ECLI:NL:RBLIM:2022:3281

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
03/275904-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens het meermalen verschaffen van illegaal verblijf in Nederland

Op 13 april 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het meermalen verschaffen van illegaal verblijf in Nederland aan transgender vrouwen. De verdachte, geboren in 1972 en momenteel gedetineerd in Sittard, werd bijgestaan door zijn advocate, mr. J.J.H.M. de Crom. Tijdens de zitting op 30 maart 2022 heeft de verdachte bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan de tenlastelegging, die betrekking had op de periode van 19 maart 2019 tot en met 12 oktober 2021. De rechtbank heeft het dossier en het afdoeningsvoorstel van de officier van justitie en de verdediging in overweging genomen. De verdachte heeft via een contactpersoon in het buitenland transgender vrouwen benaderd om hen tegen betaling in zijn woning te laten werken, terwijl hij wist dat zij illegaal in Nederland verbleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan het verschaffen van illegaal verblijf en dat hij daarbij geen rekening hield met de kwetsbare positie van de betrokken personen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 176 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte geretourneerd en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/275904-21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
nu gedetineerd in het Huis van Bewaring van de Penitentiaire Inrichting Sittard te Sittard, Op de Geer 1.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.J.H.M. de Crom, advocate, kantoorhoudende te Maastricht. Op de terechtzitting van 30 maart 2022 zijn de verdachte en zijn raadsvrouw verschenen.

