In zijn testament van 5 juli 2013 heeft erflater - voor zover thans van belang - het volgende vastgelegd:
“(...)
B. LEGAAT EN VERERVING
Legaat tegen inbreng
B.1 Ik legateer aan mijn echtgenote, [echtgenote erflater] , (...) alle goederen van mijn nalatenschap die zij verkiest onder de verplichting alle schulden van mijn nalatenschap voor haar rekening te nemen en onder de verplichting het verschil tussen de waarde van die goederen van mijn nalatenschap in mijn nalatenschap in te brengen.
Erfstelling ten behoeve van de echtgenote onder bezwaar van een tweetrapsmaking: eerste trap
B.2 Ik bepaal dat Afdeling 1, Titel 3, Boek 4 van het Burgerlijk wetboek ten aanzien van mijn nalatenschap in zijn geheel buiten toepassing blijft en benoem mijn echtgenote tot mijn enige erfgenaam onder bezwaar van een tweetrapsmaking en met inachtneming van het hierna bepaalde.
Plaatsvervulling
B.3 (...)
C.LEGITIEME PORTIE: NIET OPEISBAARHEID
Ik bepaal ten behoeve van mijn echtgenote dat eventuele ten lasten van haar komende vorderingen terzake van de legitieme portie eerst opeisbaar zijn nadat zij is overleden danwel in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling aan haar is verleend of ten aanzien van haar de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard.
D.TWEETRAPSMAKING MET VERVREEMDINGS- EN VERTERINGSBEVOEGDHEID Ontbindende voorwaarde
D.1 Ik bepaal dat mijn echtgenote is benoemd tot enig erfgenaam onder de ontbindende voorwaarde dat al hetgeen bij haar overlijden of eerder eindigen van haar recht resteert van het door mij aan haar nagelatene, zal toekomen aan de verwachters zoals hierna bepaald, indien zij alsdan (nog) bestaan.
Tweede trap: erfstelling ten behoeve van de verwachters
D.2 Als erfgenamen onder opschortende voorwaarde worden als volgt benoemd:
D.2.1 Ik benoem mijn kinderen tot erfgenamen onder dezelfde, voor hen opschortende voorwaarde als
bedoeld onder D.1. hiervoor.
D.2.2 Indien de benoeming onder D.2.1 van de benoeming onder D.2.1 van één of meer kinderen geen effect sorteert, benoem ik onder dezelfde opschortende voorwaarde als bedoeld onder D.1 hiervoor voor het deel dat aan het/de kind(eren) zou zijn toegekomen tot verwachters(s) het/de kind(eren) van het/de betreffende kind(eren) met plaatsvervulling overeenkomstig de wet.
Moment van opvolging tweede trap / voorwaarde
D.3 Het recht van de bezwaarde op verkrijging eindigt door:
- haar overlijden
- (...)
- bij opname van de bezwaarde in een instelling in de zin van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, een daarvoor in de plaatsgetreden wettelijke regeling en een de vorenbedoelde wet aanvullende wettelijke regeling;
- bij opname van de bezwaarde in een verzorgingskliniek of bejaardenoord; of (...)
E.BEPALINGEN TEN AANZIEN VAN DE TWEETRAPSMAKING
Ten aanzien van de opvolgende verkrijging en de rechtsverhouding tussen de bezwaarde en de verwachter geldt het volgende:
Beschrijving
E.1 De bezwaarde is verplicht zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen zes maanden na mijn overlijden, bij notariële akte een beschrijving op te maken van de verkrijging. De verwachter heeft het recht op een afschrift van die akte, alsmede op een afschrift van de aangifte erfbelasting en bijbehorende gegevens.
Jaarlijkse opgave/toonplicht
E.2 De bezwaarde is slechts indien de wet dit dwingendrechtelijk voorschrijft, verplicht jaarlijks aan de verwachter een ondertekende, nauwkeurige opgave te zenden van de goederen die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen en van de voordleen die de goederen hebben opgeleverd en die geen vruchten zijn. (...)
Administratie
E.3 De bezwaarde is verplicht om het bezwaarde vermogen afzonderlijk van haar overige vermogen te administreren en te beleggen. (...)
Rekening en verantwoording
E.4 Bij het eind van het recht van de bezwaarde rust op haar (casu quo haar erfgenamen) een rekenings- en verantwoordingsplicht.
(...)”