ECLI:NL:RBLIM:2022:3411

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
ROE 21/1180
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor wijziging van functie van winkelpand en de rol van erfdienstbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning die was verleend voor het wijzigen van de functie van een pand van horeca naar wonen. Eiser, eigenaar van een horecagelegenheid direct aangrenzend aan het pand van vergunninghouder, stelde dat er sprake was van een erfdienstbaarheid in de vorm van een noodweg die een evidente privaatrechtelijke belemmering vormde voor de verlening van de omgevingsvergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheid niet evident was, mede omdat informatie van het Kadaster en leveringsaktes van het perceel van vergunninghouder geen bewijs voor het bestaan ervan leverden. Bovendien bleek dat de noodweg sinds 2017 feitelijk niet meer bestond, omdat deze was afgesloten door een muur en de brandweer de nooduitgang als onveilig had beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een evidente privaatrechtelijke belemmering en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en partijen werden op 3 mei 2022 van het proces-verbaal op de hoogte gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1180
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. B.F.J. Bollen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.H.M. van der Steen).
Als derde-partij (vergunninghouder) heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derdepartij], te [plaats 2] .

Procesverloop

Bij besluit van 11 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van de functie van het pand op het adres [adres 1] in [plaats 3] , van horeca naar wonen.
Bij besluit van 11 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder is verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser is eigenaar en gebruiker van de horecagelegenheid aan de [adres 2] in [plaats 4] , direct aangrenzend aan het pand van vergunninghouder. Eiser voert aan dat sprake is van een erfdienstbaarheid, in de vorm van een noodweg vanuit eisers perceel op het perceel van vergunninghouder. Deze erfdienstbaarheid vormt volgens eiser een evidente privaatrechtelijke belemmering voor verlening van de omgevingsvergunning. Eiser heeft in dit verband leveringsaktes van zijn perceel overgelegd waarin deze erfdienstbaarheid is opgenomen. Verweerder beroept zich op informatie van het Kadaster waaruit de erfdienstbaarheid niet blijkt en op leveringsaktes van het perceel van vergunninghouder waarin deze erfdienstbaarheid niet is opgenomen.
3. De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning in stand kan blijven, omdat er geen sprake is van een
evidenteprivaatrechtelijke belemmering die aan de verlening van de omgevingsvergunning in de weg staat, vanwege een erfdienstbaarheid voor een vlucht-/noodweg over of via het perceel van vergunninghouder. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4. Verweerder en vergunninghouder betwisten het evidente karakter van de erfdienstbaarheid en/of het nog bestaan daarvan met een beroep op informatie van het Kadaster en leveringsaktes waarin de erfdienstbaarheid niet (meer) is opgenomen. In de ene leveringsakte staat de erfdienstbaarheid dus wel, in de andere niet, wat al afbreuk doet aan het gestelde evidente karakter van (de belemmering als gevolg van) de erfdienstbaarheid. Bovendien is gebleken dat de noodweg sinds omstreeks 2017 feitelijk niet meer bestaat omdat de betreffende doorgang fysiek is afgesloten door een muur. Ter zitting is gebleken dat de nooduitgang vanuit het perceel van eiser naar de ommuurde binnenplaats van vergunninghouder op last van de brandweer is afgesloten omdat deze nooduitgang niet veilig is bevonden. Eveneens is gebleken dat eiser nooit verdere (privaatrechtelijke, bestuursrechtelijke of feitelijke) actie heeft ondernomen om de noodweg weer te herstellen. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet gesproken worden van een evidente privaatrechtelijke belemmering voor de omgevingsvergunning, nu het (nog) bestaan van de erfdienstbaarheid en de verplichtingen die daaruit voortvloeien onduidelijk zijn. Bovendien is van belang dat onderhavige omgevingsvergunning betrekking heeft op het gebruik van het pand door vergunninghouder alsmede op een wijziging van de voorgevel van het pand. Deze vergunning levert derhalve op zichzelf geen (verdere) belemmering op voor de vlucht-/noodweg.
5. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering voor verlening van onderhavige omgevingsvergunning door verweerder. Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 3 mei 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.