ECLI:NL:RBLIM:2022:3529

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
C/03/277812 / HA ZA 20-255
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de eenvoudige gemeenschap en financiële afwikkeling na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om de verdeling van een eenvoudige gemeenschap en de financiële afwikkeling na de beëindiging van een affectieve relatie tussen twee partijen. De partijen, die in het verleden een affectieve relatie hebben gehad, zijn gezamenlijk eigenaar van een pand dat verhuurd is. De eiser in conventie vordert de toedeling van het aandeel van de gedaagde in het pand en een financiële bijdrage voor de kosten die verband houden met het pand. De gedaagde in reconventie vordert dat de verdeling van de gemeenschap plaatsvindt door verkoop van het pand en stelt dat zij nog een bedrag van € 79.368,23 van de eiser tegoed heeft. De rechtbank heeft de bevoegdheid om te oordelen over het geschil, aangezien het pand in Nederland is gelegen en de partijen zich op Nederlandse wetgeving beroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van beide partijen onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en heeft besloten dat de verdeling van de gemeenschap zal plaatsvinden door verkoop van het pand. De rechtbank heeft ook de nodige maatregelen getroffen om de verkoop te faciliteren, waaronder het aanwijzen van een makelaar en het vaststellen van de verkoopprijs. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van hun stellingen met betrekking tot de financiële afwikkeling en de kosten verbonden aan het pand. De zaak is aangehouden voor verdere aktewisseling en bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/277812 / HA ZA 20-255
Vonnis van 4 mei 2022
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.A.J. van der Leeuw,
tegen
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. Strijks.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 8,
  • de conclusie van antwoord in conventie en tevens eis in reconventie,
  • de conclusie van antwoord in reconventie met de producties 10 tot en met 12.
- de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij B3-formulier overgelegde productie 13,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 8 juni 2021,
- de akte uitlaten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van 1 september 2021,
- de akte uitlaten, tevens wijziging van eis, van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van 29 september 2021,
- het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ingediende B7-formulier van 20 oktober 2021 (verzoek nieuwe mondelinge behandeling),
- de rolbeslissing van 27 oktober 2021 (afwijzing verzoek [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en besluit dat
bij akte uitsluitend op de eiswijziging van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] mag reageren),
- de akte uitlaten, tevens wijziging van eis, van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van 8 december 2021,
- het door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ingediende B16-formulier van 23 december 2021 (bezwaar tegen de eiswijziging van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ),
- het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ingediende B16-formulier van 29 december 2021 (wederom verzoek nieuwe mondelinge behandeling)
- de rolbeslissing van 5 januari 2022 (afwijzing verzoek [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben in het verleden een affectieve relatie gehad. De relatie is beëindigd omstreeks januari 2012.
2.2.
Partijen hebben een pand, staande en gelegen aan het adres [adres] , [plaats] (hierna: het pand) ieder voor de onverdeelde helft in eigendom. De koop van het pand is gefinancierd met twee hypothecaire geldleningen, een bij de ABN AMRO Bank N.V. ter hoogte van € 156.000,00 (afgelost) en een bij de vader van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ter hoogte van € 306.618,85.
2.3.
Het pand is met ingang van 1 januari 2011 verhuurd. De huurders exploiteren een cafetaria in het pand. De huidige huurperiode eindigt op 31 december 2020. De huur bij aanvang bedroeg € 42.000,00 per jaar. In 2019 bedroeg de huur € 43.395,00 per jaar.
2.4.
Bij vonnis van de kantonrechter van Rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 23 januari 2019 is de huurprijs van het pand per 10 april 2017 vastgesteld op
€ 15.839,00 per jaar. Partijen zijn veroordeeld de te veel betaalde huur per 10 april 2017
(€ 47.534,16) aan de huurders terug te betalen. Ook zijn zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de huurders (€ 5.194,31).
2.5.
Bij brief van 13 maart 2020 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gevraagd mee te werken aan verdeling van de eenvoudige gemeenschap (het pand). Hij stelt voor het aandeel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in het pand over te nemen, haar te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en bij de waardering van het pand uit te gaan van de WOZ-waarde op 1 januari 2018 van € 298.000,00.

