ECLI:NL:RBLIM:2022:3294

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
03.195371.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal met braak en voorbereidingshandelingen voor plofkraak

Op 28 april 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging tot diefstal met braak uit een geldautomaat en het treffen van voorbereidingshandelingen voor een plofkraak. De verdachte, geboren in 1977 en gedetineerd in P.I. Grave, werd bijgestaan door advocaat mr. A.W. Syrier. Tijdens de zitting op 14 april 2022 zijn de feiten en de tenlastelegging besproken. De verdachte heeft op de uitkijk gestaan en heeft spullen aangereikt aan mededaders die probeerden in te breken in de geldautomaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, onder andere door camerabeelden en verklaringen van de verdachte zelf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot diefstal met braak en aan voorbereidingshandelingen voor de plofkraak. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank verklaarde de vordering van de benadeelde partij, Geldmaat, niet-ontvankelijk, omdat deze niet voldeed aan de wettelijke eisen. Het in beslag genomen breekijzer werd verbeurd verklaard en het snoer met ontstekingsmechanisme werd onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.195371.21
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
gedetineerd in P.I. Grave te Grave.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.W. Syrier, advocaat kantoorhoudende te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 april 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging diefstal met braak in/uit een geldautomaat (primair), dan wel medeplichtig is geweest aan een poging tot diefstal met braak in/uit een geldautomaat (subsidiair) en
Feit 2: samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor het veroorzaken van een ontploffing in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking terzake de poging tot diefstal met braak. Verdachte heeft (onder andere) op de uitkijk gestaan, spullen aangereikt en zou een deel van de buit ontvangen. Het onder feit 1 primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden, gelet op de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring en de camerabeelden die tijdens het voorval zijn gemaakt en waarover in het bijbehorende proces-verbaal van bevindingen is geverbaliseerd. Ook kan het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, gelet op het aangetroffen snoer met ontstekingsmechanisme en de bevindingen hieromtrent van het NFI.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging is er onvoldoende wettig bewijsmateriaal in het dossier aanwezig om te komen tot het bewijs van het onder feit 1 primair ten laste gelegde medeplegen. Verdachte heeft op de uitkijk gestaan en heeft weliswaar enkele spullen aangegeven aan de andere personen, maar dat laatste is niet in de tenlastelegging opgenomen. Het enkel op de uitkijk staan, zonder precies te weten wat de intenties waren van de andere personen, is onvoldoende om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. Verder heeft verdachte ook geen betrokkenheid gehad bij de voorbereiding van het strafbare feit. Er is geen onderzoek verricht naar de aard van het DNA van verdachte dat is aangetroffen op het snoer. Verdachte heeft anderhalf uur gewandeld met het snoer in zijn handen, terwijl het warm was en hij bezweet was. Het is goed mogelijk dat zijn DNA op deze wijze op het snoer terecht is gekomen. Verdachte is in elk geval niet betrokken geweest bij het prepareren van het snoer met het ontstekingsmechanisme, zodat ook van het medeplegen van voorbereidingshandelingen door verdachte geen sprake is.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
In het proces-verbaal van bevindingen betreffende de camerabeelden van Geldmaat [2] is opgenomen:
Camerabeelden betreffende de periode 20 juli 2021 van 01.55 uur tot 02.30 uur. De Geldmaat is gelegen aan de [adres] te Siebengewald gemeente Nieuw Bergen.
