3.3Het oordeel van de rechtbank
03/105821-21
Feit 1: mishandeling
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Nu de verdachte dit feit heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 21 april 2022;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 18 april 2021.
Feit 2: wederspannigheid
Verbalisanten [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4]en
[naam 5]hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Tijdens de aanhouding van de verdachte op 18 april 2021 (Echt) bleef deze zich op alle mogelijke manieren verzetten. Hij probeerde zich te onttrekken aan de aanhouding door te bewegen in tegenovergestelde richting van die waarin de politie hem trachtte te bewegen. Hierbij werd hij gecontroleerd naar de grond gebracht. Hierbij kwam verbalisant [naam 2] deels onder de verdachte op de grond terecht. Terwijl hij onder de verdachte vandaan wist te komen, wist de verdachte - die reeds was geboeid met transporthandboeien - het vuurwapen in het beenholster van verbalisant [naam 2] vast te pakken bij het handvat. Verdachte kreeg direct bevel los te laten. Hij liet echter niet los. De verdachte ging hard schreeuwen en hij trapte met zijn rechterbeen met kracht verbalisant [naam 3] tegen zijn linker onderbeen.
Nadat de verbalisanten [naam 4] en [naam 2] de verdachte naar een dienstvoertuig trachten te vervoeren, begon de verdachte zich hevig te verzetten en bewoog hij zich in een andere richting dan waar zij hem wilde brengen. De verdachte maakte trappende bewegingen met zijn benen in de richting van de benen van een van de verbalisanten. Hierop gaf verbalisant [naam 4] de verdachte een tik tegen de onderkant van zijn linkerkaak/hals om het verzet te breken. De verdachte bleef zich echter hevig verzetten, waarop de verdachte werd gefixeerd op de grond middels een schild. De verdachte bleef trappende bewegingen maken terwijl hij op de grond gefixeerd werd. Verdachte schopte en draaide alle kanten uit.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het dienstwapen van een verbalisant heeft vastgehouden.
De rechtbank acht op basis van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van bovengenoemde verbalisanten en de verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid.
Feit 3 en 4 (parketnummer 03/109953-21)
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [verdachte] wordt genoemd en dat hij op 21 april 2021 in het gebouw van het AZC te Echt met een mes heeft rondgelopen en sommige mensen daarmee heeft gestoken.
Bij de politie heeft verdachte – zakelijk weergegeven – het navolgende verklaard:
Hij kwam op de kamer van aangever [slachtoffer 7] en hij trof daar drie mensen aan die aan zijn hoofd schreeuwden. Hij heeft een mes van de koelkast gepakt en hij heeft daarmee [slachtoffer 7] in haar schouder gestoken. Hij had ook een mes in zijn broekzak.
Hij heeft aangever [slachtoffer 10] op de trap gezien. Hij weet niet of hij hem met het mes heeft geraakt.
Hij heeft aangever [slachtoffer 9] herkend op een door de politie getoonde foto. Hij heeft hem een keer gestoken in zijn hoofd, boven zijn wenkbrauw. Hij wist niet meer wat hij aan het doen was. Hij hoorde stemmen in zijn hoofd.
Hij heeft aangever [slachtoffer 11] boven in de gang bij diens kamer in zijn rug gestoken, vlakbij zijn schouder.
Aangeefster [slachtoffer 7]deed aangifte op 27 april 2021 en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik was op 21 april 2021 in het AZC in Echt. Ik was in de kamer van mijn vriendin en toen kwam de dader daar onverwachts binnen. Toen ik mij omdraaide heeft hij mij onverwachts met een mes in de rug gestoken. Hij stond achter mij. Tijdens de steekpartij had ik mijn baby van 8 maanden op de rug in een draagdoek. Hij kon dat zien, want het hoofd en de benen van de baby waren zichtbaar. Het kind is niet gewond geraakt, maar zat wel helemaal onder het bloed. Ik rende naar de receptie en ik merkte dat mijn energie minder werd door de bloeding. Tot mijn grote schok rende deze man achter mij aan en gaf hij mij nog een enorme klap in mijn gezicht.
