [productnaam] treinen heeft hij ook nooit in zijn bezit gehad. Hij heeft voorts erkend bij de totstandkoming van deze overeenkomsten leugens als voormeld te hebben verteld, zodat de verkopers akkoord zouden gaan. De verdachte heeft verklaard dat hij niet werkte als internationaal vrachtwagenchauffeur en geen opleiding in Venlo volgde. Hij heeft deze leugens verteld, omdat hij niet wilde dat de aangevers bij hem aan de deur zouden komen.
Nadere bewijsoverweging
Gelet op de feiten en omstandigheden in bovengenoemde zaken is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door het gebruik maken van een samenweefsel van verdichtsels de benadeelden heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag. Door het vertellen van leugens heeft de verdachte de aangevers bewogen tot afgifte van geld. De mededelingen van de verdachte in de vier bewezenverklaarde zaken voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst en betaling door de aangever waren leugenachtig. Dat heeft de verdachte ter zitting erkend. De communicatie van de kant van de aangevers betrof telkens nadere vragen, waarvan de rechtbank aanneemt dat het antwoord van de verdachte kennelijk telkens voor de aangevers belangrijk was om hen over de streep te trekken en tot overeenstemming te komen. De verdachte heeft bewust gelogen, wetende dat hij in geen van de gevallen tot levering zou overgaan. Met zijn leugenachtige antwoorden en smoezen heeft de verdachte de aangevers bewust om de tuin geleid. Gezien het verloop van de communicatie, zoals hiervoor overwogen, met deze aangevers acht de rechtbank aannemelijk dat deze manier van handelen van de verdachte er telkens in bepalende mate aan heeft bijgedragen dat zij de overeenkomst met de verdachte aan zijn gegaan en de koopsom hebben betaald. Door aldus een onjuiste voorstelling van zaken te geven heeft de verdachte bij deze aangevers klaarblijkelijk het vertrouwen gewekt dat zij te maken hadden met een bonafide verkoper. De rechtbank komt aldus tot de conclusie in deze gevallen dat sprake is van oplichting als bedoeld in artikel 326 Sr.
Ten laste gelegde periode
Gelet op de partiële vrijspraak, dient de ten laste gelegde periode te worden ingekort van 15 januari 2019 tot en met 14 februari 2019.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op meer tijdstippen in de periode van 15 januari 2019 tot en met 14 februari 2019 in de gemeenten Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, voor de navolgende geldbedragen:
[naam 32] , tot de afgifte van 110,- euro, op of omstreeks 7 februari 2019 en
[naam 33] , tot de afgifte van 270,- euro, op of omstreeks 15 en 16 januari 2019 en
[naam 34] , tot de afgifte van 100,- euro, op of omstreeks 14 februari 2019 en
[naam 35] , tot de afgifte van 230,- euro, op of omstreeks 6 februari 2019
door
- de indruk en het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij, verdachte, de te koop aangeboden goederen na betaling daadwerkelijk zou toezenden en
- daarbij zich voor te doen als bonafide/betrouwbare verkoper van die goederen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
oplichting, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf van 200 uren waarvan 100 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de volgende omstandigheden. De verdachte heeft open kaart gespeeld en hij heeft aan zijn problemen gewerkt. Hij neemt zijn verantwoordelijkheid en er is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om geen gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen. Daarnaast heeft hij verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn blanco strafblad en de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft vier mensen opgelicht door zich op Marktplaats als bonafide verkoper te presenteren, koopovereenkomsten te sluiten, via leugens die kopers te bewegen tot betaling van de koopsom en de goederen vervolgens niet te leveren. Zodoende heeft hij de slachtoffers honderden euro’s afhandig gemaakt en in teleurstelling achtergelaten. Oplichtingspraktijken als onderhavige schaden het vertrouwen in eerlijke handel en verstoren de werking van een toegankelijk en populair handelsforum als marktplaats.nl. De oplichtingen getuigen van grote brutaliteit en van egoïsme. De verdachte heeft zich uitsluitend laten leiden door zijn eigen persoonlijk financieel gewin en heeft zich onvoldoende bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij ten gevolge van grote gokschulden (ongeveer 60.000 euro) financieel klem zat en dat hij altijd en van begin af aan van plan is geweest alle aangevers volledig terug te betalen. Dat maakt echter de strafwaardigheid van zijn gedragingen niet minder.