3.3.2.De bewijsmiddelen
De verklaring van aangever [slachtoffer]
Aangever [slachtoffer] heeft op 17 december 2018 aangifte gedaan. [slachtoffer] had afgesproken de verdachte te ontmoeten en had maanden eerder weed van hem gekocht. De betaling moest nog worden geregeld. Het betrof ongeveer 20.000,- euro. Aangever is bij de verdachte in de auto gestapt, waarin zich nog iemand bevond die achterin is gaan zitten (en die een zwarte trainingsbroek droeg). Bij een bospad moest aangever zijn telefoon afgeven. Dit werd hem gevraagd door de jongen die achter in de auto zat. Zijn telefoon werd door de verdachte in de grond gestopt.
Ze zijn een huisje binnengegaan. In de woonkamer moest aangever zich helemaal uitkleden, omdat de anderen bang waren dat hij zendertjes of iets dergelijks bij zich had en hij moest mensen bellen die geld zouden brengen. Hij heeft zijn vriendin gebeld en om geld gevraagd. Van de verdachte moest hij 40.000,- euro vragen. De verdachte en de andere jongen zaten hem de hele tijd te pushen dat hij geld moest vragen. Aangever was bang en kon alleen maar aan vluchten denken.
Aangever heeft een uur naakt gezeten en beetje bij beetje mocht hij steeds iets meer aantrekken. Er waren nadien ook nog anderen in het huisje gekomen. Aangever sliep samen op een kamer met de jongen die achter in de auto zat.
In de nachtelijk uren zijn twee personen naar zijn vriendin, [getuige 1] , gegaan. Ze zeiden dat ze naar haar toe gingen om geld te halen. Aangever heeft het adres van zijn vriendin onder dwang moeten afgeven. De verdachte communiceerde met de anderen met dezelfde telefoon waarmee aangever zijn vriendin moest bellen. In de ochtend had iedereen het huisje verlaten, op de jongen met de zwarte trainingsbroek na. Toen deze jongen naar het toilet moest, is aangever gevlucht door een klein raam tussen de woonkamer en de keuken. Op het vakantiepark heeft aangever meteen iemand aangesproken. De jongen die bij het vakantiepark is opgepakt, is de jongen met de zwarte trainingsbroek die achter in de auto zat.Dit bleek te gaan om [medeverdachte 1] .
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, voor zover gebruikt voor het bewijs
De verdachte heeft ter terechtzitting op 13 april 2022 verklaard dat hij samen met [slachtoffer] en drie andere personen in de nacht van 16 op 17 december 2018 heeft verbleven in een vakantiewoning in Susteren. De anderen waren volgens de verdachte [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Tijdens het verblijf is er ook gesproken over een geldschuld die [slachtoffer] had aan een derde persoon, aldus de verdachte.
Aan de hand van dit deel van de verklaring van de verdachte en de verklaring van aangever kan de rechtbank in elk geval vaststellen wie betrokken zijn bij het ten laste gelegde feit en waar dat feit zich heeft afgespeeld. Ook kan de rechtbank vaststellen dat er sprake was van een geldsom die [slachtoffer] verschuldigd was en dat die schuld tijdens het verblijf in de vakantiewoning aan de orde kwam. Over deze punten is in het kader van het bespreken van het dossier en de bewijsvraag ter terechtzitting geen discussie geweest.
De verklaring van aangever bevat echter meer dan verdachte heeft erkend. De vraag is dus in hoeverre de belastende verklaring van aangever gesteund wordt door ander bewijs. Dat steunbewijs kan de rechtbank afleiden uit de hierna weergegeven verklaringen en bevindingen van de politie.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]
heeft verklaard dat hij door zijn neef [verdachte] , de verdachte, werd opgehaald om in de bungalow te chillen. Samen met de verdachte en [slachtoffer] is hij naar de bungalow gereden. Er waren nog twee andere jongens gekomen. Zij zijn ook blijven slapen. De verdachte vroeg aan [slachtoffer] hoe hij zijn schuld zou afbetalen. [slachtoffer] had een schuld van 40.000 euro bij de verdachte. De verdachte had buiten de telefoon van [slachtoffer] verstopt. Toen wist [medeverdachte 1] dat er iets aan de hand was.
In de bungalow vroeg de verdachte aan [slachtoffer] om zich uit te kleden, om te kijken of hij niet getraceerd kon worden. [slachtoffer] bood aan zijn vriendin te bellen om geld te regelen. Dat was niet met de telefoon van [slachtoffer] .
Zijn vriendin kon hem niet helpen en [slachtoffer] zei dat hij de volgende dag zijn moeder wilde bellen. De verdachte zei tegen [slachtoffer] : “Je vindt het niet erg dat je hier bij ons blijft slapen he?”, waarop [slachtoffer] “nee” zei, maar [medeverdachte 1] dacht niet dat [slachtoffer] er blij mee was, want hij was down. [medeverdachte 1] wist dat [slachtoffer] er niet vrijwillig zat; hij wilde wel weg, maar durfde het niet te zeggen. [medeverdachte 1] heeft bij [slachtoffer] op de kamer geslapen. De deur van de bungalow was afgesloten. [medeverdachte 1] was ’s ochtends samen met [slachtoffer] in de bungalow. De anderen waren weg. [slachtoffer] is door een raam gevlucht.