3.De vordering

In conventie

3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt bij dagvaarding tot verdeling van de eenvoudige gemeenschap (het pand) over te willen gaan door toedeling van het aandeel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan hem. Ook wil hij dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op grond van artikel 3:172 BW voor de helft bijdraagt in de kosten van het pand (terugbetaalde huur € 47.534,16 + proceskosten betaald aan huurders
€ 5.194,31 + kosten rechtsbijstand huurzaak € 1.818,63 + negatieve huurinkomsten periode 10 april 2017 tot en met december 2020 € 62.803,50 : 2 = € 58.711,80). Hij vordert bij dagvaarding dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] veroordeelt om haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van haar aandeel in de eigendom van het pand staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tegen de verkoopprijs van
€ 298.000,00,
II. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting € 58.711,80 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding,
III. bepaalt dat de overwaarde van het pand genoemd onder I bij helfte wordt gedeeld;
IV. bepaalt dat de geldswaarden van het onder II en III gevorderde met elkaar worden verrekend en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] veroordeelt het daaruit resulterende saldo wegens overbedeling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te voldoen tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het te wijzen vonnis tot de dag van de algehele voldoening;
V. bepaalt dat het vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot verkoop van het pand genoemd onder I tegen de verkoopprijs van € 298.000,00 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , om de akte van levering te (doen) passeren en de verrekening-verklaring van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] als bedoeld onder IV, zulks indien [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet binnen 48 uur na een daartoe strekkend verzoek van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] haar medewerking verleent;
VI. kosten rechtens.
3.2.
Na wijziging van zijn eis op 8 december 2021 vordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] veroordeelt om haar medewerking te verlenen aan de verkoop tegen de verkoopprijs van € 184.000,00 en levering van haar aandeel in de eigendom van het pand staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] aan
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] onder de opschortende voorwaarde van ontslag van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] uit de hoofdelijkheid van de hypothecaire geldlening,
II. bepaalt dat dit vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot verkoop van het pand genoemd onder I tegen de verkoopprijs van € 184.000,00 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , om de akte van levering te (doen) passeren, zulks indien [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet binnen 48 uur na een daartoe strekkend verzoek van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] haar medewerking verleent;
III. bepaalt dat de onderwaarde van het pand genoemd onder I bij helfte wordt gedeeld;
IV. behoudens de verkoop en levering onder I, op grond van artikel 3:178 lid 3 BW de vordering tot verdeling uitsluit voor de duur van drie jaar na heden, althans voor een door de rechtbank te bepalen duur;
V. kosten rechtens.
3.3.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
3.5.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] wil, na wijziging van haar eis, dat de verdeling van de eenvoudige gemeenschap tot stand gebracht wordt door verkoop van het pand. In het kader van de financiële afwikkeling stelt zij nog € 79.368,23 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tegoed te hebben. Zij vordert daarom, na wijziging van haar eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt om, binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis, zijn onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de verkoop van het pand staande en gelegen te [plaats] aan het adres [adres] , via een door de rechtbank in goede justitie te bepalen makelaar, waarbij de vraagprijs door de makelaar wordt bepaald, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, voor iedere dag dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, tot een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 25.000,00;
bepaalt dat de overwaarde/onderwaarde van het onder 1 genoemde pand bij helfte wordt gedeeld en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt de helft van de overwaarde tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het te wijzen vonnis;
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot het verlenen van de nodige medewerking aan het toegang verschaffen aan de makelaar en eventuele potentiële kopers in het onder 1. genoemde pand, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, voor iedere keer dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het pand op verzoek van de makelaar niet openstelt respectievelijk niet in behoorlijke staat openstelt voor bezichtiging door potentiële kopers samen met de makelaar, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen
van € 25.000,00;
4. bepaalt dat het vonnis in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte akte
strekkende tot het verstrekken van een verkoopvolmacht aan de makelaar, waarbij de vraagprijs door de makelaar wordt bepaald, indien [eiser in conventie, verweerder in reconventie] na het verbeuren van het maximum aan dwangsommen, weigerachtig blijft aan hetgeen onder 1. is gevorderd te voldoen;
5. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot het verlenen van de nodige medewerking aan het notarieel transport van het onder 1. genoemde pand, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, voor iedere dag dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, tot een maximum aan te verbeuren dwangsommen van
€ 25.000,00;
6a. bepaalt dat het vonnis in de plaats treedt van dat deel van de akte waarin
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] verklaart het onder 1. genoemde pand, aan een derde te leveren,
indien [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , na het verbeuren van het maximum aan dwangsommen,
weigerachtig blijft aan hetgeen onder 5. is gevorderd te voldoen;
6b. bepaalt dat het vonnis dezelfde kracht heeft als de rechtshandeling welke
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] dient te verrichten teneinde het eigendom betreffende het onder 1.
genoemde pand, aan een derde te leveren indien [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , na het verbeuren
van het maximum aan dwangsommen, weigerachtig blijft aan hetgeen onder 5. is
gevorderd te voldoen;
7. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt om, binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te betalen een bedrag ad € 79.368,23 te vermeerderen met de nog open te vallen opbrengsten van het pand als PM post, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het te wijzen vonnis, althans een door de rechtbank in goede justitie te
bepalen bedrag;
8. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot betaling van de kosten van dit geding, waaronder het salaris van de advocaat van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening, althans betekening, van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
Subsidiair
de verdeling van de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschap vaststelt zodanig als de rechtbank in goede justitie bepaalt;
bepaalt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , binnen twee weken na betekening van de te wijzen beschikking (de rechtbank leest: het vonnis), een nader door de rechtbank vast te stellen bedrag aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dient te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling;
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt tot betaling van de kosten van dit geding, waaronder het salaris van de advocaat van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening, althans betekening, van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.6.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid Nederlandse rechter

4.1.
Gelet op de woonplaats van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in Spanje en de ligging van de onroerende zaak in Nederland, draagt deze zaak een internationaal karakter. De rechtbank zal eerst beoordelen of de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van partijen. Deze bevoegdheidsvraag dient beantwoord te worden volgens de EEX-Verordening II (Nr. 1215/2012, PbEU 2012, L 35/1).
4.2.
Tot de kern teruggebracht vorderen partijen in conventie en in reconventie verdeling van de eenvoudige gemeenschap door toedeling van het pand aan een van partijen (vordering [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ) of door verkoop van het pand aan een derde (vordering [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ). Zij beogen daarmee de goederenrechtelijke levering van (het aandeel van een van partijen in) het pand aan de ander of aan een derde tot stand te brengen. De vorderingen zien dus op een zakelijk recht op een onroerende zaak als bedoeld in de zin van artikel 24 lid 1 EEX-Verordening II. Op grond van dat artikellid is bevoegd de rechter van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is. Omdat het pand gelegen is in Nederland, in de gemeente Sittard-Geleen, en de overige vorderingen van partijen tot financiële afwikkeling onlosmakelijk verbonden zijn met de vorderingen tot verdeling van de eenvoudige gemeenschap, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe in conventie en in reconventie.
4.3.
Op grond van artikel 103 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering is Rechtbank Limburg, locatie Maastricht, bevoegd om te oordelen over het geschil.
Toepasselijk recht
4.4.
Ter onderbouwing van hun vorderingen hebben partijen verwezen naar Nederlandse wetsbepalingen. De rechtbank ziet daarin een impliciete rechtskeuze voor toepassing van het Nederlandse recht.
De eiswijziging van [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
4.5.
Ingevolge artikel 130 lid 1 Rv is een eiser, zolang nog geen eindvonnis is gewezen, bevoegd zijn eis of de gronden daarvan te wijzigen. De wederpartij is bevoegd hiertegen bezwaar te maken op grond dat de verandering of vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
4.6.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft op 8 december 2021 een eiswijziging ingediend (zie r.o. 3.2.).
4.7.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft verzocht de gewijzigde eis af te wijzen omdat anders een oeverloos debat ontstaat. Voor zover [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] met deze opmerking bedoeld heeft bezwaar te maken tegen de eiswijziging wegens strijd met de goede procesorde, wijst de rechtbank dat bezwaar af. Van strijd met de goede procesorde is geen sprake. De eiswijziging is immers beperkt van omvang en behelst verder een vermindering van eis.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert niet langer betaling door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van € 58.711,80. Vermindering van eis is altijd mogelijk.
4.8.
De rechtbank zal daarom recht doen op basis van de gewijzigde eis van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] (zie r.o. 3.2.)
De eiswijziging van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
4.9.
Tegen de eiswijziging van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is geen bezwaar gevoerd. De rechtbank zal daarom recht doen op basis van de gewijzigde eis van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] (zie r.o. 3.5.).
Vorderingen I, II, III en IV in conventie
4.10.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] laat in deze procedure wisselende standpunten zien met betrekking tot de verdeling van de eenvoudige gemeenschap. In zijn oorspronkelijke eis vordert hij toedeling van het pand aan hem, op de zitting stemt hij in met verkoop van het pand aan een derde en maken partijen afspraken over het ingang zetten van de verkoop en in de akte waarin hij zich uitlaat over de eiswijziging van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , wil hij terugkomen op die afspraken en vordert hij alsnog toedeling van het pand aan hem maar dan tegen een lagere waarde dan in de oorspronkelijke vordering was opgenomen.
4.11.
Partijen hebben op zitting met betrekking tot de eenvoudige gemeenschap een verdelingsafspraak gemaakt die inhoudt dat verdeling plaatsvindt door verkoop van het pand:
Procesafspraken
Partijen spreken af dat zij samen in overleg een keuze voor de makelaar zullen maken, dat zij samen als opdrachtgever voor de makelaar zullen optreden, dat zij de kosten samenhangend met de verkoop samen voor gelijke delen zullen dragen en met elkaar afspraken zullen maken over het in gang zetten van het verkoopproces van het pand. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zal de communicatie met de makelaar voeren en mr. Strijks cc in alle e-mailcorrespondentie vermelden.
(…).’
4.12.
Partijen zijn gebonden aan de afspraak dat de verdeling van de eenvoudige gemeenschap zal plaatsvinden door verkoop van het pand, nu deze afspraak noch is ontbonden noch is vernietigd, en een vordering daartoe ook niet is ingesteld. Gelet hierop dient vordering I van de gewijzigde eis van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (toedeling van het pand aan hem) te worden afgewezen.
