ECLI:NL:RBLIM:2022:326

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
C/03/298312 / HA ZA 21-567
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex art. 843a Rv inzake afwijzing en compensatie proceskosten in nalatenschapskwestie

Op 12 januari 2022 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in een incident dat voortvloeide uit een civiele procedure over de afwikkeling van een nalatenschap. De eiseres, een van de erfgenamen, vorderde dat de gedaagden, ook erfgenamen, een opsomming met foto’s van inboedelgoederen en de inhoud van een kluis zouden overleggen. De eiseres stelde dat er goederen uit de woning waren verwijderd en dat zij niet aanwezig was bij het openen van de kluis. De gedaagden voerden aan dat er geen inboedelgoederen waren verdeeld en dat de goederen met emotionele waarde waren verwijderd vanwege de slechte staat van de woning.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet voldoende bewijs hadden geleverd van de aanwezigheid van andere inboedelgoederen en dat de eiseres zelf toegang had tot de woning om een overzicht te maken. Wat betreft de inhoud van de kluis, oordeelde de rechtbank dat de gedaagden een overzicht hadden moeten opstellen van de aangetroffen goederen. De rechtbank gelastte de gedaagden om een foto van de parelketting en de halsketting met edelsteentjes in het geding te brengen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg. De hoofdzaak zal in de stand worden voortgezet waarin deze zich bevindt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/298312 / HA ZA 21-567
Vonnis in incident van 12 januari 2022
in de zaak van
[eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. V.C.C. Luijten,
tegen
1.
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 1] PRO SE ENin hoedanigheid van schriftelijk gevolmachtigde van
[echtgenote erflater],
wonende te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
4.
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster het incident sub 4],
wonende te [woonplaats 4] ,
5.
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 5],
wonende te [woonplaats 5] ,
6.
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 6],
wonende te [woonplaats 5] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. E.C.E. Schnackers.
Partijen zullen hierna [eiseres] dan wel [eiseres] (eiseres) en (gezamenlijk) [gedaagden] dan wel (afzonderlijk) [gedaagde sub 1] (gedaagde sub 1), [gedaagde sub 2] (gedaagde sub 2), [gedaagde sub 3] (gedaagde sub 3), [gedaagde sub 4] (gedaagde sub 4), [gedaagde sub 5] (gedaagde sub 5) en [gedaagde sub 6] (gedaagde sub 6) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 8 tevens houdende de incidentele vordering tot
het inbrengen van een opsomming met foto’s van inboedelgoederen en inhoud van de kluis,
- de incidentele conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn erfgenamen van wijlen [erflater] (hierna: erflater), overleden op [overlijdensdatum] te [overlijdensplaata] . [eiseres] , [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn kinderen van de erflater. [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] zijn kinderen van de vooroverleden zoon van erflater ( [vooroverleden zoon] ), die op grond van plaatsvervulling (erfrechtelijk) zijn plaats innemen.
2.2.
Erflater was in wettelijke gemeenschap gehuwd met [echtgenote erflater] (hierna: moeder).
2.3.
In zijn testament van 5 juli 2013 heeft erflater - voor zover thans van belang - het volgende vastgelegd:
“(...)
B. LEGAAT EN VERERVING
Legaat tegen inbreng
B.1 Ik legateer aan mijn echtgenote, [echtgenote erflater] , (...) alle goederen van mijn nalatenschap die zij verkiest onder de verplichting alle schulden van mijn nalatenschap voor haar rekening te nemen en onder de verplichting het verschil tussen de waarde van die goederen van mijn nalatenschap in mijn nalatenschap in te brengen.
Erfstelling ten behoeve van de echtgenote onder bezwaar van een tweetrapsmaking: eerste trap
B.2 Ik bepaal dat Afdeling 1, Titel 3, Boek 4 van het Burgerlijk wetboek ten aanzien van mijn nalatenschap in zijn geheel buiten toepassing blijft en benoem mijn echtgenote tot mijn enige erfgenaam onder bezwaar van een tweetrapsmaking en met inachtneming van het hierna bepaalde.
Plaatsvervulling
B.3 (...)
C.LEGITIEME PORTIE: NIET OPEISBAARHEID
Ik bepaal ten behoeve van mijn echtgenote dat eventuele ten lasten van haar komende vorderingen terzake van de legitieme portie eerst opeisbaar zijn nadat zij is overleden danwel in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling aan haar is verleend of ten aanzien van haar de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard.
D.TWEETRAPSMAKING MET VERVREEMDINGS- EN VERTERINGSBEVOEGDHEID Ontbindende voorwaarde
D.1 Ik bepaal dat mijn echtgenote is benoemd tot enig erfgenaam onder de ontbindende voorwaarde dat al hetgeen bij haar overlijden of eerder eindigen van haar recht resteert van het door mij aan haar nagelatene, zal toekomen aan de verwachters zoals hierna bepaald, indien zij alsdan (nog) bestaan.
Tweede trap: erfstelling ten behoeve van de verwachters
D.2 Als erfgenamen onder opschortende voorwaarde worden als volgt benoemd:
D.2.1 Ik benoem mijn kinderen tot erfgenamen onder dezelfde, voor hen opschortende voorwaarde als
bedoeld onder D.1. hiervoor.