Om 01.55 uur komen twee personen in beeld. Persoon 1 loopt naar de Geldmaat toe waarbij hij een voorwerp vast heeft, lijkend op een schroevendraaier. Op het moment dat persoon 1 handelingen bij de geldautomaat verricht, staat persoon 2 op de uitkijk. Nadat persoon 1 verschillende handelingen heeft verricht bij de geldautomaat draait hij zich om naar persoon 2, waarbij persoon 1 het voorwerp welke hij in zijn handen heeft, overgeeft aan persoon 2. Tegelijkertijd geeft persoon 2 het voorwerp wat hij in zijn handen vast had aan persoon 1. Vervolgens verricht persoon 1 met een breekijzer verschillende handelingen aan de geldautomaat. Om 01.56 uur lopen beide personen uit beeld. Om 02.04 uur komen beide personen weer in beeld, waarbij persoon 1 weer naar de geldautomaat loopt en persoon 2 op korte afstand weer op de uitkijk blijft staan. Persoon 1 heeft nog steeds het breekijzer in zijn handen waarmee hij in de geldautomaat lijkt te wroeten. Om 02.04 rennen beide personen uit beeld. Om 02.05 uur komen beide personen weer in beeld. Als persoon 1 van de geldautomaat weg draait is te zien dat hij in zijn rechterhand een langwerpig voorwerp, lijkend op een telescoop in zijn handen heeft. Persoon 2 heeft ook een koevoet vast.
Om 02.07 uur lopen beide personen weer links uit beeld, waarna ze op 02.11 uur weer terugkomen, echter zijn ze dan met 3 personen. Persoon 1 loopt weer naar de geldautomaat en heeft een lang flexibel voorwerp in zijn linkerhand en een breekijzer in zijn rechterhand vast. Persoon 1 verricht handelingen bij de automaat met het flexibele voorwerp. Persoon 2 en 3 staan op de uitkijk. Om 02.12 uur lopen alle drie de personen links uit het camerabeeld waarna om 02.12 uur de politie ter plaatse komt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard:
Op 10 juli ben ik in Duitsland gearriveerd. Ik kwam op straat terecht. Op de avond van de 11e juli kwam ik iemand tegen die ik uit Boekarest kende. Hij vroeg me of ik met hem mee wilde gaan en hij zei me dat hij iemand nodig had die op de uitkijk kon staan om te stelen. Ik heb toen gezegd dat ik met hem mee zou gaan. We zijn eerst naar Frankrijk gegaan en de 13e juli zijn we vanuit Frankrijk naar Amsterdam gegaan. We zijn toen in de nacht in zijn huis in Amsterdam gearriveerd. In de woning bleek ook nog een koppel te wonen, [naam 1] en [naam 2] . Ik ben daar toen vijf of zes dagen gebleven en in de avond heeft [naam 3] tegen me gezegd, kom we gaan het klusje klaren. [naam 3] , [naam 1] en ik, we waren met z’n drieën. [naam 3] heeft gereden. We reden ongeveer 1,5-2 uur. We hebben geparkeerd en ik kreeg handschoenen. Deze heb ik direct aangetrokken. Ook kreeg ik een breekijzer, een schroevendraaier en een snoer. Deze moest ik meenemen. [naam 3] droeg een rugzak. We hebben 1,5 uur gewandeld. Het was warm en ik was bezweet. Ik heb het zweet met mijn handen afgeveegd. Mijn DNA zal denk ik op die manier op het snoer terecht zijn gekomen. Toen kwamen we aan op de bestemming. Het was een maïsveld. Ze zeiden dat ik daar moest wachten. Ze gingen even weg. Toen kwamen ze terug. [naam 3] heeft aan mij het snoer gevraagd en deze heb ik hem toen gegeven. We zijn ernaartoe gelopen en toen vroeg [naam 3] mij of ik hem de schroevendraaier kon geven. Toen zag ik dat hij bezig was met het openen van de geldautomaat. Ze hebben dit 5 tot 10 minuten lang geprobeerd. Toen kwam de politie. We zijn toen gevlucht. Ik ben gaan schuilen in het maïsveld, waar de politie me later heeft gevonden. Ik weet dat het breekijzer en de schroevendraaier bedoeld waren om in te breken. We waren de hele tijd met z’n drieën in de buurt van de geldautomaat. Van het begin tot het eind. Ik heb het snoer met ontstekingsmechanisme niet gemaakt. Ik heb deze enkel bij me gedragen. Ik zou een deel van de buit krijgen. Ze hebben me niet gezegd hoeveel, maar wel dat ik er tevreden mee zou zijn.