ECLI:NL:RBLIM:2022:3362

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
9584938 CV EXPL 21-6262
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een tandartsrekening met betrekking tot minderjarigen en afwijzing van incassokosten

In deze zaak vorderde de eisende partij, vertegenwoordigd door Deurwaarderskantoor Van de Pas & Partners B.V., betaling van een tandartsrekening van € 208,93 voor behandelingen aan het gebit van het minderjarige kind van de gedaagden. De gedaagden, die als bewindvoerders optreden over de gelden en goederen van de minderjarigen, hebben de verschuldigdheid van de incassokosten betwist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet heeft weerlegd dat de veertiendagenbrief niet door gedaagde sub 1 is ontvangen, waardoor de incassokosten voor deze gedaagde zijn afgewezen. De eisende partij heeft daarnaast een betalingsregeling getroffen met de gedaagden, maar de gedaagden hebben de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke kosten betwist. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de hoofdsom en rente toewijsbaar zijn, en heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van respectievelijk € 115,18 en € 48,40 aan incassokosten. Tevens zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 279,21. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9584938 \ CV EXPL 21-6262
Vonnis van de kantonrechter van 9 maart 2022
in de zaak van:
[eiser] h.o.d.n. [naam],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde Deurwaarderskantoor Van de Pas & Partners B.V. Weert,
tegen:
1.
[gedaagde 1] h.o.d.n. [naam] in hoedanigheid van bewindvoerder over de gelden en goederen van [onder bewind gestelde 1] , laatstgenoemde in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [minderjarige],
zaakdoende aan de [adres] ,
[postcode] [plaats] ,
2.
[gedaagde 2] h.o.d.n. [naam] in hoedanigheid van bewindvoerder over de gelden en goederen van [onder bewind gestelde 2] , laatstgenoemde in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [minderjarige],
zaakdoende aan de [adres] ,
[postcode] [plaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • een akte houdende vermindering van eis
  • de akte van eisende partij
  • de akte van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisende partij heeft een periodieke controle en tandheelkundige handelingen verricht aan het gebit van het minderjarige kind van [onder bewind gestelde 1] en [onder bewind gestelde 2] .
2.2.
Bij factuur van 26 oktober 2017 is een bedrag van € 208,93 in rekening gebracht. Deze factuur is niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 263,58 (€ 208,93 aan hoofdsom, € 48,40 aan incassokosten, € 16,44 aan rente en minus een betaling van € 10,19 ), vermeerderd met rente en kosten.
Bij akte heeft eisende partij haar vordering verminderd met € 110,19.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij akte laat eisende partij weten dat zij een betalingsregeling heeft getroffen met gedaagde partij, inhoudende dat € 50,00 per maand wordt betaald. Zij vraagt daarom vonnis en te bepalen dat de veroordelingen niet ten uitvoer worden gelegd zolang de regelingen worden nagekomen.
4.2.
Gedaagde sub 1 erkent de betalingsregeling, maar betwist de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten. De veertiendagenbrief heeft [onder bewind gestelde 1] nooit bereikt.
Gedaagde sub 2 geeft aan dat op 13 januari 2022 een overeenkomst van schuldbemiddeling is gesloten en dat de maandelijks berekende boedelafdracht wordt gereserveerd ten behoeve van de schuldeisers en dat eventuele betalingsregelingen worden gestaakt.
4.3.
Het bovenstaande houdt in dat niet vast staat dat op dit moment nog steeds een betalingsregeling geldt, zoals die eisende partij kennelijk voor ogen staat. Voor zover die wel geldt, staat het partijen vrij deze na te blijven komen.
4.4.
Partijen hebben geen discussie over de gevorderde hoofdsom en rente. Deze vorderingen staan daarom vast en worden toegewezen. Gedaagde sub 2 heeft ook geen verweer gevoerd tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Deze worden daarom ten aanzien van gedaagde sub 2 toegewezen. Gedaagde sub 1 stelt de veertiendagenbrief niet te hebben ontvangen. De kantonrechter stelt vast dat eisende partij dit niet heeft weerlegd, zodat van de juistheid van dit verweer wordt uitgegaan. Dit houdt in dat de gevorderde incassokosten ten aanzien van gedaagde sub 1 worden afgewezen. Ter zijde wordt nog opgemerkt dat gedaagde sub 2 eerder reeds een betalingsregeling had getroffen en aldus op de hoogte was van de schuld aan eisende partij. De inleiding van een incassoprocedure bij niet naleving is dan vanzelfsprekend.
4.5.
Gedaagde partij zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 119,21
  • griffierecht 85,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 279,21
4.6.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 115,18, vermeerderd met de wettelijke rente over € 208,93 vanaf 20 november 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagde sub 2 om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 48,40 ter zake incassokosten,
5.3.
veroordeelt gedaagde partij, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 279,21,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: