ECLI:NL:RBLIM:2022:3607

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
9599590 CV 21-6519
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van overeenkomst en schadevergoeding na mislukte rijtests door rijschool

In deze zaak vordert eiseres, die kampt met autisme en ADD, de vernietiging van een overeenkomst met gedaagde, een rijschool, en een schadevergoeding. Eiseres heeft drie keer de rijtest niet gehaald en moet nu vijf jaar wachten voor een nieuwe poging. Eiseres stelt dat gedaagde niet voldoende gespecialiseerd is in het geven van rijles aan mensen met haar diagnoses en dat zij niet is geïnformeerd over de consequenties van het niet behalen van de rijtest. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van dwaling, omdat beide partijen uitgingen van dezelfde situatie bij het sluiten van de overeenkomst. De kern van het geschil betreft de vraag of gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De rechter concludeert dat er geen sprake is van wanprestatie, omdat partijen een inspanningsverbintenis zijn aangegaan. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd dat gedaagde haar zorgplicht heeft geschonden. De vordering van eiseres wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9599590 \ CV EXPL 21-6519
Vonnis van de kantonrechter van 11 mei 2022
in de zaak van:

1.[eiser sub 1] ,wonend [adres] ,[postcode] [plaats] ,

2.
[eiser sub 2],
wonend [adres] ,
[postcode] [plaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mw mr. K.J.M.L. Stokmans, DAS Rechtsbijstand,
tegen:
[gedaagde] v.h.o.d.n. [gedaagde],
wonend [adres] ,
[postcode] [plaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben mondeling een overeenkomst van opdracht gesloten, waarbij gedaagde partij zich ertoe verplicht heeft om eiseres sub 2 (hierna te noemen [eiser sub 2] ) rijles te geven.
2.2.
[eiser sub 2] kampt met autisme en ADD. Om deze reden moet zij een psychologische test alsmede een rijtest afleggen voordat zij een tussentijdse toets of een rijexamen mag afleggen.
2.3.
Op de website van gedaagde partij staat vermeld dat zij gecertificeerd is voor ADHD, autisme en dyslexie.
2.4.
De psychologische test is op 18 december 2019 met succes afgelegd.
2.5.
Nadat [eiser sub 2] voor de eerste twee rijtesten was gezakt, is zij op advies van gedaagde partij overgestapt naar een automaat.
2.6.
Op 19 oktober 2020 is [eiser sub 2] gezakt voor de derde rijtest. Het CBR heeft [eiser sub 2] daarop niet rijgeschikt verklaard. Dit houdt in dat [eiser sub 2] het traject van rijlessen, psychologische test en rijtest opnieuw moet starten na een periode van 5 jaar.
2.7.
[eiser sub 2] is een klachtprocedure gestart bij het CBR. Eiseres is daarbij telefonisch gehoord.
2.8.
Bij brief van 16 februari 2021 is gedaagde partij aansprakelijk gesteld en is zij gevraagd de schade ad € 2.195,00 te betalen. In deze brief schrijft de gemachtigde van eisende partij onder meer het volgende:
“Cliënte heeft met u een overeenkomst van opdracht gesloten voor het geven van rijlessen aan [eiser sub 2] . Naast het geven van de daadwerkelijke rijles, heeft een rijschool ook een zorgplicht ten aanzien van haar leerlingen. Onderdeel van deze zorgplicht is het verstrekken van volledige en juiste informatie met betrekking tot het ondergaan van rijtesten. CBR heeft aangegeven dat rijscholen behoren te weten dat het ondergaan van rijtesten een limiet heeft en dat zij hun leerlingen hier over moeten informeren. U hebt aangegeven navraag hierover te doen bij het CBR, maar dit hebt u eveneens niet gedaan.”.
2.9.
Bij e-mail van 21 februari 2021 reageert gedaagde partij en geeft aan de zorgplicht niet geschonden te hebben.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert:
Primair: te verklaren voor recht dat de mondelinge overeenkomst wordt vernietigd vanaf begin af aan, althans vanaf het moment dat [eiser sub 2] haar eerste rijtest niet heeft behaald en gedaagde partij te veroordelen tot betaling binnen 14 dagen na heden van € 3.156,00 dan wel € 2.456,00 en de kosten van het tussentijdse en reguliere examen ad € 210,00 per stuk);
Subsidiair: te verklaren voor recht dat de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden is vanaf het moment van de eerste rijtest, althans van het moment van de tweede rijtest, en gedaagde partij te veroordelen tot betaling binnen 14 dagen na heden van € 2.456,00 althans € 2.195,00 aan hoofdsom;
Meer subsidiair:te verklaren voor recht dat er sprake is van wanprestatie en gedaagde partij te veroordelen tot betaling binnen 14 dagen na heden van € 2.456,00 althans € 2.195,00 aan hoofdsom;
Zowel primair als (meer) subsidiair:veroordeling van gedaagde partij tot betaling van:
  • de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim ad € 147,63, althans vanaf de dag van dagvaarden;
  • de buitengerechtelijke kosten ad € 440,60;