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij op de hoogte was van het feit dat er een diefstal zou gaan worden gepleegd en dat hem op voorhand is gevraagd of hij hierbij op de uitkijk zou willen staan. Ook is aan verdachte toegezegd dat hij een deel van de buit zou krijgen. Een deel waarmee hij ‘tevreden zou zijn’. Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte spullen ten behoeve van de diefstal, te weten een breekijzer, een schroevendraaier en een snoer met ontstekingsmechanisme vanuit de auto heeft gedragen naar de plaats delict. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wist waar de schroevendraaier en het breekijzer voor dienden. Verdachte heeft verklaard dat hij deze spullen ook aangegeven heeft tijdens de poging diefstal, toen de anderen hem ernaar vroegen. Verdachte had wetenschap van de te plegen inbraak, heeft spullen ten behoeve van deze inbraak heeft vervoerd, wist dat deze spullen daartoe waren bestemd. Verdachte is volgens zijn eigen verklaring met de medeverdachten naar de plaats delict is gereden, heeft 1,5 tot 2 uur met hen gelopen naar de geldmaat, is bij de uitvoering van de inbraak voortdurend in het gezelschap verbleven van de medeverdachten en heeft spullen aangereikt. Er was afgesproken dat verdachte een deel van de buit zou ontvangen. Gelet op dit alles is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Er is voldoende wettig en overtuigend bewijsmateriaal aanwezig is in het dossier om te komen tot het bewijs van het medeplegen van de poging tot diefstal met braak.
Feit 2
Uit de kennisgeving van inbeslagneming [3] blijkt dat op 20 juli 2021 te Siebengewald in het maïsveld nabij de geldautomaat een snoer met geïmproviseerd ontstekingsmechanisme is aangetroffen. Aan dit snoer is SIN AAFI3797NL toegekend.
Door het NFI is onderzoek [4] verricht aan het snoer met mogelijk ontstekingsmechanisme (SIN AAFI3797NL). Aan het NFI is de vraag voorgelegd of het aangetroffen geïmproviseerde ontstekingsmechanisme deugdelijk is.
Het onderzoeksmateriaal betrof een kluwen elektriciteitsdraden (type luidsprekerkabel) met een lengte van ongeveer 12,5 meter. Aan het einde was over een lengte van 1,1 meter tegen de elektriciteitsdraden een dubbelgevouwen ijzerdraad geplakt waar ook een gloeilampje was verbonden aan de elektriciteitsdraden. Binnenin het lampje zat groen brandbaar materiaal
Het NFI heeft naar aanleiding van het verrichte onderzoek geconcludeerd dat onomstotelijk vaststaat dat het onderzoeksmateriaal te gebruiken is als geïmproviseerd ontstekingsmechanisme, wanneer een geschikte krachtbron wordt gebruikt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 20 juli 2021, na de autorit de schroevendraaier, het breekijzer en het snoer met daaraan het geïmproviseerde ontstekingsmechanisme heeft gekregen van medeverdachten. Verdachte heeft eveneens verklaard dat hij het snoer met daaraan het ontstekingsmechanisme tijdens de wandeling van de auto tot de plaats delict heeft gedragen. Tot slot heeft hij hieromtrent verklaard dat hij het snoer niet zelf heeft geprepareerd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het snoer met het geschikte/deugdelijke ontstekingsmechanisme voorhanden heeft gehad en oordeelt dat het, gelet op het feit dat hij wist dat er een diefstal gepleegd zou worden, niet anders kan zijn dan dat hij zich op enig moment - op z’n laatst het moment dat ze bij de geldautomaat arriveerden - moet hebben beseft dat het snoer met ontstekingsmechanisme, dat hij al de hele tijd in zijn handen had, bestemd was voor het teweegbrengen van een ontploffing/plofkraak.
Uit de bewijsmiddelen, vermeld bij het onder 1 tenlastegelegde feit, volgt dat verdachte het breekijzer en het snoer met ontstekingsmechanisme samen met zijn mededaders voorhanden heeft gehad. Immers uit zijn eigen verklaring volgt dat hem deze ter hand zijn gesteld, waarna hij beide voorwerpen in gezelschap van zijn mededaders naar de geldautomaat heeft vervoerd. Aldaar heeft hij in elk geval het breekijzer aan een van zijn mededaders overhandigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het teweegbrengen van een plofkraak aan een geldautomaat, door opzettelijk het snoer met daaraan het ontstekingsmechanisme voorhanden te hebben.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 20 juli 2021 te Siebengewald, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat van de Geldmaat (gelegen aan de [adres] te Siebengewald) weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan de Geldmaat B.V. en/of ING Bank N.V. en/of ABN Amro Bank N.V. en/of Coöperatieve Rabobank U.A. en die hoeveelheid geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, met dat opzet met zijn mededaders, zich naar bovengenoemde geldautomaat heeft begeven, en vervolgens met een breekijzer, althans een hard en/of stomp voorwerp, tegen de geldautomaat heeft geslagen en/of breek handelingen heeft verricht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 20 juli 2021 te Siebengewald, (L), tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het misdrijf bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht (namelijk: het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was, opzettelijk
- een tweelingsnoer van circa 15 meter en
- een daaraan bevestigd slagpijpje en
- een ontstekingsmechanisme, te weten een bewerkt ledje bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
de voortgezette handeling van:
poging diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 2
medeplegen van voorbereiding van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met de relatief geringe ernst van het feit. Volgens de verdediging is er geen gevaar geweest voor personen en er was slechts sprake van een beperkte schade ten opzichte van de schade die vaak ontstaat bij geslaagde plofkraken. Bovendien was er geen sprake van enige buit. Verdachte is first offender ten aanzien van dergelijke feiten. Hij heeft een flinke bijtwond van de politiehond overgehouden aan zijn aanhouding. Verdachte heeft in Roemenië een gezin en zijn moeder is ernstig ziek, waardoor de detentie in Nederland hem zwaar valt. Volgens de verdediging kan, gelet op al deze omstandigheden, worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot diefstal met braak en aan voorbereidingshandelingen voor het medeplegen van een plofkraak op en geldautomaat. Tot een geslaagde uitvoering van de diefstal met braak is het niet gekomen. Voordat de buit binnen was, was de politie ter plaatse en zijn de daders gevlucht. Verdachte is de enige die kort daarop is aangehouden, in het nabijgelegen maïsveld waar hij zich schuil hield voor de politie. Aanvankelijk heeft verdachte verklaard dat hij dronken was en niets te maken had met hetgeen waarvan hij verdacht werd. Geconfronteerd met bewijsmateriaal heeft verdachte verklaard dat zijn eerdere verklaring onjuist was en dat hij er wel wat mee te maken had. Hij zou volgens zijn eigen verklaring op de uitkijk staan en had verder geen weet van wat er precies zou gaan gebeuren. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Zij past immers niet bij hetgeen is waar te nemen op de camerabeelden. Daaruit blijkt een nauwere betrokkenheid van verdachte bij het feit dan hij ter zitting de rechtbank wil doen geloven. Verdachte heeft bewust en nauw samengewerkt met zijn mededaders en wordt dan ook als mededader verantwoordelijk gehouden voor de gepleegde strafbare feiten.
Het is een feit van algemene bekendheid dat bij geslaagde plofkraken (afhankelijk van de locatie van de geldautomaat) vaak veel schade wordt toegebracht en dat er vaak veel geld wordt buitgemaakt. Door het samen met anderen verrichten van voorbereidingshandelingen en het samen met anderen pogen een plofkraak te plegen, heeft verdachte uitsluitend oog gehad voor eigen financieel gewin en zich in het geheel niet bekommerd om de schade die met een plofkraak teweeg kan worden gebracht en de risico’s die een ontploffing voor goederen teweeg kan brengen.
De rechtbank stelt vast dat, hoewel het gaat om aparte, afzonderlijk door verdachte gepleegde strafbare feiten, deze feiten desondanks gelden als voortgezette handelingen. Zij geeft gelet hierop met betrekking tot deze feiten toepassing aan het bepaalde in artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht (meerdaadse samenloop).
Verdachte heeft een blanco strafblad in Nederland, internationaal is hij meerdere malen veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank zal hier bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening mee houden.