4.13.
De vorderingen II en III van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn gekoppeld aan vordering I en zullen daarom eveneens worden afgewezen.
4.14.
Vordering IV van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] strekt ertoe dat als de woning niet aan hem wordt toebedeeld tegen een waarde van € 184.000,00 de verdeling voor de duur van drie jaar wordt uitgesloten. Hij vreest namelijk dat bij verkoop een restschuld overblijft en partijen niet in staat zullen zijn de geldlening van zijn vader tijdig af te lossen. Omdat zijn vader een hypotheek op zijn huis heeft genomen om de lening aan partijen te kunnen verstrekken, is hij bang dat zijn vader zijn hypothecaire lening niet meer zal kunnen voldoen. In dat geval loopt zijn vader het risico zijn huis te verliezen bij uitwinning door de bank.
4.15.
De rechtbank zal ook vordering IV afwijzen. De relatie van partijen is tien jaar geleden beëindigd. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is deze procedure begonnen omdat hij niet langer in onverdeeldheid wil blijven. Uit de eis in reconventie volgt dat ook [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot verdeling wil overgaan. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de eenvoudige gemeenschap van partijen verdeeld zal worden door verkoop van het pand. Het staat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] overigens vrij om mee te bieden.
Vorderingen primair 1., 2., 3., 4., 5., 6a. en 6b. in reconventie
Persoon makelaar, vraagprijs, toegang verschaffen tot het pand, verkoopprijs
4.16.
Nu de woning verkocht zal worden, dienen partijen opdracht te geven aan een makelaar hen te begeleiden bij het verkoopproces. Tijdens de zitting hebben zij kenbaar gemaakt geen voorkeur voor een bepaalde makelaar te hebben, met dien verstande dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geen makelaar wenst die eerder bij deze zaak betrokken is geweest. De rechtbank zal bij eindvonnis bepalen dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] drie makelaars mag voorstellen aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] daaruit binnen twee weken één makelaar mag kiezen. Indien [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet binnen twee weken een makelaar gekozen heeft, mag [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zelf een keuze maken uit de drie door haar voorgestelde makelaars.
4.17.
De rechtbank zal verder bepalen dat, indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening erin slagen gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, de makelaar een door hem/haar vast te stellen bindende marktconforme vraagprijs bepaalt.
4.18.
De makelaar zal de aan hem/haar gegeven opdracht alleen kunnen uitvoeren als aan hem/haar toegang verleend wordt tot het pand. De rechtbank zal [eiser in conventie, verweerder in reconventie] opdragen daaraan mee te werken.
4.19.
Ook zal de rechtbank bepalen dat partijen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt, indien en voor zover die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, zal de makelaar die naar beste weten en bindend kunnen bepalen.
Aflossing resterende hypotheek na verkoop, onderwaarde, overwaarde
4.20.
Bij verkoop en levering van het pand aan een derde dient met de verkoopopbrengst de nog resterende hypotheekschuld te worden afgelost. Partijen zijn vervolgens ieder voor de helft gerechtigd tot de resterende overwaarde (te weten opbrengst woning -/- hypotheken en kosten verbonden aan de verkoop en levering).
4.21.
In het geval er sprake is van een onderwaarde (restschuld) overweegt de rechtbank als volgt. Een eventuele onderwaarde van het pand betreft een gemeenschappelijke schuld. Gezamenlijke schulden kunnen niet worden verdeeld (zie art. 3:178 lid 1 BW), zoals door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gevorderd. De rechtbank kan met betrekking tot een eventuele restschuld slechts de onderlinge draagplichtig vaststellen. Nu partijen niets hebben aangevoerd op grond waarvan van de 50/50-regel zou moeten worden afgeweken, zal de rechtbank bepalen dat in het geval er na verkoop van het pand aan een derde een restschuld resteert, partijen hiervoor ieder voor de helft draagplichtig zijn.
Meewerken aan verlenen verkoopopdracht, verlenen toegang pand, tekenen koopovereenkomst en leveringsakte
4.22.
De rechtbank zal geen dwangsommen verbinden aan de veroordeling om medewerking te verlenen aan de verkoop (opdracht makelaar, tekenen koopovereenkomst, tekenen leveringsakte) omdat de rechtbank de vordering toe zal wijzen dat het vonnis in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte akte strekkende tot het geven van opdracht aan de makelaar en tot het ondertekenen van de verkoopovereenkomst en de leveringsakte als [eiser in conventie, verweerder in reconventie] weigerachtig is mee te werken.
4.23.
De rechtbank zal wel een dwangsom van € 250,00 per dag verbinden aan de veroordeling medewerking te verlenen aan het verschaffen van toegang tot het pand aan de makelaar en eventuele kopers door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met een maximum van € 10.000,00.
Vordering € 79.368,23
4.24.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft, na wijziging van eis in reconventie, een bedrag van
€ 79.368,23 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevorderd. Zij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat zij sinds de beëindiging van de affectieve relatie in januari 2012 recht heeft op de helft van de inkomsten minus de kosten uit de verhuur van het pand.
4.25.
Partijen hebben ter mondelinge behandeling afgesproken dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] alle bankafschriften van de en/of rekening van partijen vanaf 1 januari 2012 in het geding zou brengen en daarbij inzichtelijk zou maken, welke bedragen zijn gebruikt om af te lossen aan de bank en aan zijn vader, welke kosten van het pand voldaan zijn (onderbouwing van het bedrag van € 2.725,00 per maand), welk bedrag aan inkomsten is overgebleven en welk deel van de inkomsten is overgemaakt aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Mochten niet alle bankafschriften vanaf 1 januari 2012 beschikbaar zijn, dan zou [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het vorenstaande middels andere bewijsstukken inzichtelijk proberen te maken.
Debat partijen na de mondelinge behandeling
4.26.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft bij akte uitlaten van 1 september 2021 bankafschriften van de en/of rekening van partijen vanaf 1 januari 2012 tot en met juli 2021 in het geding gebracht (productie 14). [eiser in conventie, verweerder in reconventie] meent dat de vordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is verjaard.
Verder heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft naar voren gebracht dat:
- op 1 januari 2012 het saldo op de en/of rekening van partijen € 140.679,87 bedroeg;
- de huurinkomsten op grond van de bankafschriften in totaal € 459.669,23 bedragen, waarbij het bedrag als volgt is opgebouwd:
 beginsaldo € 140.679,87
 2012 € 42.000,00
 2013 € 42.000,00
 2014 € 43.008,00
 2015 € 43.379,07
 2016 € 43.460,22
 2017 € 43.873,95
 2018 € 43.881,48
 2019 € 2.783,84
 2020 € 5.090,71
 2021
€ 9.512,09
Totaal € 459.669,23;
- door betaling van een bedrag van € 141.612,39 partijen de volledige hypothecaire geldlening van de ABN AMRO Bank hebben afgelost. In maart 2012 hebben partijen in totaal € 10.000,00 op de geldlening verstrekt door [naam zus] afgelost.
- hij inclusief rente en aflossing de kosten van het pand als volgt becijfert:
 2012 € 179.989,40
 2013 € 28.500,76
 2014 € 27.397,42
 2015 € 29.669,90
 2016 € 27.221,53
 2017 € 23.774,30
 2018 € 30.583,06
 2019 € 13.573,70
 2020 € 11.001,60
 2021
€ 6.779,32
Totaal € 378.396,99
- in totaal aan inkomsten € 459.669,23 - € 378.396,99 = € 81.272,24 resteert. De helft van dat bedrag (€ 40.636,12) kom in beginsel [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] toe. Daarop strekken echter nog twee bedragen in mindering:
* € 5.876,18
Toelichting: aan de huurder moest € 52.728,47 voldaan worden (zie r.o. 3.1.) Behoudens een bedrag van € 11.752,36 heeft betaling via verrekening met de lopende huur of via betalingen vanaf de gezamenlijke en/of-rekening plaatsgevonden. Het resterende bedrag van € 11.752,36 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vanuit eigen middelen voldaan aan de huurders. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dient de helft van dat bedrag (€ 5.876,18) aan hem te vergoeden;
* € 10.370,00
Toelichting: hij heeft reeds een bedrag van € 10.370,00 vanuit de en/of rekening aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voldaan;
- nadat deze twee bedragen in mindering gebracht zijn op het bedrag van € 40.636,12 een bedrag van € 24.389,94 overblijft voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft hij dat bedrag al ruimschoots contant aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voldaan tijdens bezoeken aan zijn zoon, die in Spanje bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] woont, in de periode 2012 tot en met 2018.
4.27.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft als reactie daarop naar voren gebracht dat zij instemt met een bedrag van € 459.669,23 aan huurinkomsten tot en met juli 2021. Zij betwist bij gebrek aan onderbouwing door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat de kosten die aan het pand verbonden zijn tot en met juli 2021 € 378.396,99 bedragen. De kosten bedragen volgens haar € 300.932,77. Aan inkomsten resteert derhalve een bedrag van € 459.669,23 - € 300.932,77 = € 158.736,46. Zij stelt recht te hebben op de helft van dit bedrag, te weten € 79.368,23. Zij is van mening dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet aangetoond heeft dat hij een bedrag van € 11.752,36 met eigen middelen voldaan heeft aan de huurders. Er is dan ook geen reden om de helft van dit bedrag te vergoeden. Ook ontkent zij over de periode augustus 2012 tot en met april 2017 € 10.370,00 ontvangen te hebben. Tot slot betwist [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat zij een bedrag van € 24.389,94 contant heeft ontvangen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
Vordering verjaard?