Uit de forensisch-medische letselrapportage blijkt dat [slachtoffer 7] een steekwond had in de linkerzijde van de rug, boven het schouderblad en enkele centimeters vanaf de wervelkolom en dat deze verwonding een klaplong heeft veroorzaakt. De verwachte genezingsduur van de wond was twee weken en de verwachte genezingsduur van de klaplong twee maanden. Het letsel was een ernstige verwonding.
Aangever [slachtoffer 8]deed aangifte op 7 mei 2021 en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Toen ik de gang op liep om naar het toilet te gaan zag ik een mij onbekende man op de gang. Ik zag dat deze man een mes had. Ik zag dat hij mij wilde steken. Ik kon nog vluchten richting mijn kamer. Die man rende mij achterna. Ik hoorde dat de man terwijl hij achter mij aanrende riep: “Wait for me there!”. Nog voordat ik mijn kamer goed en wel in kon komen kreeg ik een messteek van de man. Ik zag dat de man het mes in zijn rechterhand had. Ik zag dat de man het mes met een bovenhandse neergaande beweging in mijn nek stak. De man heeft mij éénmaal gestoken. Dit ging met zoveel kracht dat dit mes afbrak waardoor een gedeelte van het mes in mijn lichaam achterbleef. Ik denk dat hij mij gestoken heeft met alle kracht die hij in zich had.
Uit de forensisch-medische letselrapportage blijkt dat [slachtoffer 8] een steekwond had van boven naar beneden links in de hals net boven het sleutelbeen en dat deze verwonding een klaplong heeft veroorzaakt. De verwachte genezingsduur was twee weken. [slachtoffer 8] heeft veel geluk gehad dat cruciale structuren in de hals niet geraakt zijn. Beschadiging van de zenuwstructuren is ernstig invaliderend en beschadiging van de vaatstructuren kan ernstig levensbedreigend zijn door massaal bloedverlies.
Aangever [slachtoffer 9]deed aangifte op 3 mei 2021 en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
We hoorden geschreeuw en rumoer buiten. Ik was bezig om mijn kamerdeur op slot te doen, toen ik een raar geluid hoorde. Ik zag dat een donkere man vanuit het washok in mijn richting kwam gerend. Daarachter kwam direct een tweede donkere man ook in mijn richting gerend. Ik zag dat deze tweede man een mes in zijn hand had. Ik gleed uit en de man met het mes stopte bij mij. Ik zag dat hij de bal van zijn opgeheven gebalde hand in mijn richting had en dat hij vanuit schouderhoogte deze hand naar mijn voorhoofd bracht. Ik voelde een hele stevige steek. Ik werd gestoken tussen mijn ogen en wenkbrauwen. Het gebeurde met veel kracht. Het bloed stroomde over mijn gezicht waardoor ik niets meer zag.
Uit de forensisch-medische letselrapportage blijkt – voor zover relevant – dat [slachtoffer 9] een steekwond had tussen de wenkbrauwen, een kneuzing en bloeduitstorting had in en rond het rechteroog alsmede breuken in het voorhoofdsbeen, het zeefbeen en de oogkas. Uit de neus en uit het oog lekte tijdens de ziekenhuisopname hersenvocht. De toegepaste kracht zal fors zijn geweest. De verwachte genezingsduur van de uitwendige letsels was twee weken en de verwachte genezingsduur van de inwendige letsels twee manden. De letsels zijn samen matig tot levensbedreigend.
Aangever [slachtoffer 10]deed aangifte op 12 mei 2021 en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik was op de avond van 21 april 2021 in de keuken en ik hoorde een geluid, een stem. Ik ben toen naar de wasruimte gegaan. Ik keek naar buiten en zag mensen van de politie en van het COA. Toen kwam er iemand van achter naar mij toe en toen ben ik gestoken. De man heeft mij gestoken in mijn nek, aan de rechterzijde. Nadat ik was aangevallen ben ik richting mijn kamer gelopen en daar ben ik flauwgevallen doordat ik zo veel bloed verloren had.
Ik herken de man op de foto die als bijlage bij de aangifte is gevoegd als de man die mij gestoken heeft.