1.Inleiding

De rechtbank wijst vonnis op basis van het dossier, het onderzoek ter terechtzitting en op basis van een afdoeningsvoorstel dat de officier van justitie en de verdediging in het voortraject zijn overeengekomen en tijdens het onderzoek ter terechtzitting hebben toegelicht. Gelet op deze bijzondere omstandigheid, zal de rechtbank het voortraject, het onderzoek ter terechtzitting en de overwegingen van de rechtbank in het navolgende uiteen zetten.
1.1
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte in de periode van 19 maart 2019 tot en met 12 oktober 2021 aan meerdere personen illegaal verblijf in Nederland heeft verschaft.
1.2
De feiten en het onderzoek ter terechtzitting
Op 19 maart 2019 vond naar aanleiding van een op internet aangetroffen seksadvertentie door gemeentelijk toezichthouders en de politie een controle naar illegale prostitutie plaats op het adres [adres] te Heerlen. Op dit adres bleek de verdachte ingeschreven te staan. In de woning werd een transgender vrouw aangetroffen die illegaal in Nederland verbleef. Op 5 november 2020 vond op voornoemd adres - wederom naar aanleiding van een seksadvertentie - een prostitutiecontrole plaats. In de woning werden de verdachte en een illegaal in Nederland verblijvende transgender vrouw aangetroffen. Ook op 12 oktober 2021 werd naar aanleiding van een seksadvertentie tijdens een bestuurlijke prostitutiecontrole een transgender vrouw op voornoemd adres aangetroffen die geen rechtmatig verblijf in Nederland bleek te hebben. In de telefoon van de verdachte zijn meerdere chatberichten aangetroffen waarin de verdachte onder andere zijn appartement in Heerlen tegen betaling (al dan niet in natura) aanbood om in te kunnen werken.
Deze zaak heeft op 18 januari 2022 voor een pro forma behandeling op zitting gestaan. Tijdens deze zitting heeft de verdachte bekend zich aan het tenlastegelegde schuldig te hebben gemaakt en hebben de verdediging en de officier van justitie meegedeeld in gesprek te zijn over een afdoeningsvoorstel. Dat voorstel is vervolgens voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling op 30 maart 2022 aan de rechtbank voorgelegd. Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft de rechtbank de verdachte bevraagd over het tenlastegelegde en hebben de officier van justitie en de verdediging het afdoeningsvoorstel toegelicht.
1.3
Het afdoeningsvoorstel en de beoordeling
Het voorstel
Het afdoeningsvoorstel bevat onder meer de gezamenlijke zienswijzen van de officier van justitie en de verdediging over de beoordeling van het aan de verdachte ten laste gelegde feit alsmede over de op te leggen straf.
Het afdoeningsvoorstel dat aan de rechtbank is voorgelegd, houdt – kort gezegd – concreet in dat:
  • het aan de verdachte ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard;
  • een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf kan worden opgelegd, waarbij het onvoorwaardelijke deel van gelijke duur is als het voorarrest en aan het voorwaardelijke deel bijzondere voorwaarden kunnen worden gekoppeld zoals genoemd in het reclasseringsrapport van 15 maart 2022.
Uitgangspunten
De rechtbank acht het van belang bij het voorgaande op te merken dat voor alle partijen duidelijk is dat:
  • de rechtbank niet gebonden is aan het afdoeningsvoorstel; het blijft een ‘voorstel’ aan de rechtbank dat de rechtbank na beraad kan volgen of niet kan volgen;
  • de rechtbank de vragen als bedoeld in de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Wetboek van Sv) onverkort hanteert bij haar beoordeling en op basis van de beantwoording van die vragen tot haar uitspraak komt;
  • de rechtbank het onderzoek heropent indien niet wordt voldaan aan enig strafrechtelijk of strafvorderlijk belang en (waardoor) de belangen van enige betrokkene, de maatschappij of juridische waarborgen in het geding zijn;
  • de rechtbank het onderzoek heropent indien zij van oordeel is dat er op basis van het dossier onvoldoende grond bestaat voor een vaststelling van schuld, de kwalificatie van het feit evident niet aansluit bij de inhoud van het dossier, de gekozen kwalificatie leidt tot miskenning van strafvorderlijke en maatschappelijke belangen, dan wel wanneer zij de voorgestelde straf niet passend acht.
Algemene overwegingen van de rechtbank
Artikel 1 van het Wetboek van Sv bepaalt dat strafvordering alleen plaats heeft op de wijze bij de wet voorzien. Het Wetboek van Sv voorziet in beginsel niet in een verkorte procedure ter toetsing van een afdoeningsvoorstel bij voorlegging van een strafzaak aan de rechter. Het Wetboek van Sv gaat uit van een volwaardige beoordeling door die rechter van de ten laste gelegde feiten op basis van het onderzoek ter terechtzitting, alwaar onder andere het dossier aan een verdachte wordt voorgehouden en besproken. Op basis van dat onderzoek op de zitting beantwoordt de rechtbank de formele en materiële vragen zoals beschreven in de artikelen 348 en 350, van het Wetboek van Sv. Naleving van die strafvorderlijke bepalingen is onder meer van belang voor de waarborging van een eerlijk proces ex artikel 6 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en voor een strafproces dat de belangen van slachtoffers en de maatschappij waarborgt. Het mag immers niet zo zijn dat
