In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verhuiskostenvergoeding en een vervoersvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag werd door verweerder afgewezen, waarbij verweerder zich baseerde op adviezen van de GGD. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de GGD zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en dat de GGD-arts in staat was om de loopbeperkingen van eiseres te beoordelen. De rechtbank oordeelde dat de GGD-arts, ondanks de medische klachten van eiseres, concludeerde dat er geen noodzaak was voor een verhuizing of voor het toekennen van collectief vervoer. Eiseres kon traplopen en naar de haltes van het openbaar vervoer lopen, wat door de GGD-arts werd bevestigd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder het bestreden besluit op goede gronden heeft genomen en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Eiseres had geen nieuwe medische informatie overgelegd die de conclusie van de GGD-arts zou kunnen ondermijnen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat, indien eiseres haar huidige medische situatie opnieuw beoordeeld wil hebben, zij een nieuwe melding bij verweerder moet doen.
De uitspraak werd gedaan door mr. M.M.L. Goofers, in aanwezigheid van griffier mr. S.K.M. Bohnen, en is openbaar uitgesproken op 25 april 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.