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf weliswaar past bij het feit, maar niet bij de persoon van de verdachte. In dit verband heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 8 maart 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het advies van de reclassering van 17 maart 2022, opgemaakt door reclasseringswerkster [naam 36] . Daaruit volgt dat de verdachte een opleiding volgt, een vaste baan, huisvesting, inkomen en een stabiele relatie heeft. De verdachte had ten tijde van het plegen van de strafbare feiten een gokverslaving, hetgeen zijn gedrag verklaart, en na ontdekking van de oplichtingen via marktplaats.nl, heeft de verdachte direct hulp gezocht en hij betaalt momenteel zijn gokschulden af. De reclassering schat het recidiverisico in als laag.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij gemotiveerd is om zijn leven weer op de rails te krijgen en heeft hij meermalen uitdrukkelijk aangegeven dat hij alle slachtoffers, ongeacht of zij een vordering tot schadevergoeding hebben ingediend, zal terugbetalen. Dat acht de rechtbank straf verminderend en de rechtbank vertrouwt er op dat de verdachte zijn civielrechtelijke verplichting jegens de benadeelden, voor zover hij in deze strafzaak niet tot terugbetaling wordt verplicht, inderdaad volledig en vrijwillig zal nakomen.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, zoals voorzien in artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en de uitleg die de Hoge Raad in zijn jurisprudentie aan deze bepaling heeft gegeven. Volgens deze uitleg geldt als uitgangspunt dat de behandeling van een strafzaak in eerste aanleg binnen twee jaren dient te zijn afgerond met een eindvonnis. Als aanvang van de termijn geldt het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht, waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
De verdachte is op 30 oktober 2019 in verzekering gesteld. De rechtbank beschouwt deze datum in deze strafzaak als de aanvang van de termijn. De strafzaak is pas op 5 april 2022 ter terechtzitting aangebracht en het vonnis wordt op 19 april 2022 gewezen. De redelijke termijn is dus met ruim 4 maanden overschreden. De rechtbank houdt hier rekening mee bij het bepalen van de straf.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank af van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat neemt echter niet weg dat uit het oogpunt van normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding een straf op zijn plaats is. De rechtbank acht een taakstraf voor de duur van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Het voorwaardelijke strafdeel dient ertoe de verdachte te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De rechtbank heeft geconstateerd dat in totaal 20 personen zich als benadeelde partij hebben gevoegd en materiële schadevergoeding vorderen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ingediende vorderingen geheel toewijsbaar en vordert tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van alle vorderingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt.
[naam 33]
De rechtbank acht deze vordering, die door de verdediging niet is betwist, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, integraal toewijsbaar. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade en de rechtbank zal deze vordering dan ook toewijzen, inclusief wettelijke rente, met kostenveroordeling en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht, een en ander zoals hierna in het dictum vermeld.
[naam 35]
De rechtbank acht deze vordering, die door de verdediging niet is betwist, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, integraal toewijsbaar. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade en de rechtbank zal deze vordering dan ook toewijzen, inclusief wettelijke rente, met kostenveroordeling en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht, een en ander zoals hierna in het dictum vermeld.