efficiencyten koste gaat van de kwaliteit en de juridische waarborgen van het strafproces, waarbij ook de interne en externe openbaarheid van een concreet strafproces van grote betekenis is.
De rechtbank is van oordeel dat er in beginsel ruimte kan zijn binnen het strafrecht voor een behandeling van een strafzaak waarin een voorstel tot afdoening aan de rechter wordt voorgelegd:
  • indien procespartijen overeenstemming hebben over de beslispunten in een zaak;
  • die beslissingen steun vinden in het recht, in het dossier en de concrete omstandigheden van de zaak;
  • de belangen van alle partijen, maar ook van slachtoffers en maatschappij, gediend worden.
De rechtbank verwijst voor een uitvoeriger uiteenzetting van haar standpunt inzake afdoeningsvoorstellen naar haar uitspraak van 9 december 2021 (ECLI:NL:RBLIM:2021:9266).
De beoordeling: processuele waarborgen
De rechtbank is van oordeel dat, onverlet de verkorte behandeling van de zaak ter zitting, de uitgangspunten zoals neergelegd in het Wetboek van Sv en het EVRM alsmede de belangen van de bij deze procedure betrokkenen én de maatschappij voldoende zijn gewaarborgd.
Daartoe overweegt zij als volgt.
Ter zitting van 30 maart 2022 zijn aan de verdachte zijn enkele nadere vragen gesteld omtrent het ten laste gelegde feit. Ter zitting van 30 maart 2022 is niet het hele dossier inhoudelijk besproken. De rechtbank heeft daar uiteraard wel kennis van kunnen nemen, net zoals de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsvrouw. Vervolgens heeft de voorzitter de inhoud van het afdoeningsvoorstel voorgehouden en zijn de persoonlijke omstandigheden van de verdachte besproken. De officier van justitie heeft voor zijn requisitoir verwezen naar het afdoeningsvoorstel en de verdediging heeft, bij de mogelijkheid tot pleidooi, geen verweer gevoerd en heeft bevestigd zich te verenigen met het afdoeningsvoorstel. De rechtbank heeft elk van de partijen de gelegenheid geboden naar voren te brengen wat nog nodig werd geacht. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat zowel in het voortraject als ter zitting de betrokken belangen zijn geëerbiedigd en de juridische waarborgen, neergelegd in de strafvorderlijke regels, zijn nageleefd.
Inhoudelijke beoordeling of het voorstel gevolgd kan worden
Naast de procedurele aspecten moet de rechtbank de zaak ook inhoudelijk beoordelen op grond van de materiële vragen uit artikel 350 van het Wetboek van Sv. Dat betreft de bewezenverklaring, de strafbaarheid van het feit en de dader en de op te leggen straf. En juist daarop ziet in de onderhavige strafzaak de inhoud van het afdoeningsvoorstel. De officier van justitie en de verdediging hebben de rechtbank een voorstel gedaan waarmee zij beiden volmondig instemmen.
De rechtbank heeft zich de vraag gesteld waarom het in deze zaak tot een afdoeningsvoorstel is gekomen en heeft deze vraag ook ter terechtzitting opgeworpen. De officier van justitie heeft daarop toegelicht dat de belangen van de maatschappij met het afdoeningsvoorstel zijn gediend en dat het voorstel tot een rechtvaardige uitkomst van de strafzaak zou leiden, maar bovenal dat het bereiken van overeenstemming tussen de verdediging en het openbaar ministerie tot een efficiënte afdoening van de strafzaak leidt. De raadsvrouw heeft zich bij de toelichting van de officier van justitie aangesloten en heeft daarnaast naar voren gebracht dat ook de belangen van de verdachte met dit afdoeningsvoorstel zijn gediend, mede omdat de zaak op zéér korte termijn voor inhoudelijke behandeling op zitting kon worden gepland. De rechtbank stelt vast dat zij in de inhoud van de strafzaak of in met de zaak samenhangende omstandigheden, zoals de ernst van de zaak (of het gebrek daaraan) of de leeftijd van de zaak, op zichzelf geen bijzonderheden ziet die maken dat de zaak meer gebaat is bij behandeling waarin een afdoeningsvoorstel aan de orde is dan bij een reguliere inhoudelijke behandeling van de zaak. Na ampele bestudering van het dossier, en gehoord de motieven van de officier van justitie maar ook de verdediging om te komen tot een afdoening op basis van een voorstel, ziet de rechtbank echter geen overwegende bezwaren tegen die wijze van afdoening in deze zaak, te meer daar uit de stellingnames door de officier van justitie en de verdediging volgt dat een meer uitgebreide inhoudelijke behandeling van de zaak ter terechtzitting naar alle waarschijnlijkheid niet tot nieuwe gezichtspunten zou leiden die tot een andere uitkomst zouden nopen. Daarom verenigt de rechtbank zich met het tussen de officier van justitie en de verdediging overeengekomen afdoeningsvoorstel. Bovendien is zij, met de hierna onder 2.1 te maken kanttekening, van oordeel dat het afdoeningsvoorstel recht doet aan de zaak. Daarom zal de rechtbank vonnis wijzen met inachtneming van dat afdoeningsvoorstel. Daartoe overweegt en beslist zij als volgt op de diverse onderdelen in deze zaak.

2.De beoordeling van het bewijs

2.1
Overweging over het afdoeningsvoorstel en de bewijsmiddelen [1]
De rechtbank ziet in de onderhavige zaak geen discrepanties in de beoordeling door partijen op een wezenlijk onderdeel van de tenlastelegging en de bewezenverklaring. De rechtbank is dan ook van oordeel dat nu de officier van justitie en verdediging het eens zijn over de bewezenverklaring en het dossier onvoldoende aanleiding biedt om daarvan af te wijken, ook op dit punt het voorstel gevolgd kan worden. Bovendien overweegt de rechtbank dat het dossier voldoende wettige bewijsmiddelen bevat op basis waarvan de overtuiging gevormd kan worden dat de verdachte schuldig is, die overtuiging bij de rechtbank ook heeft postgevat, en aldus tot een bewezenverklaring kan worden gekomen, gelet op:
  • de bekennende verklaringen van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 18 januari 2022 en ter terechtzitting van 30 maart 2022;
  • een proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 maart 2019;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2020; [3]
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2021; [4]
- een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 22 oktober 2021. [5]
2.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op meerdere tijdstippen in de periode van 19 maart 2019 tot en met 12 oktober 2021 in de gemeente Heerlen [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en een onbekend gebleven persoon, uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, dan wel hen daartoe gelegenheid heeft verschaft, immers heeft hij aan voornoemde personen woonruimte verschaft terwijl hij wist, dan wel ernstige redenen had te vermoeden dat het verblijf wederrechtelijk was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in zijn belangen geschaad.

3.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

4.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

5.De straf

De verdachte heeft zich gedurende een lange periode meermalen schuldig gemaakt aan het verschaffen van illegaal verblijf in Nederland aan meerdere personen die zich in zijn woning prostitueerden. Dit betroffen allen transgender vrouwen. De verdachte heeft via een contactpersoon in het buitenland actief transgender vrouwen benaderd om hen tegen betaling (al dan niet in natura) in zijn woning te laten werken. De verdachte heeft verklaard dat hij in zijn handelen een makkelijke manier zag om geld te verdienen om zijn drugsverslaving te kunnen bekostigen. Hij was naar eigen zeggen verslaafd aan cocaïne en wiet. De verdachte heeft tijdens het plegen van de feiten enkel zijn eigen belang voor ogen gehad. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij door zijn handelen het overheidsbeleid ten aanzien van de bestrijding van illegaal verblijf in Nederland heeft gefrustreerd. Voorts heeft hij geen enkele rekening gehouden met de kwetsbare positie waarin de personen verkeren die in Nederland illegaal in de prostitutie werkzaam zijn. Integendeel, uit het dossier komt naar voren dat hij hen zelfs onder druk zette om seks met hem te hebben in ruil voor huisvesting.
De reclassering heeft op 15 maart 2022 gerapporteerd dat het recidiverisico als ‘gemiddeld’ moet worden ingeschat. De reclassering beschrijft dat zowel de verslavingscomponent als de beperkte verstandelijke vermogens van de verdachte als grootste risicofactoren moeten worden bezien. De verdachte is immers licht beïnvloedbaar en is in verminderde mate in staat om de gevolgen van zijn handelen te overzien. De reclassering acht een inzet op hulpverlening en begeleiding wenselijk. De rechtbank volgt de reclassering in haar bevindingen en conclusies.
De rechtbank is van oordeel dat het afdoeningsvoorstel ook voor wat betreft de op te leggen straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen (met aftrek van het voorarrest) waarvan 176 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport van 15 maart 2022, recht doet aan deze zaak. Hierbij worden zowel de belangen van de verdachte, de slachtoffers als de maatschappij geëerbiedigd. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoon van de verdachte en de straffen die doorgaans worden opgelegd voor soortgelijke feiten.
De rechtbank zal de verdachte dan ook veroordelen tot de in het afdoeningsvoorstel genoemde straf: een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen (met aftrek van het voorarrest) waarvan 176 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een verbod op het gebruik van drugs.

6.Het beslag

De navolgende onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen zullen aan de verdachte worden geretourneerd:
- computer incl. laadkabel (goednummer PL2300-2021160733-1453568);
- computer (server) (goednummer PL2300-2021160733-1453575);
- Samsung SM-G800f (goednummer PL2300-2021160733-1453491);
- Samsung G900f (goednummer PL2300-20211607331453492);
- Samsung Sgh-C270 (goednummer PL23QO2O2116O733-1433493);
- Samsung G930f (goednummer PL2300-2021160733-1453500).
De onder [naam 3] in beslag genomen mobiele Samsung telefoons (goednummers PL2300-2021160733-1453523, PL2300-2021160733-1453526 en PL2300-2021160733-1453796) zullen aan de beslagene worden geretourneerd.
Het onder de verdachte in beslag genomen Argentijns paspoort (goednummer PL2300-2021160733-1453798 ) zal worden geretourneerd aan de Ambassade van de Argentijnse Republiek (’s-Gravenhage).

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 2.2 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 3 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis bij SVG Reclassering Mondriaan op het adres John F. Kennedylaan 301, 6419 XZ Heerlen, dan wel telefonisch op het telefoonnummer 088 506 6262, waarna hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en laat zich indien geïndiceerd behandelen door Radix of een soortgelijke zorgverlener, zulks te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de veroordeelde zich – voor de duur van maximaal 7 weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt – opnemen in een zorginstelling, zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
de veroordeelde verblijft zo spoedig mogelijk na zijn invrijheidstelling en gedurende de gehele proeftijd – of zoveel korter als de reclassering nodig vindt – in een begeleide woonvorm van LEVANTO-groep of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, zulks te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
e veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod, welke controle geschiedt door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van het voorarrest gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde vrijheidsstraf;
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
  • computer incl. laadkabel (goednummer PL2300-2021160733-1453568);
  • computer (server) (goednummer PL2300-2021160733-1453575);
  • Samsung SM-G800f (goednummer PL2300-2021160733-1453491);
  • Samsung G900f (goednummer PL2300-20211607331453492);
  • Samsung Sgh-C270 (goednummer PL23QO2O2116O733-1433493);
  • Samsung G930f (goednummer PL2300-2021160733-1453500);
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan [naam 3] :
  • Samsung Sma505 (goednummer PL2300-2021160733-1453523);
  • Samsung Sm-A315g (goednummer PL2300-2021160733-1453526);
  • Samsung telefoon (goednummer PL2300-2021160733-1453796);
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan de Ambassade van de Argentijnse Republiek (’s-Gravenhage):
- Argentijns paspoort (goednummer PL2300-2021160733-1453798).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.A. Colen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 maart 2019 tot en
met 12 oktober 2021 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, (telkens) [naam 1]
en/of [naam 2] en/of [naam 3]
en/of ((een)(nog) onbekend gebleven) perso(o)n(en), uit
winstbejag behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland, danwel hem/haar/hen daartoe gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen heeft/hebben verschaft, immers heeft/hebben hij en/of één of meer
van zijn mededader(s) (telkens) (aan) voornoemde personen woonruimte verschaft
en/of voor voornoemde personen woonruimte geregeld terwijl hij/zij wist(en),
danwel ernstige redenen had(den) te vermoeden dat het verblijf wederrechtelijk
was en terwijl hij/zij hiervan een beroep of gewoonte van heeft/hebben gemaakt.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Politie Eenheid Limburg, District Parkstad-Limburg, Basisteam Heerlen, proces-verbaalnummer LBRCC20013-43, gesloten d.d. 4 januari 2022, doorgenummerd van pagina’s 1 tot en met 329.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 maart 2019, pagina’s 19 en 20.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 november 2020, pagina’s 98 en 99.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2021, pagina’s 257 en 258.
5.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 22 oktober 2021, pagina’s 266 en 267.