Uit de forensisch-medische letselrapportage blijkt dat [slachtoffer 10] een steekwond had in de hals en dat daarbij een slagader en een zenuwknoop waren doorgesneden. Door het bloedverlies is hij in shock geraakt en onmiddellijk ingrijpen was noodzakelijk. De slagader en de zenuwen zijn met twee operaties hersteld. Het herstel van zenuwen is een langzaam proces dat maanden tot jaren in beslag kan nemen. Het letsel was levensbedreigend door het bloedverlies.
Aangever [slachtoffer 11]deed aangifte op 28 april 2021 en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik was in mijn eigen kamer. Ik hoorde mensen roepen, schreeuwen en rennen. Ik zag dat een jongen met een mes mij rustig voorbij liep in de richting van de jongen die rechts van mijn kamer op de grond lag. Ik schreeuwde luidkeels en met zware stem: “Are you mad?”. Ik zag dat de jongen met het mes vervolgens terugliep in de richting van mijn kamer. Ik zag dat de jongen met het mes voor mij kwam staan. Ik hoorde dat hij zei: “Kijk naar me, ik ga iedereen vermoorden.” Tijdens dit gesprek werd de jongen plotseling agressief en ik zag dat hij mij met een mes wilde steken. Ik zag namelijk dat hij het mes in zijn rechterhand had en dat hij het mes omhoog hield in mijn richting. Ik zag dat hij met dat mes bovenhands in zijn hand op mij af kwam. Ik zag dat hij het heft op schouderhoogte hield en het lemmet in mijn richting hield. Ik draaide me om mijn kamer in te vluchten. Op dat moment voelde ik dat ik van achter aangevallen werd door hem en dat ik door hem in mijn rug gestoken werd. Ik werd rechts bovenin mijn rug, bij mijn schouder geraakt. Ik ben een keer gestoken. Ik voelde mijn arm branden en ik voelde bloed lopen.
Ik herken de man op de foto die als bijlage bij de aangifte is gevoegd als de man die mij gestoken heeft.
Uit de forensisch-medische letselrapportage blijkt dat [slachtoffer 11] een steekwond had in de rechterzijde van de rug, tussen de ruggen-/nekwervels en het schouderblad. De verwonding was minimaal drie tot vier centimeter diep en de organen ‘at risk’ waren bloedvaten en de rechterlong. De verwachte genezingsduur was acht tot twaalf weken.
Aangever [slachtoffer 12]deed aangifte op 3 mei 2021 en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik liep in de avond van 21 april 2021 vanaf het toilet terug naar mijn kamer en zag toen dat een jongen een andere jongen neerstak. Ik rende naar mijn kamer en vlak voor mijn kamer werd ik aangevallen en gestoken met een mes. Het leek op een keukenmes. Die jongen had het mes in zijn rechterhand. Hij kwam op mij af en hij zei: “Jij bent het”. Hij bleef in het Pidgin Engels zeggen ‘dat ik degene was die daar die dag was’. Er kwam veel bloed uit de wonden. Volgens mij ben ik bewusteloos geraakt. Ik heb ruim zeven dagen in coma gelegen.
Uit de forensisch-medische letselrapportage blijkt dat [slachtoffer 12] drie steekwonden had; een oppervlakkige steekwond ter hoogte van de borstwervels, een zeer diepe steekwond aan de rechterzijde van de lendenwervels en een zeer diepe steekwond aan de bovenzijde van de linkerbil. Zijn lever en de nierslagader zijn geraakt. Door het ernstige bloedverlies moest direct een buikoperatie worden uitgevoerd, om de bronnen van de bloedingen op te sporen en de bloedingen te kunnen stoppen. De verwachte genezingsduur was zes maanden.
Aangever [slachtoffer 6]deed aangifte op 23 april 2021 en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik hoorde wat geschreeuw. Ik ging toen mijn kamer uit om te gaan kijken. Ik woon op de eerste verdieping en liep toen naar beneden. Daar zag ik bloed. Ik zag een jongen en een meisje huilend en schreeuwend richting de receptie rennen. Ik dacht dat ze ruzie hadden en liep toen terug de trap op naar mijn kamer. Op de trap werd ik aangevallen door een donkere jongen. Ik liep op dat moment de trap op en hij kwam van voren. Hij begon direct te steken. Hij stak mij eerst tegen mijn schouder en daarna stak hij tegen mijn arm. Hij stak mij met een mes.
