ECLI:NL:RBLIM:2022:3201

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
C/03/271078 / HA ZA 19-588
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijslevering door getuigen in civiele procedure na niet tot stand komen deskundigenbericht

In deze civiele procedure tussen COÖPERATIE CMR U.A. en ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V. heeft de rechtbank Limburg op 20 april 2022 een vonnis gewezen. De zaak betreft een geschil over schade aan het ISAFIX systeem, waarbij CMR stelt dat de schade € 30.058,16 (exclusief btw) bedraagt. De rechtbank heeft eerder een deskundigenbericht gelast, maar dit is niet tot stand gekomen. CMR heeft vervolgens bewijs aangeboden door het horen van een getuige. Achmea heeft betwist dat CMR voldoende heeft meegewerkt aan het deskundigenbericht en heeft verzocht om afwijzing van de vorderingen van CMR.

De rechtbank heeft geoordeeld dat CMR op grond van artikel 166 lid 1 jo. 152 lid 1 Rv in de gelegenheid moet worden gesteld om bewijs te leveren door middel van het door haar aangeboden getuigenbewijs. De rechtbank heeft CMR opgedragen om de getuige op te roepen en heeft daarbij richtlijnen gegeven voor het verhoor. De beslissing om verdere beslissingen aan te houden is genomen in afwachting van het getuigenverhoor. De rechtbank heeft de partijen opgedragen om verhinderdagen op te geven voor het verhoor, dat zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Maastricht.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. V.E.J. Noelmans.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/271078 / HA ZA 19-588
Vonnis van 20 april 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
de coöperatie
COÖPERATIE CMR U.A.,
gevestigd te Wijnandsrade, gemeente Beekdaelen,
eiseres,
advocaat: mr. K.A.M.J. Horsch te Valkenburg aan de Geul,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat: mr. R.H.J. Wildenburg te Arnhem.
Partijen zullen hierna “CMR” en “Achmea” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 maart 2021, waarbij een deskundigenbericht is gelast,
  • de akten van partijen van 31 maart 2021,
  • de rolbeslissing van 7 april 2021,
  • de akte van Achmea van 21 april 2021,
  • het tussenvonnis van 7 juli 2021, waarbij een deskundige is benoemd,
  • de e-mail van de deskundige van 10 september 2021, houdende een verzoek uitstel deskundigenbericht,
  • het door de rechtbank aan de deskundige verleende uitstel deskundigenbericht,
  • de brief van de deskundige aan de rechtbank van 20 december 2021 (verzoek ontslag),
  • de e-mail van de advocaat van CMR van 10 januari 2022,
  • de e-mail van de advocaat van Achmea van 18 januari 2022,
  • de brief van de rechtbank aan de deskundige van 3 februari 2022, houdende afwijzing ontslagverzoek,
  • de brief van de deskundige van 12 februari 2022, waarbij de deskundige de opdracht teruggeeft aan de rechtbank,
  • de brief van de advocaat van CMR van 2 maart 2022, houdende akte beraad voortzetting procedure,
  • de akte beraad voortzetting procedure van Achmea van 2 maart 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bij vervroeging bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 3 maart 2021 overwogen dat Achmea de door CMR aan de hand van de rapportage van [getuige] voldoende onderbouwde stelling dat de schade aan het ISAFIX systeem ruim € 30.000,00 zou bedragen, voldoende gemotiveerd heeft betwist en geoordeeld dat CMR de stelling dat de schade € 30.058,16 (exclusief btw) bedraagt, moet bewijzen, nu zij op grond van artikel 150 Rv de bewijslast van de gestelde feiten en omstandigheden ter onderbouwing van die schade draagt (rov. 4.1 tussenvonnis). De rechtbank volhardt in dat oordeel. De bewijsopdracht is onder 3.1 bepaald.
2.2.
De rechtbank heeft een deskundigenbericht gelast en bij tussenvonnis van 7 juli 2021 een deskundige benoemd, omdat de rechtbank, bij de beoordeling van de door CMR te bewijzen stelling, een deskundigenbericht noodzakelijk achtte. De rechtbank diende - kort gezegd - door de deskundige, aan de hand van een gerechtelijk deskundigenbericht, te worden voorgelicht over de schadevaststelling casco en de inrichting van de bedrijfswagen (waaronder het ISAFIX systeem). De benoemde deskundige heeft de opdracht echter teruggeven, om redenen zoals vermeld in zijn brieven van 20 december 2021 en 12 februari 2022. Een gerechtelijk deskundigenbericht is dan ook niet tot stand gekomen.
2.3.
De advocaat van CMR heeft de rechtbank bij brief houdende akte voortzetting procedure - kort gezegd - meegedeeld dat CMR zich kan verenigen met het ontslag van de deskundige. CMR heeft bewijs aangeboden van haar onder rov. 2.1. weergegeven stelling door het horen van de getuige [getuige] .
2.4.
Achmea heeft bij akte beraad voorzetting procedure een beroep gedaan op artikel 198 lid 3 Rv en - kort gezegd - aangevoerd dat, omdat CMR verwijtbaar niet heeft meegewerkt aan het deskundigenbericht, terwijl op haar wel de bewijslast rust van de gestelde schade, de vorderingen van CMR moeten worden afgewezen met veroordeling van CMR in de proceskosten van Achmea.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat CMR op grond van artikel 166 lid 1 jo. 152 lid 1 Rv in de gelegenheid moet worden gesteld om bewijs te leveren door middel van het door haar aangeboden getuigenbewijs, waartoe zij een voldoende onderbouwd aanbod heeft gedaan. De rechtbank zal CMR dan ook in de gelegenheid stellen om op de hierna te bepalen wijze de getuige op te roepen. Mede gelet hierop zal de rechtbank in dit stadium van de procedure nog niet inhoudelijk de discussie van partijen over het al dan niet aan CMR verwijtbaar niet tot stand komen van het deskundigenbericht beoordelen en welke consequenties daar al dan niet aan moeten worden verbonden.
2.6.
Bij het oproepen van de voornoemde getuige moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van de getuige minimaal 60 minuten duurt. De woonplaats van de getuige en de tijdstippen waartegen hij is opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven. De rechtbank overweegt daarbij op voorhand dat partijen en hun advocaten tijdens het getuigenverhoor aan de getuige [getuige] vragen kunnen stellen, behoudens de bevoegdheid van de rechtbank om te beletten dat aan een bepaalde vraag gevolg wordt gegeven (artikel 179 Rv).
2.7.
Gelet op het te houden getuigenverhoor zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
draagt CMR op te bewijzen dat de schade aan het ISAFIX systeem € 30.058,16 (exclusief btw) bedraagt,
3.2.
bepaalt dat CMR, die de getuige [getuige] wil laten horen, de verhinderdagen van beide partijen en hun advocaten in de maanden juli tot en met december 2022 op de rol van
4 mei 2022moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
3.3.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. V.E.J. Noelmans in het gerechtsgebouw te Maastricht aan St. Annadal 1,
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op
20 april 2022. [1]

Voetnoten

1.type: CM