Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
GEMEENTE MAASTRICHT,
1.De procedure
- de dagvaarding
- de op voorhand door de gemeente ingediende producties
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling van 28 maart 2022
2.De feiten
3.Het geschil
- om uiterlijk twee weken na betekening van het vonnis de overeengekomen minnelijke ontslagregeling, overeenkomstig de voorwaarden en bepalingen van productie 14, althans overeenkomstig de door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen uitgangspunten, na te (laten) komen, in ieder geval totdat in een bodemprocedure wordt beslist of de minnelijke ontslagregeling onvoorwaardelijk tot stand is gekomen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de gemeente na betekening van het vonnis daarmee in gebreke blijft tot een maximum van € 100.000,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom,
- tot betaling van € 925,00 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten inclusief btw, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening,
- tot betaling van de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten.
4.De beoordeling
“Inmiddels is gebleken dat er een collegebesluit nodig is om tot vaststelling van de minnelijke regeling te komen”, dat partijen er aanvankelijk van uit gingen dat er geen collegebesluit meer nodig was. Uit het e-mailbericht van 18 december 2019 (r.o. 2.9.) blijkt evenmin van een voorbehoud. Gelet op de uiteenlopende standpunten van partijen is in deze procedure niet vast te stellen wat partijen tijdens het telefonisch onderhoud hebben besproken.
- dagvaarding € 131,18
- salaris gemachtigde €
747,00