D.2.2 Indien de benoeming onder D.2.1 van de benoeming onder D.2.1 van één of meer kinderen geen effect sorteert, benoem ik onder dezelfde opschortende voorwaarde als bedoeld onder D.1 hiervoor voor het deel dat aan het/de kind(eren) zou zijn toegekomen tot verwachters(s) het/de kind(eren) van het/de betreffende kind(eren) met plaatsvervulling overeenkomstig de wet.
Moment van opvolging tweede trap / voorwaarde
D.3 Het recht van de bezwaarde op verkrijging eindigt door:
- haar overlijden
- (...)
- bij opname van de bezwaarde in een instelling in de zin van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, een daarvoor in de plaatsgetreden wettelijke regeling en een de vorenbedoelde wet aanvullende wettelijke regeling;
- bij opname van de bezwaarde in een verzorgingskliniek of bejaardenoord; of (...)
E.BEPALINGEN TEN AANZIEN VAN DE TWEETRAPSMAKING
Ten aanzien van de opvolgende verkrijging en de rechtsverhouding tussen de bezwaarde en de verwachter geldt het volgende:
Beschrijving
E.1 De bezwaarde is verplicht zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen zes maanden na mijn overlijden, bij notariële akte een beschrijving op te maken van de verkrijging. De verwachter heeft het recht op een afschrift van die akte, alsmede op een afschrift van de aangifte erfbelasting en bijbehorende gegevens.
Jaarlijkse opgave/toonplicht
E.2 De bezwaarde is slechts indien de wet dit dwingendrechtelijk voorschrijft, verplicht jaarlijks aan de verwachter een ondertekende, nauwkeurige opgave te zenden van de goederen die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen en van de voordleen die de goederen hebben opgeleverd en die geen vruchten zijn. (...)
Administratie
E.3 De bezwaarde is verplicht om het bezwaarde vermogen afzonderlijk van haar overige vermogen te administreren en te beleggen. (...)
Rekening en verantwoording
E.4 Bij het eind van het recht van de bezwaarde rust op haar (casu quo haar erfgenamen) een rekenings- en verantwoordingsplicht.
(...)”
2.4.
Moeder heeft op 8 augustus 2016 bij notariële akte een levenstestament (productie 7 dagvaarding) opgesteld, waarbij zij - kort gezegd - een algemene volmacht aan [gedaagde sub 1] heeft gegeven om haar vermogensrechtelijke en andere zakelijke belangen te behartigen.
2.5.
Moeder is op 28 oktober 2019 opgenomen in een zorgcentrum, waardoor de tweede trap van het testament vanaf die datum in werking is getreden.
2.6.
In de periode 16 augustus 2019 tot en met 27 juli 2021 is veelvuldig tussen partijen gecorrespondeerd (productie 5 bij dagvaarding) over de afwikkeling van de nalatenschap van erflater.
2.7.
Tot op heden is het partijen niet gelukt de nalatenschap (minnelijk) af te wikkelen.

3.Het geschil in het incident

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden veroordeelt om een duidelijke opsomming met foto’s van alle inboedelgoederen alsmede de inhoud van de kluis in het geding te brengen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag of dagdeel dat gedaagden hiermee in gebreke blijven.
3.2.
[eiseres] heeft - kort gezegd - het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. Zij beschikt over een beknopte boedelbeschrijving (productie 6 dagvaarding), maar zij wil dat gedaagden een overzicht van alle inboedelgoederen en de goederen die zich in de kluis bevonden in het geding brengen. Volgens haar zijn er al goederen uit de woning verwijderd. Ook is de kluis in haar afwezigheid geopend, terwijl zij hierbij graag aanwezig had willen zijn.
3.3.
Gedaagden hebben - kort gezegd - als verweer aangevoerd dat er geen inboedelgoederen zijn verdeeld. Er zijn enkel goederen met een emotionele waarde uit de woning gehaald, omdat de inboedel van de woning niet langer verzekerd is tegen brand en diefstal en de woning bovendien vochtig is. Het betreft twee kraanvogels (foto productie 1), die [gedaagde sub 1] in zijn bezit heeft. Volgens gedaagden heeft [eiseres] ook goederen meegenomen uit de woning, te weten een fotoboek en kerstversiering, die moeten worden verdeeld. Verder heeft erflater een en ander in een codicil (productie 2) vastgelegd. Gedaagden hebben bij productie 2 een overzicht gevoegd van de goederen die in het codicil staan met vermelding waar de betreffende goederen zijn. Verder zijn enkele kledingstukken, die nog in de woning aanwezig waren, geschonken aan (een goed doel in) Sri Lanka. Hiervan zijn alle erfgenamen in kennis gesteld en niemand heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De overige kledingstukken zijn nog in de woning. Ook is nog in de woning aanwezig: enkele antieke meubels en tal van accessoires (zie foto’s productie 5). Volgens gedaagden is het een onbegonnen taak om alle goederen in een overzicht op te nemen. Bovendien heeft [eiseres] toegang tot de woning en mag zij over alle aanwezige goederen beschikken. Gedaagden zien van deze goederen af. [gedaagde sub 1] heeft de kluis in aanwezigheid van enkele erfgenamen geopend. In de kluis is toen aangetroffen: een gouden munthanger, een parelketting en een halsketting met een paar edelsteentjes bezet en € 24.000,00 aan contante gelden. Als productie 4 is overgelegd een foto van de factuur van de aanmaak van twee medaillonhangers die erflater heeft laten maken voor kleindochters [naam 1] en [naam 2] , waarvoor erflater de gouden munten heeft gebruikt, de andere foto betreft de voornoemde gouden munthanger. [eiseres] is geïnformeerd over de aangetroffen inhoud van de kluis. Gedaagden achten het opleggen van een dwangsom onnodig en buitenproportioneel, te meer omdat zoveel als mogelijk aan de vordering in incident is voldaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat de bijzondere exhibitieplicht waarop art. 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) betrekking heeft, slaat op de situatie dat de inhoud van een schriftelijk bewijsmiddel aan een partij in beginsel wel bekend is, maar niet in haar bezit heeft. Aan de toewijsbaarheid van een vordering zijn op grond van art. 843a lid 1 Rv de volgende cumulatieve voorwaarden verbonden:
(1) de eiser of verzoeker dient een rechtmatig belang te hebben, waarbij het moet gaan om
(2) bescheiden die (3) de wederpartij te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, en
(4) het moeten bescheiden zijn aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of verzoeker
of zijn rechtsvoorganger partij is. Verder moet zich geen van de drie in de leden 3 en 4 van
art. 843a Rv vervatte uitzonderingen voordoen.
4.2.
Gedaagden hebben geen “duidelijk overzicht”, zoals door [eiseres] is gevorderd, overgelegd. Toch is de rechtbank van oordeel dat gedaagden voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat er buiten deze door hen genoemde inboedelgoederen geen andere inboedelgoederen aanwezig waren in de woning. Gedaagden hebben immers foto’s overgelegd en een toelichting gegeven ter zake twee beelden van kraanvogels, die bij [gedaagde sub 1] in bezit zijn. Verder hebben zij aangegeven dat een fotoboek en kerstversiering bij [eiseres] in bezit zijn. Ook hebben zij toegelicht dat een aantal kledingstukken is gedoneerd aan een goed doel in Sri Lanka. Voorts hebben gedaagden in de lijst achter productie 2 genoteerd waar de desbetreffende goederen zich bevinden. Daarbij komt het feit dat [eiseres] toegang heeft tot de woning en gedaagden hebben aangegeven af te zien van goederen die zich daar nog in bevinden en dat [eiseres] hierover wat hen betreft vrij mag beschikken. Nu [eiseres] toegang tot de woning heeft, had zij ook zelf een overzicht van de daar aanwezige goederen kunnen maken. De rechtbank ziet dan ook niet in dat en waarom dit thans alsnog door gedaagden moet worden gedaan. In zoverre is de rechtbank van oordeel dat dit deel van het door [eiseres] gevorderde dient te worden afgewezen.
4.3.
Wat betreft de inhoud van de kluis overweegt de rechtbank het volgende. Gedaagden hebben erkend de kluis in afwezigheid van [eiseres] te hebben opgemaakt. Gelet hierop kon en mocht van hen worden verwacht dat zij een overzicht van hetgeen zij in de kluis hebben aangetroffen hadden opgesteld en dit overzicht aan [eiseres] hadden doen toekomen. Hoewel gedaagden (bloot) hebben aangevoerd dat [eiseres] is geïnformeerd over de aangetroffen inhoud van de kluis, is hiervan niet gebleken. In de conclusie van antwoord in incident hebben gedaagden aangevoerd het volgende in de kluis te hebben aangetroffen:
een gouden munthanger,
een factuur van Suzan Delfani Sieraadvormgeving te Maastricht van 27 februari 2014,
een parelketting,
en halsketting met een paar edelsteentjes bezet,
en contant bedrag in geld van € 24.000,00.
Gelet op deze opsomming is de inhoud van de kluis voldoende weergegeven. Gedaagden hebben hierbij tevens overgelegd een foto van (a) en (b). Ervan uitgaande dat de onder ( c) en (d) genoemde kettingen nog in het bezit van (een van) gedaagden zijn, zal de rechtbank, in overeenstemming met de vordering van [eiseres] , gedaagden gelasten een foto hiervan in het geding te brengen.
4.4.
Gelet op de familiale verhouding zal de rechtbank de proceskosten aangaande het incident compenseren, aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
in de hoofdzaak
4.5.
De rechtbank zet de hoofdzaak voort in de stand waarin deze zich bevindt.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
gelast gedaagden
ter rolle van 26 januari 2022een foto in het geding in te brengen van een parelketting en van een halsketting met een paar edelsteentjes bezet, zoals aangetroffen bij het openen van de kluis,
5.2.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.3.
zet de procedure voort in de stand waarin deze zich bevindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: JC