Aangever [slachtoffer 4]werd op 22 april 2021 gehoord en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 21 april 2021 zat ik met vrienden op mijn kamer. Ik hoorde iemand op de deur kloppen. Ik maakte de deur open en zag een man staan. De man riep naar mij: “Ik wil iemand vermoorden.” Toen haalde hij zijn hand omhoog en toen zag ik een mes in zijn hand. Hij wilde met het mes steken. Ik smeet de deur dicht voordat hij mij kon raken met het mes. Het spoor van het mes is nog steeds op de deur te zien.
Aangever [slachtoffer 2]werd op 24 april 2021 gehoord en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik was in de kamer en mijn vrouw zat in de andere kamer. Opeens kwam [verdachte] binnen en stak [slachtoffer 7] met een mes in haar nek. Hij hield het mes omhoog. Hij wilde ook de baby neersteken en ons allemaal. Hij schreeuwde dat hij een vampier was en dat hij ons allemaal wilde vermoorden. Hij zei dat hij iedereen wilde vermoorden.
[slachtoffer 7] is daarna naar (de receptie van) het COA gegaan. Ik zag toen dat haar nek aan het bloeden was. Ik wilde toen naar boven gaan naar [verdachte] . Toen ik hem zag heb ik tegen hem gezegd dat hij iemand had neergestoken. [verdachte] zei toen tegen mij “iedereen hier wil me vermoorden, daarom heb ik een mes”. Ik rende toen weg voor [verdachte] en hij achtervolgde mij met een mes.
Aangever [slachtoffer 5]werd op 4 mei 2021 gehoord en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik zat op 21 april 2021 tussen 22:00 en 23:00 uur op mijn kamer. Ik was uit het raam aan het kijken en zag dat een familie uit Nigeria - een man, een vrouw en een kind - aan het rennen waren richting de receptie. Ik hoorde de man roepen dat iemand mensen aan het doden was met een mes. Ik ben toen vanuit mijn kamer rechtsaf de gang opgelopen. Ik zag dat de verdachte (van de foto) over de gang op mijn verdieping aan kwam rennen. Ik zag dat hij achter die Nigeriaanse man aanrende. De verdachte is vervolgens bij mij blijven staan. Hij heeft zijn gezicht aan mij laten zien en zei: “Rasta, kijk eens wat er gebeurd is met mij, dat heeft de politie gedaan.” Ik heb toen tegen die man gezegd dat ik het erg vond voor hem en ik hoorde dat hij in de Engelse taal tegen mij zei dat hij mensen ging vermoorden. Ik zag het mes voor het eerst toen hij tegen mij zei dat hij mensen ging doden. Ik zag dat hij het mes in zijn rechterhand naar boven bracht en een neerwaartse steekbeweging in mijn richting maakte. Ik heb die arm geblokkeerd. Als ik die arm niet had tegengehouden was ik zeker door het mes in mijn nek of keel geraakt.
Aangever [slachtoffer 3]werd op 14 mei 2021 gehoord en verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Iemand klopte op de deur. Mijn man heeft de deur open gemaakt. Mijn man zei toen dat hij weg moest gaan. Ik hoorde dat de man “nee” zei. Mijn man wilde de deur dicht doen maar de man trapte tegen de deur. Ik hoorde dat die jongen en [slachtoffer 7] in hun eigen taal spraken. Ze spraken op een boze manier, met name die jongen. Mijn baby begon te huilen en ik ben toen de kamer in gelopen. om naar mijn baby te gaan. Toen hoorde ik [slachtoffer 7] schreeuwen: “Jezus, mijn rug!”. Ik heb daarna gehoord dat de jongen riep dat hij ‘het bloed van iedereen wilde drinken, van mijn baby en van mijn man’. Dit riep hij nadat hij [slachtoffer 7] gestoken had.