Voorts hebben de navolgende partijen materiële schadevergoeding gevorderd:
[naam 11] € 90,00
[naam 19] € 106,50
[naam 3] € 121,50
[naam 5] € 130,00
[naam 13] € 107,00
[naam 14] € 65,00
[naam 15] € 137,00
[naam 22] € 121,50
[naam 25] € 250,00
[naam 6] € 120,00
[naam 1] € 196,50
[naam 26] € 156,50
[naam 16] € 140,00
[naam 8] € 100,00
[naam 17] € 200,00
[naam 30] € 405,00
[naam 2] € 105,00
[naam 27] € 460,00
De vorderingen van de hierboven genoemde benadeelde partijen hebben betrekking op een onderdeel van de tenlastelegging waarvan de verdachte wordt vrijgesproken, zodat niet is voldaan aan de voorwaarden voor ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in hun vordering.
Omdat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen deze worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot heden worden begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 326 Wetboek van Strafrecht van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [naam 33] , van € 270,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 15 januari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [naam 35] , van € 230,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 6 februari 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van de verdachte tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M.C. van de Winkel, voorzitter, mr. P.W.E.C. Pulles en
mr. dr. D.L.F. de Vocht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.M.J.G.A. van Hinsberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2022.
Buiten staat
Mrs. P.W.E.C. Pulles en D.L.F. de Vocht zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 januari 2018 tot en met 20 februari 2019 in de gemeente(n) Horst aan de Maas en/of Hoeksche Waard en/of Schiedam en/of Hollands Kroon en/of Hellendoorn en/of Coevorden en/of Alkmaar en/of Beek en/of Haarlemmermeer en/of Oosterhout en/of Zoetermeer en/of Rotterdam en/of Emmen en/of Alphen aan den Rijn en/of Kampen en/of Tytsjerksteradiel en/of Hardinxveld-Giessendam en/of Druten en/of Goes en/of Oldenzaal en/of Amersfoort en/of Barneveld en/of Ede en/of Oosterhout en/of Wassenaar en/of Nieuwegein en/of Velsen en/of Smallingerland, in elk geval in Nederland,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels,
29 personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, waaronder de navolgende personen, voor de navolgende geldbedragen:
1: [naam 32] , tot de afgifte van 110,- euro, op of omstreeks 7 februari 2019 en/of
2: [naam 1] , tot de afgifte van 196,50 euro, op of omstreeks 6 en/of 9 februari 2019 en/of
3: [naam 2] , tot de afgifte van 105,- euro, op of omstreeks 13 januari 2019 en/of
4: [naam 3] , tot de afgifte van 121,50 euro, op of omstreeks 9 juli 2018 en/of
5: [naam 4] , tot de afgifte van 206,50 euro, op of omstreeks 28 juni 2018 en/of
6: [naam 5] , tot de afgifte van 130,- euro, op of omstreeks 12 juli 2018 en/of
7: [naam 6] , tot de afgifte van 120,- euro, op of omstreeks 10 juli 2018 en/of
8: [naam 7] , tot de afgifte van 100,- euro, op of omstreeks 2 juli 2018 en/of
9: [naam 8] , tot de afgifte van 100,- euro, op of omstreeks 11 juli 2018 en/of
10: [naam 9] en/of [naam 10] , tot de afgifte van 117,- euro, op of omstreeks 12 juli 2018 en/of
11: [naam 11] , tot de afgifte van 91,50 euro, op of omstreeks 14 augustus 2018 en/of
12: [naam 12] , tot de afgifte van 127,- euro, op of omstreeks 27 augustus 2018 en/of
13: [naam 13] , tot de afgifte van 107,- euro, op of omstreeks 10 augustus 2018 en/of
14: [naam 14] , tot de afgifte van 65,- euro, op of omstreeks 27 augustus 2018 en/of
15: [naam 15] , tot de afgifte van 137,- euro, op of omstreeks 29 augustus 2018 en/of
