ECLI:NL:RBLIM:2022:3365

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
ROE 22/172
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verhuiskostenvergoeding en vervoersvoorziening op basis van GGD-adviezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verhuiskostenvergoeding en een vervoersvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag werd door verweerder afgewezen, waarbij verweerder zich baseerde op adviezen van de GGD. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de GGD zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en dat de GGD-arts in staat was om de loopbeperkingen van eiseres te beoordelen. De rechtbank oordeelde dat de GGD-arts, ondanks de medische klachten van eiseres, concludeerde dat er geen noodzaak was voor een verhuizing of voor het toekennen van collectief vervoer. Eiseres kon traplopen en naar de haltes van het openbaar vervoer lopen, wat door de GGD-arts werd bevestigd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder het bestreden besluit op goede gronden heeft genomen en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Eiseres had geen nieuwe medische informatie overgelegd die de conclusie van de GGD-arts zou kunnen ondermijnen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat, indien eiseres haar huidige medische situatie opnieuw beoordeeld wil hebben, zij een nieuwe melding bij verweerder moet doen.

De uitspraak werd gedaan door mr. M.M.L. Goofers, in aanwezigheid van griffier mr. S.K.M. Bohnen, en is openbaar uitgesproken op 25 april 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/172

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

25 april 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.P.F. Rober),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Dekker).

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een verhuiskostenvergoeding en een vervoersvoorziening afgewezen.
Bij besluit van 17 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig de heer [naam Wmo-consulent] , Wmo-consulent. Met uitzondering van laatstgenoemde, hebben allen via Skype deelgenomen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Tussen partijen is in geschil of verweerder de verhuiskostenvergoeding en de vervoersvoorziening onder verwijzing naar de GGD-adviezen op goede gronden heeft afgewezen. Dat eiseres nood had te verhuizen of geen gebruik kon maken van het openbaar vervoer is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken. Verweerder heeft onderzoek laten doen door de GGD. De GGD heeft geconcludeerd dat er geen noodzaak was voor een verhuizing, omdat eiseres trap kan lopen en dat er geen noodzaak is voor het toekennen van collectief vervoer, omdat eiseres kan lopen naar de haltes van het openbaar vervoer.
3. De rechtbank is van oordeel dat de GGD zorgvuldig onderzoek heeft gedaan. Eiseres is op het spreekuur gezien door de GGD-arts en de GGD-arts heeft alle medische informatie die eiseres heeft verstrekt bij zijn beoordeling betrokken. De GGD-arts heeft drie maal advies uitgebracht, waarvan tweemaal naar aanleiding van aanvullende medische stukken. Anders dan eiseres stelt heeft hij daarbij ook de longproblemen en de psychische klachten van eiseres betrokken.
4. Het GGD-advies is naar het oordeel van de rechtbank ook navolgbaar en concludent. De rechtbank kan de GGD-arts volgen in zijn redenering. Hij stelt vast dat eiseres allerlei aandoeningen heeft, waaronder een verminderde longfunctie, waardoor zij licht kortademig is, slijtage van de onderrug en spier- en gewrichtsklachten die passen bij een chronisch pijnsyndroom. De GGD-arts stelt ook vast dat eiseres daardoor een verminderd inspanningsvermogen heeft en pijn. Deze klachten kunnen volgens de GGD-arts echter (objectief gezien) niet verklaren waarom eiseres niet zou kunnen traplopen of naar de halte van het openbaar vervoer zou kunnen lopen. De GGD-arts neemt zelf (tijdens het spreekuur) ook geen loopbeperking waar. Eiseres loopt dan zonder hulpmiddelen in een normaal tempo. Dat de GGD-arts daarnaast vaststelt dat eiseres een revalidatietraject kan starten (na het traject bij Lionarons GGZ), is niet in tegenspraak met zijn conclusie dat er geen sprake is van een loopbeperking. Hij ontkent immers niet dat er sprake is van klachten. Hij is alleen van oordeel dat die (objectief gezien) niet zo ernstig zijn dat eiseres niet kan traplopen of naar de halte van het openbaar vervoer kan lopen.
5. Anders dan eiseres stelt behoort het naar het oordeel van de rechterbank wél tot de expertise van de GGD-arts om te kunnen beoordelen of eiseres in staat moet worden geacht trap te lopen of te lopen naar haltes van het openbaar vervoer. Het is niet aan een verzekeringsarts of een arbeidsdeskundige om dat te beoordelen. Van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is in het geval van eiseres geen sprake.
6. Dat steeds dezelfde arts eiseres heeft beoordeeld, is geen reden te oordelen dat verweerder het bestreden besluit niet op de GGD-adviezen had mogen baseren. De GGD-arts heeft steeds op basis van nieuwe medische informatie beoordeeld of dat aanleiding was zijn advies bij te stellen. Van een second opinion is geen sprake. Eiseres heeft geen (medische) informatie in het geding gebracht waaruit blijkt dat de GGD-arts een onjuist advies heeft uitgebracht. Als eiseres dergelijke informatie wel in het geding had gebracht, dan had dat aanleiding kunnen zijn een derde deskundige in te schakelen voor een second opinion. Het enkele feit dat uit de door eiseres in het geding gebrachte informatie blijkt dat er sprake is van multi problematiek is daarvoor echter onvoldoende.
7. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bestreden besluit mocht baseren op de adviezen van de GGD-arts en gelet op die adviezen de aanvraag om een verhuiskostenvergoeding en collectief vervoer heeft kunnen afwijzen.
8. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de situatie tot het moment van het bestreden besluit (17 december 2021) is beoordeeld. De huidige medische situatie van eiseres kan aanleiding zijn om een loopbeperking aan te nemen. Als eiseres dat beoordeeld wil zien, dan moet zij een nieuwe melding bij verweerder doen.
9. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.K.M. Bohnen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2022.
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: 2 mei 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.