Ik ben toen weer naar de woonkamer gelopen. In de woonkamer zag ik de steekwond bij [slachtoffer 7] . De jongen stond nog in onze woonkamer. Ik zag dat hij een mes vast had en ik zag dat hij mijn man wilde steken.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte in de avond van 21 april 2021 in het AZC in Echt in kort tijdbestek meerdere personen telkens met een mes in de nek, hals, rug en/of het bovenlichaam heeft gestoken, dan wel telkens met een mes stekende bewegingen in de richting van deze personen heeft gemaakt.
De vraag is dan hoe het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd.
Opzet gericht op de dood?
Aan verdachte is onder feit 3 tenlastegelegd dat hij opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] te doden.
Een poging tot een misdrijf is op grond van artikel 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.
De rechtbank stelt allereerst vast dat verdachte klaarblijkelijk het voornemen heeft gehad om voornoemde aangevers te doden. Hij heeft immers tegen [slachtoffer 11] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] -met woorden van deze strekking- gezegd dat hij mensen ging vermoorden, op verschillende momenten in de tien minuten die verstreken tussen de eerste en de laatste steekpartij. Hieruit concludeert de rechtbank dat verdachte de intentie had om de aangevers te doden en dat hij dus met vol opzet heeft gehandeld.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat dit voornemen zich bij negen van de tien aangevers ook door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Dat is volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad het geval bij gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf.
[slachtoffer 8] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] hebben verklaard dat verdachte met een bovenhandse neergaande beweging heeft gestoken in de richting van de hals, nek of bovenlichaam. Verder hebben [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] verklaard dat verdachte met veel kracht stak; in het geval van [slachtoffer 8] brak het mes zelfs af en bleef een gedeelte in zijn lichaam achter. De verschillende verklaringen worden ondersteund door de hiervoor aangehaalde letselrapportages. Deze gedragingen moeten naar de uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht geweest op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf om die aangevers van het leven te beroven.
Vrijspraakoverweging [slachtoffer 2]
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord of doodslag op aangever [slachtoffer 2] . Weliswaar heeft [slachtoffer 3] als getuige verklaard dat zij zag dat verdachte haar man [slachtoffer 2] wilde steken, maar niet wat verdachte vervolgens concreet deed. [slachtoffer 2] heeft niet meer verklaard dan dat verdachte zei dat ‘hij hen allemaal wilde vermoorden’. Ook overigens is niet komen vast te staan dat sprake is geweest van enige uitvoeringshandeling van verdachte om [slachtoffer 2] te doden. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Voorbedachten rade?
Voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij beantwoording van de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar dat behoeft de rechter er niet van te weerhouden aan contra-indicaties daarvoor een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvonden, dat slechts sprake was van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit is ontstaan. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Afgezien van het vaststaande feit dat verdachte die avond meerdere malen woorden heeft geroepen als dat hij iedereen wilde vermoorden, zijn er geen bewijsmiddelen die wijzen op enige vorm van planmatigheid bij verdachte. De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen wat verdachte bewoog en wat er is gebeurd voordat hij de kamer binnenkwam, waar hij vrijwel meteen als eerste [slachtoffer 7] neerstak. Het is dus niet bekend of hij in de periode die daaraan voorafging voldoende tijd heeft gehad voor enig beraad. Verder ziet de rechtbank in de korte tijdspanne waarbinnen de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, de willekeurigheid van slachtoffers waarvan is gebleken en de gemoedstoestand waarin verdachte zich blijkens het rapport van het PBC als gevolg van zijn psychose op dat moment klaarblijkelijk bevond, sterke contra-indicaties voor handelen met voorbedachte raad. Het samenstel van feiten en omstandigheden brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4
De rechtbank stelt gelet op de inhoud van de voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte op 21 april 2021 te Echt [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte riep dat ‘hij het bloed van iedereen wilde drinken’. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij hoorde dat verdachte riep dat hij ‘een vampier’ was en dat ‘hij iedereen ging vermoorden’. Verder hebben zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 2] verklaard dat verdachte een mes vast had en [slachtoffer 2] verklaarde bovendien dat verdachte hem achtervolgde met een mes. Dat [slachtoffer 3] zich op enig moment in een aangrenzende kamer van het betreffende appartement bevond doet daar niet aan af. De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van feit 4.
Conclusie
De rechtbank acht de feiten 3 subsidiair en feit 4 wettig en overtuigend bewezen.