De verklaringen van getuigen [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 1]
Getuige [getuige 2] , een gast van het vakantiepark, heeft verklaard dat zij op 17 december 2018 omstreeks 13.25 uur uit de wasserette van het park aan de [adres 2] kwam en een jongen aan zag komen lopen. Ze werd direct door de jongen aangeklampt. Hij vertelde haar dat hij ontvoerd was en ze hoorde hem alleen maar zeggen “bel de politie”. De jongen kwam zeer paniekerig over en hield haar vast en wilde haar niet laten gaan.
Getuige [getuige 3] , medewerker van het vakantiepark, trof in een huisje een jongen aan die zenuwachtig was en zei dat [getuige 3] de politie moest bellen. De jongen zei dat hij gevlucht was via een slaapkamerraam met vliegengaas. Zijn handen en lichaam trilden.
De getuige trof buiten nog een man aan. De man zei dat hij de uitgang van het park zocht. [getuige 3] is kort hierna gaan zoeken naar een huisje met een kapotte ruit en kapot gaas. Samen met een beveiliger is hij naar dat huisje gegaan. De deur zat op slot. In de gang stond een man die door [getuige 3] werd herkend als de man die hij eerder sprak over de weg naar de uitgang.
[getuige 1] , de vriendin van aangever, heeft verklaard dat [slachtoffer] tegen haar gezegd had dat hij rond 20.30 uur op 16 december 2018 weer terug zou zijn. Tot die tijd had zij via sms contact met hem, maar zij kreeg na 20.30 uur geen reactie meer op haar sms-jes.
In de nacht van 16 op 17 december 2018 werd zij door een anoniem nummer gebeld. Ze kreeg [slachtoffer] aan de lijn en ze hoorde hem zeggen dat zij € 30.000 moest geven. Toen ze zei dat ze het geld niet had, werd de verbinding verbroken.
Een half uur later werd er bij haar thuis aangebeld. Ze zag twee personen voor de woning staan, die zij niet meer zag, toen zij boven is gaan kijken hoe zij zouden vertrekken. Even later werd zij weer teruggebeld door [slachtoffer] , die zei dat zij niet met de politie moest bellen. Hij vroeg haar weer om geld en om naar zijn zus te gaan, wat zij heeft gedaan en waarna zij weer naar huis is gegaan. Daar werd zij weer gebeld door [slachtoffer] die vroeg of zij geld van zijn zus had gekregen. [getuige 1] vertelde hem dat zij geen geld had gekregen, omdat zijn zus dat ook niet had. Hierna werd het gesprek beëindigd. Rond 9.00 uur de volgende dag werd zij weer door een anoniem nummer gebeld door [slachtoffer] , die zei dat zij weer naar zijn zus moest gaan, omdat ze het geld moesten hebben. Daarna is zij voor de laatste keer gebeld, zonder dat er gesproken is.
Onderzoeksbevindingen
De politie heeft in de telefoon van [getuige 1] kunnen kijken en gezien dat zij op 17 december 2018 tussen 00:43 uur en 11:38 uur zeven keer gebeld is zonder nummerweergave van de beller.
3.3.3.Overwegingen en conclusies naar aanleiding van het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] (en twee anderen) met aangever naar een vakantiewoning is gegaan met de bedoeling om een nog openstaande schuld te innen. Aangever was niet uit vrije wil in de vakantiewoning, zoals de verdachte heeft verklaard, maar kon daar door toedoen van de verdachte en de anderen niet weg, zo blijkt ook uit de verklaring van [medeverdachte 1] . Aangever had geen eigen vervoer, zijn telefoon was afgenomen en hij moest zich uitkleden om te voorkomen dat hij alarm kon slaan. Aangever moest een bedrag van tienduizenden euro’s zien te regelen en mocht kennelijk niet vertrekken voordat dit geld betaald was.
Vervolgens is er gedurende de nachtelijke uren bij herhaling geprobeerd om dat geld te bemachtigen van de vriendin van aangever, die zich ook nog eens in die nachtelijke uren geconfronteerd zag met twee mannen die zich bij haar woning kwamen melden en daarna te horen kreeg dat zij de politie niet mocht bellen. Ook na deze pogingen om [getuige 1] geld te laten regelen, kon aangever niet weg, omdat medeverdachte [medeverdachte 1] bij hem was achtergebleven. Uiteindelijk wist aangever te ontsnappen via een raam dat hij kapot heeft moeten maken. Daarna klampte hij in paniek meerdere mensen aan, wat er ook op duidt dat hij tegen zijn wil was vastgehouden. Er is geen reden te veronderstellen dat dit allemaal een door aangever opgevoerd toneelstukje was, zoals de verdachte meent.
De verklaring van aangever wordt met het overige bewijs op essentiële punten bevestigd. Dat betekent dat er geen sprake is van de situatie waarin een bewezenverklaring van een strafbaar feit uitsluitend of in overwegende mate rust op de verklaring van één persoon. In deze zaak speelt dat een rol, omdat aangever op verzoek van de verdediging als getuige moest worden gehoord en dat niet is gelukt. Volgens bestendige jurisprudentie kan een belastende verklaring dan niet zonder meer worden gebruikt voor het vaststellen dat er een strafbaar feit is gepleegd, maar zoals gezegd baseert de rechtbank haar oordeel op meer dan alleen die verklaring.
De rechtbank zal dan ook het feit in de primaire variant bewezen verklaren, waarbij de rechtbank nog opmerkt dat zij twee onderdelen van de tenlastelegging niet bewezen acht (het gebruik van een vuurwapen en het dreigen met fysiek geweld), omdat daarvoor geen steunbewijs voorhanden is.