16: [naam 16] , tot de afgifte van 140,- euro, op of omstreeks 30 augustus 2018 en/of
17: [naam 17] , tot de afgifte van 200,- euro, op of omstreeks 14 augustus 2018 en/of
18: [naam 18] , tot de afgifte van 340,- euro, op of omstreeks 29 augustus 2018 en/of
19: [naam 19] , tot de afgifte van 106,50 euro, op of omstreeks 5 januari 2019 en/of
20: [naam 20] en/of [naam 21] , tot de afgifte van 106,50 euro, op of omstreeks 10 februari 2019 en/of
21: [naam 33] , tot de afgifte van 270,- euro, op of omstreeks 15 en 16 januari 2018 en/of
22: [naam 22] en/of [naam 23] , tot de afgifte van 121,50 euro, op of omstreeks 10 januari 2019 en/of
23: [naam 24] en/of [naam 29] , tot de afgifte van 136,50 euro, op of omstreeks 11 oktober 2018 en/of
24: [naam 25] , tot de afgifte van 256,50 euro, op of omstreeks 14 en 18 februari 2019 en/of
25: [naam 26] , tot de afgifte van 156,50 euro, op of omstreeks 7 februari 2019 en/of
26: [naam 34] , tot de afgifte van 100,- euro, op of omstreeks 14 februari 2019 en/of
27: [naam 35] , tot de afgifte van 230,- euro, op of omstreeks 6 februari 2019 en/of
28: [naam 27] en/of [naam 28] , tot de afgifte van 455,- euro, op of omstreeks 19 en 20 februari 2019 en/of
29: [naam 30] en/of [naam 31] , tot de afgifte van 405 euro, op of omstreeks 5 en 8 februari 2019,
door
- gebruik te maken van een of meer (gedeeltelijk) valse namen, te
weten [naam 37] en/of [naam 38] en/of [naam 39] en/of [naam 40] en/of [naam 41] en/of [naam 37] [naam 42] en/of [naam 37] [verdachte] en/of [naam 44] [verdachte] en/of [naam 45] en/of [naam 46] en/of [naam 46] en/of
- ( vervolgens) al dan niet met gebruikmaking van deze namen op het internet, te weten op de website www.marktplaats.nl een of meer advertenties te plaatsen waarin een of meer [product 3] en/of [product 4] en/of [product 5] en/of (meerdere) [product 1] en/of een [product 6] te koop werden aangeboden en/of
- met een of meer van voornoemde personen via (een) e-mailadres(sen), te weten [e-mailadres 1] en/of [e-mailadres 2] en/of [e-mailadres 3] en/of [e-mailadres 4] en/of [e-mailadres 5] en/of [e-mailadres 6] en/of [e-mailadres 7] en/of [e-mailadres 8] en/of [e-mailadres 9] en/of [e-mailadres 10] en/of [e-mailadres 11] en/of [e-mailadres 12] (meermaals) contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van die aangeboden goederen en/of
- daarbij toe te zeggen dat deze goederen na ontvangst van betaling
zouden worden toegezonden en/of geleverd, dan wel dat het geldbedrag zou worden teruggegeven en/of
- daarbij een of meerdere bankrekening(en), te weten [bankrekeningnummer 1] t.n.v. [verdachte] en/of [bankrekeningnummer 2] t.n.v. [verdachte] en/of [bankrekeningnummer 3] t.n.v. [verdachte] op/door te geven, waarop de te betalen aankoopbedragen (inclusief verzendkosten) konden worden overgeboekt en/of gestort en over welke rekening hij, verdachte, de beschikking had en/of
- daarbij zich voor te doen als eigenaar/bezitter en/of als
bonafide/betrouwbare verkoper van die goederen en/of
- de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen
dat hij, verdachte, de te koop aangeboden goederen na betaling
daadwerkelijk zou toezenden/leveren.

Voetnoten

2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2019039501, gesloten d.d. 6 november 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 476.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 32] , dossierpagina’s 156 tot en met 173.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 33] , dossierpagina’s 356 tot en met 364.
6.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 34] , dossierpagina’s 413 tot en met 420.
7.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 35] , dossierpagina’s 421 tot en met 436.