  • de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Eisende partij stelt – kort samengevat - dat zij zich gedwaald dan wel dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst (wanprestatie). Gedaagde partij heeft niet voldaan aan de zorgplicht door eisende partij niet te informeren over het maximaal aantal te ondergane rijtesten en de gevolgen van het niet behalen van deze testen. Hierdoor heeft eisende partij schade geleden.
3.3.
Gedaagde partij voert verweer en betwist de zorgplicht te hebben geschonden. Haar taak is rijles geven en coachen van vaardigheden. Het is niet haar taak om de rijgeschiktheid te beoordelen. De zus van [eiser sub 2] heeft hetzelfde traject doorlopen, zodat eisende partij op de hoogte was van de procedure. Van begin af aan is duidelijk gemaakt dat de uitslag van de rijtest negatief of positief kon uitvallen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure gaat het om het volgende. [eiser sub 2] heeft rijlessen gevolgd bij gedaagde partij. Omdat zij gediagnosticeerd is met autisme en ADD moet zij een psychologische test en een positieve rijtest afleggen voordat zij een tussentijdse toets of rijexamen kan doen. [eiser sub 2] heeft tot drie keer toe de rijtest niet gehaald. Dit houdt in dat zij vijf jaar moet wachten en dan de procedure opnieuw moet doorlopen. Eisende partij stelt zich op het standpunt dat gedaagde partij de zorgplicht heeft geschonden door haar niet te informeren over de consequenties van het niet halen van de rijtest. Eisende partij vraagt daarom in de eerste plaats om vernietiging van de overeenkomst en mocht dit worden afgewezen, om (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst dan wel om vergoeding van schade. Deze grondslagen worden hierna besproken.
Dwaling
4.2.
Eisende partij stelt te hebben gedwaald bij het sluiten van de overeenkomst. Indien zij had geweten dat gedaagde partij niet de begeleiding biedt die verwacht kan worden van iemand die adverteert als een specialist in het geven van rijlessen aan mensen met een stoornis, dan had zij nooit met gedaagde partij een overeenkomst gesloten. Zij heeft vanaf het begin gedwaald, maar in elk geval na het moment van de eerste rijtest. Als zij had geweten dat gedaagde partij niet zo gespecialiseerd was dan was aangegeven, dan had zij een andere rijschool gekozen. Toen [eiser sub 2] de eerste keer de rijtest niet haalde, had gedaagde partij haar moeten informeren over de consequenties daarvan. Op grond van artikel 6:228 lid 1 sub a BW vernietigt eisende partij de overeenkomst. Zij heeft daarom een bedrag van € 3.156,00 althans een bedrag van € 2.456,00 onverschuldigd betaald.
4.3.
Gedaagde partij betwist de zorgplicht te hebben geschonden.
4.4.
Eisende partij beroept zich op artikel 6:228 lid 1 sub a BW. Dit houdt in dat een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar is indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten. De gestelde dwaling zou zien op het (niet) voldoende gespecialiseerd zijn in rijles geven aan mensen met de diagnose ADHD, autisme etc door gedaagde. Volgens eisende partij is gedaagde partij niet zo gespecialiseerd als zij te kennen heeft gegeven omdat zij eisende partij had moeten wijzen op de consequenties van het niet behalen van de rijtest.
De kantonrechter is van oordeel dat hier geen sprake is van dwaling. Beide partijen gingen immers bij sluiten uit van dezelfde situatie: dat gedaagde voldoende gespecialiseerd was. De kern van het geschil gaat om de vraag of gedaagde in de nakoming van dat facet van de overeenkomst tekort is geschoten, maar niet of dit deel uit maakte van de overeenkomst. Er is daarmee dus geen sprake van dwaling.
Ontbinding en schadevergoeding
4.5.
Voor ontbinding en betaling van schadevergoeding is vereist dat gedaagde partij is tekort geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst. Dit is niet aan de orde. Partijen zijn immers een inspanningsverbintenis aangegaan. Gedaagde partij gaf rijlessen aan [eiser sub 2] en dat het gewenste resultaat niet behaald is, leidt niet zonder meer tot een tekortkoming in de nakoming (wanprestatie). Eisende partij stelt hierbij dat de tekortkoming in de nakoming zit in het schenden van de zorgplicht nu er onjuiste en onvolledige informatie zou zijn verstrekt. Het gaat dan om informatie ter zake de consequenties van het niet behalen van een rijtest, waarbij gedaagde partij zou hebben laten weten dat het niet behalen van de rijtest geen gevolgen zou hebben. Uit het verweer volgt dat dit wordt betwist. Gedaagde partij stelt immers dat eisende partij op de hoogte was van de procedure én -onweersproken- dat er gecommuniceerd is over de bijzonderheid van een tweede en zelfs derde rijtest. In het licht daarvan is door eisende partij onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming. Er is daarom geen grond voor (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst van opdracht en voor betaling van een schadevergoeding.
Overig
4.6.
Eisende partij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van gedaagde partij worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten aan de zijde van gedaagde partij gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: