ECLI:NL:RBLIM:2022:3264

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
C/03/303213 / KG ZA 22-96
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning wegens drugsgebruik en huurachterstand

In deze zaak vorderde Stichting Weller Wonen in kort geding ontruiming van een huurwoning en betaling van huurachterstand van de gedaagde. De gedaagde had zelf de huur opgezegd, maar weigerde op de afgesproken datum te vertrekken. De eiseres stelde dat er drugs in de woning waren aangetroffen, wat in strijd was met het zero tolerance beleid van de verhuurder. De gedaagde had aanvankelijk meegewerkt aan haar vertrek, maar beroept zich op de nietigheid van de huuropzegging. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde zonder recht of titel in de woning verbleef, en dat de drugsactiviteiten van haar vriend aan haar konden worden toegerekend. De rechter wees de vorderingen van de eiseres toe, inclusief de ontruiming binnen 14 dagen en betaling van de huurachterstand, uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/303213 / KG ZA 22-96
Vonnis in kort geding van 26 april 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING WELLER WONEN,
gevestigd te Heerlen,
eiseres,
advocaat mr. R.W. Janssen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M. Raaijmakers.
Partijen zullen hierna “Stichting Weller Wonen” en “ [gedaagde] ” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 11,
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 12 april 2022,
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Stichting Weller Wonen heeft als kerntaak om sociale huurwoningen te verhuren en/of te exploiteren. In die hoedanigheid beheert Stichting Weller Wonen circa 10.000 woningen in Heerlen, Brunssum en Beekdaelen.
2.2.
Bij huurovereenkomst van 6 februari 2020 (productie 2) zijn Stichting Weller Wonen en [gedaagde] overeengekomen dat - kort gezegd - Stichting Weller Wonen per
10 februari 2020 aan [gedaagde] verhuurt, gelijk [gedaagde] van Stichting Weller Wonen huurt,
de woonruimte aan de [adres] te [woonplaats] (hierna ook: “het gehuurde”) tegen een huurprijs van laatstelijk € 520,75 per maand, vermeerderd met een maandelijks voorschot servicekosten van € 45,20. Voorts is in de huurovereenkomst - kort gezegd - opgenomen dat (i) de gehuurde woning is bestemd om te worden gebruikt als woonruimte door [gedaagde] , (ii) [gedaagde] de woning als goed huurder moet gebruiken en (iii) [gedaagde] zich moet onthouden van gedragingen die als hinderlijk of storend worden ervaren. In art. 2.3. en art. 2.4. van het huurcontract is verder het volgende overeengekomen:
“2.3
Het is de huurder of in het gehuurde aanwezige derden verboden in of vanuit het gehuurde middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te bereiden, te laten bereiden, te bewerken, te laten bewerken, te verwerken, te laten verwerken, te verkopen, te laten verkopen, af te leveren, af te laten leveren, te verstrekken, te laten verstrekken, aanwezig te hebben, aanwezig te laten hebben, te vervaardigen, te laten vervaardigen, in welke getale of hoeveelheden dan ook.
2.4
Het is de huurder of in het gehuurde aanwezige derden, verder verboden in of op het gehuurde hennepplanten of andere planten, die gebruikt kunnen worden voor de bereiding of bij de samenstelling van de middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te telen, te kweken of deze op welke wijze dan ook in of op het gehuurde aanwezig te hebben, in welke getale of hoeveelheden dan ook.”
2.3.
Stichting Weller Wonen hanteert een zero tolerance beleid met betrekking tot verdovende middelen. Dit beleid is (onder meer) op haar website www.wellernet.nl gepubliceerd.
2.4.
In januari 2022 heeft Stichting Weller Wonen vernomen dat bij een huiszoeking in het gehuurde de volgende verdovende middelen zijn aangetroffen:
  • 12 sealbags met 705 gram (bruto) gedroogde henneptoppen,
  • 2 plastic zakjes met 55,4 gram (bruto) hennepgruis,
  • 3 zakjes met 27,1 gram bruto hasjiesj,
  • een weegschaal ten behoeve van het afwegen,
  • een geldbedrag van € 1.191,00.
Ten tijde van de doorzoeking stonden twee personen aan de voordeur van het gehuurde die aangaven daar (soft)drugs te willen kopen. Eén van hen heeft verklaard al vaker daar geweest te zijn om (soft)drugs te kopen.
2.5.
Op 14 januari 2022 heeft de burgemeester van Heerlen een brief aan Stichting Weller Wonen (productie 3) gestuurd - kort gezegd - waarin zij haar laat weten dat [gedaagde] die dag een “waarschuwing artikel 13b Opiumwet” heeft gekregen in verband met in het gehuurde aangetroffen hennep/hasjiesj.
2.6.
Bij brief van 20 januari 2022 (productie 4) heeft Stichting Weller Wonen [gedaagde] - kort gezegd - laten weten dat zij een zero tolerance beleid hanteert met betrekking tot drugs en dat er op 28 december 2021 in het gehuurde een hoeveelheid drugs is aangetroffen. [gedaagde] heeft niet voldaan aan artikelen 2.3, 2.4 en/of 2.5 van het door haar ondertekende huurcontract, waardoor Stichting Weller Wonen genoodzaakt is de huurovereenkomst te ontbinden. Stichting Weller Wonen stelt [gedaagde] in de gelegenheid het gehuurde zelf op te zeggen. In geval [gedaagde] niet voor 27 januari 2022 zelf opzegt, dan zal Stichting Weller Wonen haar advocaat opdracht geven een gerechtelijk procedure te starten voor de ontbinding van de huurovereenkomst.
2.7.
Op 25 januari 2022 heeft [gedaagde] bij formulier “huuropzegging” (productie 5) de huur per 27 januari 2022 (“datum huureinde t/m”) opgezegd. Als reden heeft zij op het formulier aangekruist “Ontruiming (Overlast / Hennep of drugs / Huurschuld)”.
2.8.
Bij brief van 1 februari 2022 (productie 6) heeft Stichting Weller Wonen - kort gezegd - de huuropzegging met ingang van 1 maart 2022 aan [gedaagde] bevestigd.
2.9.
Op verzoek van [gedaagde] is de eindopname uitgesteld tot 14 maart 2022, hetgeen Stichting Weller Wonen bij e-mailbericht van 24 februari 2022 (productie 7) aan [gedaagde] heeft bevestigd. Tevens heeft Stichting Weller Wonen [gedaagde] laten weten op 7 maart 2022 de vooropname en op 14 maart 2022 de eindopname te hebben gepland.
2.10.
Op 7 maart 2022 heeft een vooropname plaatsgevonden waarbij aanwezig waren [gedaagde] en namens Stichting Weller Wonen de heer [naam] . [gedaagde] heeft het “rapport Vooropname” voor akkoord ondertekend (productie 8).
2.11.
Bij e-mailbericht van 14 maart 2022 (productie 9) ontving Stichting Weller Wonen van de door [gedaagde] ingeschakelde advocaat bericht dat [gedaagde] het gehuurde niet vrijwillig zal verlaten: [gedaagde] heeft de nietigheid/vernietiging van de huuropzegging ingeroepen.
2.12.
Bij e-mailbericht van 15 maart 2022 (productie 10) heeft Stichting Weller Wonen aan [gedaagde] gevraagd of zij het beroep op nietigheid/vernietigbaarheid van de huuropzegging kan verduidelijken.
2.13.
Bij e-mailbericht van 15 maart 2022 (productie 11) heeft (de advocaat van) [gedaagde] aan (de advocaat van) Stichting Weller Wonen laten weten een onvolledig dossier te hebben en te begrijpen dat [gedaagde] een brief zou hebben ondertekend waarbij zij vrijwillig de huur opzegt. De advocaat van [gedaagde] heeft aangegeven dat [gedaagde] zich onder druk gezet voelde en/of ‘bedreigd’, omdat er allerlei dingen stonden te gebeuren als zij niet vrijwillig zou opzeggen.
2.14.
[gedaagde] heeft sinds 1 februari 2022 geen huur en/of gebruiksvergoeding voor het
gehuurde aan Stichting Weller Wonen betaald. Per maart 2022 is er een betalingsachterstand van € 1.131.90, en bij een uitblijven van betaling per april is er een betalingsachterstand van
€ 1.697,85, zijnde 3 maanden huur/gebruiksvergoeding.

3.Het geschil

3.1.
Stichting Weller Wonen vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1.
[gedaagde] veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis Stichting Weller Wonen in het vrije bezit te stellen van de woning staande en gelegen te Heerlen aan de [adres] , en wel door deze woning geheel ontruimd, vrij van gebruik en gebruiksrechten, behoorlijk schoongemaakt aan Stichting Weller Wonen op te leveren, zulks met machtiging aan Stichting Weller Wonen bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze verlating en ontruiming en dit vervolgens verlaten en ontruimd houden zelf te bewerkstelligen op kosten van [gedaagde] ;
2.
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 1.131,90, zijnde het door [gedaagde] verschuldigde bedrag voor het gebruik van de woning staande en gelegen te Heerlen aan de [adres] in de maanden februari en maart 2022, te vermeerderen met een bedrag van € 565,95 per maand voor iedere maand of
gedeelte van een maand dat [gedaagde] de voornoemde woning vanaf 1 april 2022 niet ter
vrije bestemming aan Stichting Weller Wonen ter beschikking stelt;
3.
[gedaagde] te veroordelen in de volledige kosten van het geding, te voldoen binnen 14 dagen na het ten deze te wijzen vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis;
4.
[gedaagde] op voorhand te veroordelen in de nakosten van € 131,00 dan wel indien betekening van het vonnis plaatsvindt van € 199,00 te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf acht dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
Stichting Weller Wonen heeft - kort gezegd - het volgende aan haar vorderingen ten grondslag gelegd. Er is gebleken dat er in drugs gehandeld werd in het gehuurde. [gedaagde] heeft vervolgens zelf de huur opgezegd, waarmee zij heeft ingestemd uit het gehuurde te vertrekken. Inmiddels is er een betalingsachterstand van drie maanden huur/gebruiksvergoeding. Deze drie redenen zijn op zichzelf al voldoende om bij de kantonrechter in een bodemprocedure een ontbinding van het huurcontract toegewezen te krijgen, maar zeker wanneer zij gezamenlijk worden bezien. Gelet daarop vordert Stichting Weller Wonen dat [gedaagde] het gehuurde ontruimt en dat zij de betalingsachterstand voldoet. [gedaagde] verblijft thans zonder recht of titel in de woning, terwijl er diverse gegadigden op een wachtlijst wachten op toewijzing van een woning. Het spoedeisend belang is daarmee gegeven, aldus Stichting Weller Wonen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
[gedaagde] heeft betwist dat er een spoedeisend belang is. Volgens haar leent de zaak zich niet voor beoordeling in kort geding en zijn er geen omstandigheden die maken dat er direct een voorziening moet worden getroffen die tot gevolg kan hebben dat zij op straat komt te staan. Terughoudendheid is volgens [gedaagde] op zijn plaats. De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] niet in haar verweer. Volgens Stichting Weller Wonen verblijft [gedaagde] thans zonder recht of titel in een woning waar veel gegadigden voor op een wachtlijst staan. Deze stelling heeft [gedaagde] niet weersproken en daarmee is het spoedeisend belang van Stichting Weller Wonen gegeven. De voorzieningenrechter komt dan ook toe de inhoudelijk beoordeling van de zaak en overweegt hiertoe als volgt.
Ontruiming en betalingsachterstand
4.2.
[gedaagde] heeft niet betwist dat in het gehuurde 12 sealbags met 705 gram bruto gedroogde henneptoppen, 2 plastic zakjes met 55,4 gram bruto hennepgruis, 3 zakjes met 27,1 gram bruto hasjiesj, een weegschaal ten behoeve van het afwegen en een geldbedrag van € 1.191,00 zijn aangetroffen en dat ten tijde van de doorzoeking twee personen aan de voordeur van het gehuurde stonden die aangaven daar (soft)drugs te willen kopen. De voorzieningenrechter neemt dit als vaststaand aan.
4.3.
Verder staat vast dat de voornoemde hoeveelheid aangetroffen drugs de onder punt 4 van de Aanwijzing Opiumwet genoemde gedooggrens van 5 gram (zijnde de geringe hoeveelheid voor eigen gebruik) ruim te boven gaat. Dit duidt volgens de Opiumwet op een handelsvoorraad. [gedaagde] heeft dit evenmin weersproken. Gelet hierop neemt de voorzieningenrechter als vaststaand aan dat er in het gehuurde sprake is geweest van handelsactiviteiten in verdovende middelen.
4.4.
Ter zitting is zijdens [gedaagde] verklaard dat zij door de inval in de woning er achter is gekomen dat haar vriend drugs in de woning had. Daarop heeft zij hem gesommeerd daarmee te stoppen en anders de woning te verlaten. Ondanks zijn belofte er mee te stoppen, is hij er zonder haar medeweten toch verder mee gegaan, aldus [gedaagde] ter zitting. Voorts verklaarde [gedaagde] dat haar vriend nog steeds bij haar in de woning woont en op haar adres staat ingeschreven, omdat het moeilijk is een andere woning te vinden. Haar vriend is wel op zoek naar een andere woning, maar tot die tijd kan zij hem niet op straat zetten, zo verklaarde [gedaagde] .
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat ingevolge art. 7:219 BW de huurder jegens de verhuurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk is voor de gedragingen van hen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met zijn goedvinden daarin bevinden. Dit kunnen medehuurders, onderhuurders of andere medebewoners dan wel bezoekers zijn. Uit de verklaringen van [gedaagde] leidt de voorzieningenrechter af dat haar vriend is te beschouwen als medebewoner. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad brengt genoemde bepaling niet met zich mee dat een vordering tot ontbinding reeds toewijsbaar is op de enkele grond dat personen die met goedvinden van de huurder het gehuurde gebruiken of zich daarin bevinden, gedragingen hebben verricht die weliswaar niet tot schade aan het gehuurde hebben geleid, maar die, als zij zouden zijn verricht door de huurder, in strijd zouden zijn met diens verplichting zich als goede huurder te gedragen en bovendien voldoende ernstig zijn om de ontbinding te rechtvaardigen. Beslissend is of de huurder zich in het licht van de gedragingen van die persoon, zelf niet heeft gedragen als goed huurder. Bij de beantwoording van de vraag of daarvan sprake is, dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de vraag of er voldoende verband bestaat tussen die gedragingen en het gebruik van het gehuurde. Daarvan is in elk geval sprake als de huurder (van het voornemen tot) die gedragingen op de hoogte was, of daarmee ernstig rekening had te houden maar heeft nagelaten de in verband daarmee redelijkerwijs van hem te verlangen maatregelen te treffen. Nu [gedaagde] na de inval haar vriend heeft gewaarschuwd met de drugshandel te stoppen, hetgeen hij echter niet heeft gedaan, zo stelt [gedaagde] zelf, had zij er ernstig rekening mee moeten houden dat haar vriend zijn handel desondanks toch zou voortzetten. De voorzieningenrechter acht het niet aannemelijk dat [gedaagde] niets heeft gezien of gemerkt van de handel in drugs die haar vriend vanuit de woning dreef. Het enkele feit dat zij - zoals ze ter zitting verklaarde - avonddiensten in de ouderenzorg draaide, is daartoe onvoldoende. Een en ander bezien in het licht van hetgeen in de huurovereenkomst in arttt. 2.3 en 2.4 is overeengekomen, kan hetgeen haar vriend als medebewoner in de woning deed aan [gedaagde] worden toegerekend. Daarmee is voldoende aannemelijk dat [gedaagde] is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst met Stichting Weller Wonen.
4.6.
Verder staat vast dat [gedaagde]
zelfop 25 januari 2022 de huur heeft opgezegd en
dat zij vanaf dat moment heeft meegewerkt aan haar vertrek uit de woning. De vooropname heeft op 7 maart 2022 plaatsgevonden. Ook hieraan heeft [gedaagde] volledig meegewerkt en zij heeft het Vooropname-rapport ondertekend. Pas circa zes weken na opzegging van de huur, op 14 maart 2022 (zijnde de dag van de eindopname), heeft [gedaagde] aan Stichting Weller Wonen laten weten de woning niet vrijwillig te zullen verlaten, zich daarbij beroepend op de nietigheid dan wel vernietigbaarheid van haar huuropzegging. [gedaagde] heeft haar ter zitting gedane beroep op dwaling echter niet (voldoende) met feiten en omstandigheden onderbouwd. De enkele verklaring dat ze al een waarschuwingsbrief van de gemeente had gehad en dat de brief van Stichting Weller Wonen dat ze de woning moest verlaten haar overviel, is onvoldoende om te kunnen oordelen dat ze ten tijde van de huuropzegging op 25 januari 2022 heeft gedwaald. Verder heeft [gedaagde] ter zitting verklaard dat ze na de huuropzegging hard op zoek is gegaan naar een andere woning, maar dat ze niets kon vinden en dat ze “het toen dus toch niet eens was met de opzegging”. Ook hieruit is niet af te leiden dat ze ten tijde van de huuropzegging heeft gedwaald, zulks te meer nu ze na op de opzegging actief heeft gezocht naar vervangende woonruimte. Het verweer dat [gedaagde] de huur heeft opgezegd “onder dreiging” dat ze een boete moest betalen en proceskosten verschuldigd zou zijn, heeft zij niet nader verfeitelijkt, zodat de voorzieningenrechter hieraan verder voorbijgaat. Gelet op het voorgaande faalt het door [gedaagde] gedane (blote) beroep op dwaling. De voorzieningenrechter neemt de huuropzegging door [gedaagde] daarom als vaststaand aan. Nu er geen eindopname heeft kunnen plaatsvinden omdat [gedaagde] te kennen heeft gegeven het gehuurde niet vrijwillig te zullen verlaten, verblijft [gedaagde] vanaf 14 maart 2022 zonder recht of titel in het gehuurde.
4.7.
Ten slotte heeft [gedaagde] ter zitting erkend dat zij over de maanden februari, maart en april 2022 geen huur dan wel (vanaf 14 maart 2022) een gebruiksvergoeding aan Stichting Weller Wonen heeft betaald. De voorzieningenrechter neemt dit als vaststaand aan. Dat, zoals [gedaagde] ter zitting heeft verklaard, zij die maanden krap in het geld zat en dat ze Stichting Weller Wonen wil bellen voor een betalingsregeling, doet hier niet aan af. De voorzieningenrechter neemt de betalingsachterstand als vaststaand aan.
4.8.
Gelet op al het vooroverwogene is de voorzieningenrechter van oordeel dat het door Stichting Weller Wonen bij petitum sub 1 en sub 2 gevorderde in beginsel voor toewijzing gereed ligt. Al hetgeen overigens zijdens [gedaagde] is aangevoerd, behoeft als rechtens niet relevant geen bespreking, zodat de voorzieningenrechter daaraan voorbijgaat.
Termijn ontruiming
4.9.
[gedaagde] heeft (subsidiair) aangevoerd dat, ingeval van toewijzing van de vordering, de gevorderde termijn van 14 dagen waarbinnen zij het gehuurde dient te verlaten op een langere termijn moet worden gesteld om haar “meer tijd en gelegenheid te bieden vervangende woonruimte te vinden en te kunnen verhuizen. [gedaagde] zal vanuit dakloosheid of vanuit rondslapen bij derden, geen baan kunnen behouden of verkrijgen. Zij zal daardoor in een neerwaartse spiraal belanden waar zij zelf noch het maatschappelijk belang mee gediend is”. De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] hierin niet. Een termijn van 14 dagen na betekening van het vonnis is niet onredelijk, te meer nu [gedaagde] al vanaf 25 januari 2022 wist dat zij de woning op 14 maart 2022 moest verlaten.
4.10.
Dat, zoals [gedaagde] nog heeft aangevoerd, zij door de ontruiming dakloos wordt en in een noodtoestand komt, is een voorzienbaar gevolg van haar opzegging van de huurovereenkomst. Dit maakt niet dat er nu een (acute) noodsituatie is ontstaan op grond waarvan de gevorderde ontruiming niet kan worden toegewezen. De door [gedaagde] (bloot) aangevoerde (persoonlijke) omstandigheden zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter weliswaar te betreuren, maar niet van voldoende gewicht om de vordering tot ontruiming af te wijzen. Dat [gedaagde] , zoals zij ter zitting verklaarde, nog meer (medische) informatie heeft, die zij door tijdsdruk niet in het geding heeft kunnen brengen, maakt dit niet anders. Dit betreft in elk geval geen “nova” in de zin van de arresten van de Hoge Raad van 22 april 1983 (Ritzen/Hoekstra) en/of Hoge Raad van 20 december 2019 (Strandhotel-arrest), nog daargelaten dat i.c. nog geen vonnis voorligt waarvan de tenuitvoerlegging eventueel kan worden geschorst, zodat deze maatstaf thans prematuur door [gedaagde] is aangevoerd.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring
4.11.
[gedaagde] heeft verzocht een eventuele veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren om te voorkomen dat zij in afwachting van de uitkomst van een eventueel hoger beroep/bodemprocedure kan worden gedwongen de woning te verlaten en Stichting Weller Wonen de woning waarschijnlijk op korte termijn aan een ander zal verhuren, waardoor zij niet meer kan terugkeren indien zij in hoger beroep dan wel in de bodemprocedure wel in het gelijk wordt gesteld. Onder verwijzing naar het vooroverwogene stelt de voorzieningenrechter voorop dat [gedaagde] de huur
zelfheeft opgezegd en met Stichting Weller Wonen is overeengekomen om de eindopname op 14 maart 2022 te plannen. Uit het vooroverwogene volgt verder dat de betalingsachterstand oploopt sinds februari 2022 en dat [gedaagde] sinds 14 maart 2022 zonder recht of titel gebruik maakt van de woning. Daarbij komt dat Stichting Weller Wonen voldoende aannemelijk heeft gemaakt de woning dringend nodig te hebben om deze aan gegadigden, die op een wachtlijst staan, te kunnen toewijzen. Van Stichting Weller Wonen kan, mede in het licht van die wachtlijsten, niet worden verlangd het gehuurde nog langer aan [gedaagde] ter beschikking te stellen. De gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring ligt dan ook voor toewijzing gereed.
Proceskosten
4.12.
De voorzieningenrechter zal [gedaagde] als in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Stichting Weller Wonen begroot op:
  • kosten exploot € 127,43
  • griffierecht € 676,00
  • salaris advocaat
totaal € 1.819,43,
te vermeerderen met de wettelijke rente als hierna is vermeld.
4.13.
De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis Stichting Weller Wonen in het vrije bezit te stellen van de woning staande en gelegen te Heerlen aan
de [adres] , en wel door deze woning geheel ontruimd, vrij
van gebruik en gebruiksrechten, behoorlijk schoongemaakt aan Stichting Weller Wonen op te leveren, zulks met machtiging aan Stichting Weller Wonen bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze verlating en ontruiming en dit vervolgens verlaten en ontruimd houden zelf te bewerkstelligen op kosten van [gedaagde] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag ad € 1.131,90, zijnde het door
[gedaagde] verschuldigde bedrag voor het gebruik van de woning staande en gelegen te
Heerlen aan de [adres] in de maanden februari en maart
2022, te vermeerderen met een bedrag van € 565,95 per maand voor iedere maand of
gedeelte van een maand dat [gedaagde] de voornoemde woning vanaf 1 april 2022 niet ter
vrije bestemming aan Stichting Weller Wonen ter beschikking stelt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden begroot op
€ 1.819,43, te voldoen binnen 14 dagen na het wijzen van dit vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten van € 131,00 dan wel indien betekening van het vonnis plaatsvindt van € 199,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf acht dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2022. [1]

Voetnoten

1.type: JC