4.28.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet verjaard. Niet gesteld of gebleken is dat partijen afspraken met elkaar gemaakt hebben over tussentijdse afrekening van de vruchten en lasten die verbonden zijn aan het pand (artikel 3:172 BW). In het kader van de verdelingsvordering wil [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de baten en lasten van het pand sinds januari 2012 met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] afrekenen. Een soortgelijke vordering had [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de dagvaarding ook ingesteld tegen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Die vordering heeft hij later ingetrokken. Een verdelingsvordering is gelet op 3:178 BW niet aan verjaring onderhevig. Van verjaring van de vordering tot betaling van € 79.368,23 is gezien het voorgaande evenmin sprake.
Huurinkomsten pand
4.29.
Partijen zijn het er over een dat de huurinkomsten in de periode januari 2012 tot en met juli 2021 € 459.669,23 bedragen.
Uitgaven pand
hypotheekrente en aflossing hypothecaire geldleningen
4.30.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft terecht opgemerkt dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] bij haar berekening abusievelijk zes jaar rente en aflossing in plaats van zeven jaar heeft meegenomen. Voorts heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] over het jaar 2020 enkel afschriften overgelegd van de maanden januari tot en met november 2020. Gelet op het gegeven dat de rente en aflossing iedere maand dienen te worden voldaan en door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ook niet is betwist dat deze kosten zijn voldaan, gaat de rechtbank uit van een foutieve berekening aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en zal de rechtbank bij de berekening ook de maand december 2020 meenemen. De rechtbank stelt vast dat een bedrag van € 324.932,77 inzake hypotheek, rente en aflossing, als niet betwist, vaststaat. Dit bedrag aan hypotheek, rente en aflossing is als volgt opgebouwd:
 aflossing hypotheek € 141.612,39
 rente en aflossing 2012 € 24.000,00
 rente en aflossing 2013 € 24.000,00
 rente en aflossing 2014 € 24.000,00
 rente en aflossing 2015 € 24.000,00
 rente en aflossing 2016 € 24.000,00
 rente en aflossing 2017 € 24.000,00
 rente en aflossing 2018 € 24.000,00
 rente en aflossing 2019 € 7.071,00
 rente en aflossing 2020 € 5.509,56
 rente en aflossing 2021
€ 3.200,82
Totaal € 325.393,77
(terug)betaling te veel ontvangen huur en proceskosten huurprocedure via bank of verrekening met lopende huur en uit eigen middelen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ?
4.31.
De rechtbank stelt voorop dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet betwist heeft dat zij ermee ingestemd heeft dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het pand van partijen na het einde van hun relatie zou beheren, omdat zij woonachtig is in Spanje. Onderdeel van dat beheer is het voeren van verweer in de huurprocedure over de hoogte van de bedrijfshuur. Er is dan ook geen reden om de proceskosten die partijen moesten betalen aan de huurders alleen voor rekening van
te laten komen, nu het kosten zijn die verband houden met het gezamenlijk eigendom.
4.32.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat hij op 22 februari 2019 via de gezamenlijke rekening van partijen € 17.200,00 heeft overgemaakt aan de huurders. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft deze stelling niet betwist. De betaling blijkt uit de overgelegde bankafschriften, zodat de rechtbank dit als vaststaand zal aannemen.
4.33.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verder aan dat over de maanden maart 2019 tot en met juli 2020 en in december 2020 de huurders geen huur voldaan hebben (17 maanden x
€ 1.319,92 en december 2020 € 1.337,47). In totaal betreft het een bedrag van € 23.776,11. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft dit niet betwist, zodat de rechtbank hiervan uitgaat.
4.34.
Dat betekent dat van het bedrag van € 52.728,47 (zie r.o. 2.4.) dat partijen verschuldigd zijn aan de huurders, zij via overboeking per bank en via verrekening met de lopende huur voldaan hebben € 40.976,11.
4.35.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat hij het resterende bedrag € 52.728,47 - € 40.976,11 =
€ 11.752,36 met eigen middelen voldaan heeft aan de huurders. Bewijsmiddelen waaruit dat blijkt heeft de rechtbank bij de stukken niet aangetroffen. De rechtbank zal [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de gelegenheid stellen bewijs te leveren van deze stelling.
kosten verbonden aan pand
4.36.
Volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zien de overige kosten van het pand op de bijdragen voor het ABN AMRO privépakket, verzekeringspremies risicoverzekeringen op naam van beide partijen, gemeentelijke belastingen en dergelijke.
4.37.
Op basis van de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in het geding gebrachte bankafschriften stelt de rechtbank vast dat diverse bedragen van de rekening zijn afgeschreven, waaronder terugkerende bedragen zoals de ‘prolongatie-premie inzake uw ABN AMRO bedr. polis verzekering’, ‘risico verzekering t.n.v. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ’, ‘risico verzekering t.n.v. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’ en ‘maandbijdrage ABN AMRO’. Deze posten staan ook vermeld in het overzicht van de boekhouder van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (producties 5 dagvaarding).