Al het bovenstaande in aanmerking nemend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij Geldmaat vordert een schadevergoeding van € 5.205,14 terzake van feit 1.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie dient de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu deze niet voldoet aan de eisen die de wet eraan stelt. Er is geen uittreksel van de Kamer van Koophandel bijgevoegd en de vertegenwoordiger van Geldmaat en de ondertekenaar van de vordering zijn niet dezelfde personen, waardoor niet duidelijk is of degene die de vordering heeft ingediend ook daadwerkelijk bevoegd/gemachtigd is tot het indienen van deze vordering.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is het met de officier van justitie eens dat de vordering van de benadeelde partij niet voldoet aan de eisen die de wet eraan stelt.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat er geen uittreksel van de Kamer van Koophandel bij de vordering van de benadeelde partij is gevoegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan de benadeelde partij, bij het ontbreken van dit uittreksel, niet in de vordering worden ontvangen. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren. Dit laat de weg open voor de benadeelde partij om de vordering tot schadevergoeding bij de civiele rechter in te dienen.

8.Het beslag

De rechtbank zal het inbeslaggenomen breekijzer verbeurd verklaren en zal het snoer met geïmproviseerd ontstekingsmechanisme onttrekken aan het verkeer.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 45, 46, 57, 157, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij Geldmaat
  • verklaart de vordering van de benadeelde partij Geldmaat niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten aan de zijde van verdachte geleden, welke de rechtbank tot op heden stelt op nihil;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
- breekijzer
- onttrekt aan het verkeer het volgende in beslag genomen voorwerpen:
- snoer met geïmproviseerd ontstekingsmechanisme.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. V.P. van Deventer en mr. H.E.G. Peters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.L.J. Damoiseaux, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 april 2022.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 20 juli 2021 te Siebengewald, in elk geval in de gemeente Bergen (L) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijfom
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat van de Geldmaat (gelegen aan de [adres] te Siebengewald) weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan de Geldmaat B.V. en/of ING Bank N.V. en/of ABN Amro Bank N.V. en/of Coöperatieve Rabobank U.A.,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of die hoeveelheid geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich naar bovengenoemde geldautomaat heeft/hebben begeven,
en/of (vervolgens) met een breekijzer, althans een hard en/of stomp voorwerp, tegen de geldautomaat heeft/hebben geslagen en/of breek handelingen heeft/hebben verricht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 20 juli 2021 te Siebengewald, in elk geval in de gemeente Bergen (L),
ter uitvoering van het door die onbekend gebleven perso(o)n(en) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat van de Geldmaat (gelegen aan de [adres] te Siebengewald) weg te nemen
een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan de Geldmaat B.V. en/of ING Bank N.V. en/of ABN Amro Bank N.V. en/of Coöperatieve Rabobank U.A.,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of die hoeveelheid geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
met dat opzet zich naar bovengenoemde geldautomaat heeft/hebben begeven, en/of (vervolgens) met een breekijzer,
althans een hard en/of stomp voorwerp, tegen de geldautomaat heeft/hebben geslagen en/of breekhandelingen heeft/hebben verricht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid bij en/of
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 juli 2021 te Siebengewald, in elk geval in de gemeente Bergen (L), opzettelijk behulpzaam is geweesten/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 20 juli 2021 te Siebengewald, in elk geval in de gemeente Bergen (L), tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het misdrijf bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht (namelijk: het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing in een geldautomaat,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond en/of de goederen in dat gebouw, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was), opzettelijk
- een tweelingsnoer van circa 15 meter en/of
- een daaraan bevestigd slagpijpje en/of
- een ontstekingsmechanisme, te weten een bewerkt ledje bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad
;( art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg onderzoeksnummer LB1R021078/XRAY, gesloten d.d. 26 juli 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 103.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pv-nr 13, d.d. 27 juli 2021, p.48-54.
3.Kvi snoer, registratienummer PL2300-2021112507-21, p. 123.
4.Explosievenonderzoek rapport NFI, 8 september 2021, p. 167-177.