4.38.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft echter twee dingen in zijn akte uitlaten nagelaten:
per afzonderlijke kostenpost, die verbonden is aan het pand, zoals bijvoorbeeld ‘prolongatie-premie inzake uw ABN AMRO bedr. polis verzekering’ is niet berekend hoeveel de kosten in totaal waren over de periode januari 2012 tot en met juli 2021. Het is niet aan de rechtbank om per kostenpost alle bankmutaties over de voornoemde periode die bij zo’n post horen op te tellen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] moet per kostenpost deze rekensom op inzichtelijke wijze maken (van ieder jaar moet vermeld worden welke bedragen bij elkaar opgesteld zijn) zodat de wederpartij daarop kan reageren en de rechtbank de rekensom kan controleren als deze betwist wordt.
per kostenpost onderbreekt de onderbouwing. De rechtbank kan aan de hand van de bankmutaties niet vaststellen of de opgevoerde kosten verband houden met het pand of privékosten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betreffen. Het is aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om per kostenpost, die verbonden is aan het pand, bewijsstukken in het geding te brengen, zodat vastgesteld kan worden dat deze kosten gemaakt zijn ten behoeve van het pand.
4.39.
Omdat verderop in dit vonnis zal blijken dat nog geen eindvonnis gewezen kan worden, en partijen ook na juli 2021 met elkaar de inkomsten en uitgaven van het pand tot het moment van levering aan een derde zullen moeten afwikkelen, hebben partijen er belang bij dat de omvang van de kosten van het pand goed in kaart gebracht worden. Om die reden zal de rechtbank [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een herkansing bieden en bij akte opdragen om conform r.o. 4.38. per kostenpost een berekening te maken en daarbij als onderbouwing bewijsstukken van de kostenposten te voegen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zal daarna bij antwoord-akte mogen reageren.
Lening zus
4.40.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat partijen in maart 2012 via de en/of rekening € 10.000,00 terugbetaald hebben aan [naam zus] , de zus van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , vanwege een geldlening.
4.41.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ontkent niet dat partijen € 10.000,00 aan haar zus betaald hebben, maar volgens haar had de geldlening niets van doen met het pand van partijen en hoort het daarom niet onder de kosten van het pand geschaard te worden.
4.42.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] blijft erbij dat de lening – bij zijn laatste akte spreekt hij over
€ 15.000 – bij de kosten in aanmerking genomen moet worden om er sprake is van een gemeenschapsschuld.
4.43.
Vast staat dat partijen € 10.000,00 betaald hebben van hun het saldo op hun gezamenlijke rekening. Dat betekent dat ieder de helft van het bedrag voldaan heeft.
Gelet op het verweer van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat de geldlening geen betrekking had op het pand van partijen, lag het op de weg van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om nadere informatie te verstrekken over de achtergrond van de lening die verstrekt is door de zus van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Nu hij dat heeft nagelaten, is niet komen vast te staan dat de terugbetaling van € 10.000,00 betrekking heeft gehad op het pand. Bij de berekening van de kosten van het pand laat de rechtbank dit bedrag daarom buiten beschouwing.
Verrekening met betalingen vanaf en/of rekening van € 10.370,00 aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ?
4.44.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betwist dat zij over de periode augustus 2012 tot en met april 2017 als afrekening voor inkomsten uit het pand de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op pagina 3 van zijn akte uitlaten van 1 september 2021 genoemde bedragen heeft ontvangen. Volgens haar betreffen de overboekingen van 16 augustus 2012, januari 2013, februari 2013, februari 2016, juni 2016 en juli 2016 tot en met april 2017 de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen kinderalimentatie. De gestelde contante betaling van € 2.500,00 in september 2012 ontkent [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te hebben ontvangen. Zij voert aan de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] overgelegde kwitantie (productie 15) nimmer te hebben gezien en ook niet te hebben ondertekend.
4.45.
De rechtbank staat eerst stil bij de bankbetalingen.
Uit de bankafschriften blijkt dat bij de betaling van € 1.000,00 op 16 augustus 2012 aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] als vermelding staat “alimentatie [naam] ”. Gelet op deze omschrijving heeft die betaling dus geen betrekking gehad op inkomsten uit het pand. Het beroep op verrekening ter grootte van € 1.000,00 wordt dan ook afgewezen.
4.46.
Bij de overboekingen op 24 januari 2013 en 26 februari 2013 van respectievelijk
€ 750,00 en € 770,00 staan geen omschrijvingen vermeld. Ook bij de betaling van € 500,00 op 11 februari 2016, € 500,00 op 27 juni 2016 en € 500,00 op 27 juli 2016 ontbreekt een omschrijving van de reden van overboeking.
4.46.1.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft tijdens de mondelinge behandeling ontkent ooit geld voor het pand ontvangen te hebben, behoudens twee of drie betalingen van ongeveer € 500,00. Wel heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] volgens haar kinderalimentatie betaald per bank, maar dat staat bij de omschrijving vermeld.
4.46.2.
Omdat bij de overboekingen zoals vermeld in r.o. 4.46. geen vermelding ‘alimentatie’ staat, gaat de rechtbank gelet op de toelichting van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tijdens de mondelinge behandeling ervan uit dat de betalingen geen betrekking hadden op te betalen kinderalimentatie. De rechtbank neemt daarom tot uitgangspunt dat de bedragen die in de periode 24 januari 2013 tot en met 27 juli 2016 betaald zijn, in totaal € 3.020,00, betrekking hadden op een vergoeding voor het pand. Andere redenen waarom er bedragen zijn overgemaakt naar haar heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] immers niet genoemd. Het beroep op verrekening ter grootte van het bedrag van € 3.020,00 slaagt derhalve.
4.47.
De rechtbank heeft verder een aantal overboekingen aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aangetroffen met omschrijving ‘huur’:
- 31 augustus 2016: € 500,00 “huur zaak”;
- 8 oktober 2016: € 350,00 “huur september”;
- 4 november 2016: € 500,00 “huur oktober”;
- 3 december 2016: € 500,00 “huur november”;
- 8 januari 2017: € 500,00 “huur december”;
- 14 februari 2017: € 500,00 “huur januari”;
- 28 maart 2017: € 500,00 “huur”;
- 29 april 2017: € 500,00 “huur april”.
Met betrekking tot deze betalingen voert [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan dat zij ervan uitgaat dat deze betalingen op kinderalimentatie betrekking hadden. De rechtbank volgt haar niet in dat verweer. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de betalingen geoormerkt als huurinkomsten uit het pand. De rechtbank neemt dan ook tot uitgangspunt dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] € 3.850,00 aan inkomsten uit het pand heeft ontvangen in de periode 31 augustus 2016 tot en met 29 april 2017. Het beroep op verrekening slaagt dus voor een bedrag van € 3.850,00
4.48.
Tot slot heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] nog verwezen naar een bonnetje waarop met de hand is geschreven “alquiter de nuestro negocio (verhuur van ons bedrijf), een bedrag van
€ 2.500 en een datum (19?) september 2012 en een handtekening geplaatst is. Nu [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betwist heeft dat zij dit bonnetje heeft ondertekend, rust [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het bewijs van de stelling dat hij in september 2012 aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] € 2.500,00 contant voldaan heeft vanwege huurinkomsten. De rechtbank zal [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot betwijslevering toelaten.
Verrekening met een bedrag van € 24.389,94
4.49.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat hij vanwege het kind van partijen regelmatig naar Spanje gaat en bij die gelegenheden gelden uit de huurinkomsten van het pand contant aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gegeven heeft. Volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] was het de keuze van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om de bedragen contant te ontvangen, omdat zij haar onroerend goed in Nederland niet opgaf in haar belastingaangiften. Hij stelt ruimschoots meer dan € 24.389,24 aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voldaan te hebben. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft uitdrukkelijk bewijs van de door hem gestelde contante betalingen aangeboden. Nu [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betwist contante betalingen gehad te hebben, anders dan voor kinderalimentatie, rust het bewijs van de stelling dat hij ruimschoots € 24.389,94 contant aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voldaan heeft vanwege huurinkomsten op [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . De rechtbank zal hem tot bewijslevering toelaten.
In conventie en in reconventie
4.50.
In afwachting van de aktewisseling en de bewijslevering houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in reconventie
5.2.
verwijst de zaak naar de rol van
1 juni 2022voor akte conform r.o. 4.38. - 4.39. van dit vonnis aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ;
5.3.
stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de gelegenheid om, door alle middelen rechtens, bewijs te leveren van zijn stelling dat:
a) hij € 11.752,36 met eigen middelen voldaan heeft aan de huurders;
b) hij in september 2012 € 2.500,00 contant betaald heeft aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vanwege huurinkomsten uit het pand van partijen;
c) hij ruimschoots € 24.389,94 contant aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voldaan heeft vanwege huurinkomsten uit het pand van partijen;
5.4.
verwijst de zaak naar de rol van
1 juni 2022voor:
  • opgave door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van de verhinderdata van partijen en getuigen voor de periode augustus 2022 tot en met mei 2023 in het geval [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bewijs wil leveren door het horen van getuigen;
  • het in het geding brengen van bewijsmiddelen indien [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn bewijs wil leveren (mede) op andere wijze dan door het horen van getuigen;
  • uitlating door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] of hij onderzoek door een deskundige nodig acht vanwege de bewijsopdracht onder 5.3. onder b);
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op
4 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.type: AP