ECLI:NL:RBLIM:2022:3191

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
03/025595-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gijzeling in de gemeente Echt-Susteren

Op 26 april 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1993, die beschuldigd werd van medeplegen van gijzeling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 13 april 2022, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie beschuldigde de verdachte ervan op 16 december 2018 samen met anderen [slachtoffer] van zijn vrijheid te hebben beroofd met als doel zijn partner te dwingen geld te betalen. De verdachte heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank achtte het feit in de primaire variant bewezen, waarbij de verdachte en zijn mededaders [slachtoffer] in een bungalow hebben vastgehouden en hem hebben gedwongen om geld te regelen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en andere getuigen voldoende steun boden voor de bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en zijn persoonlijke omstandigheden. De benadeelde partij, [slachtoffer], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet correct was ingediend. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte en de rechthebbenden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.025595.19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.
d.
26 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A. Dronkers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 april 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat de verdachte:
Primair: samen met anderen of alleen [slachtoffer] van zijn vrijheid heeft beroofd met het oogmerk de partner van [slachtoffer] geld te laten betalen (gijzeling);
Subsidiair: samen met anderen of alleen [slachtoffer] van zijn vrijheid heeft beroofd (wederrechtelijke vrijheidsberoving).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte op 16 december 2018 [slachtoffer] gegijzeld heeft, om zo [slachtoffer] een schuld van duizenden euro’s te laten inlossen. Dit bedrag moest de vriendin van [slachtoffer] gaan betalen, maar zover is het niet gekomen, omdat zij dit geld niet had en [slachtoffer] wist te ontkomen. De officier van justitie acht het feit in de primaire variant bewezen. Enkele onderdelen van de tenlastelegging zijn niet komen vast te staan, zoals het dreigen met een vuurwapen, maar dat leidt hooguit tot een deelvrijspraak.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De verdachte heeft samen met [slachtoffer] en anderen in een vakantiebungalow verbleven en daar alleen gechilled. Volgens de verdachte is er wel gesproken over een schuld van [slachtoffer] bij een persoon wiens naam de verdachte niet wil noemen, maar er is geen sprake geweest van enige vorm van vrijheidsberoving van [slachtoffer] of van wat voor betalingsdwang dan ook.
De belastende verklaring van [slachtoffer] kan volgens de raadsman niet worden gebruikt voor het bewijs, nu zijn verklaring tegenstrijdig of zelfs leugenachtig is en niet, of in elk geval niet genoeg, wordt gesteund door ander bewijs. De raadsman heeft de verklaring ook niet kunnen toetsen, nu de getuige niet nader kon worden gehoord.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1.
Inleiding
De rechtbank acht feit 1 in de primaire variant wettig en overtuigend bewezen. Er is voldoende wettig bewijs, dat niet alleen bestaat uit de aangifte van het slachtoffer, maar ook uit de verklaringen van andere personen, alsmede de verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd. De rechtbank zal hierna de bewijsmiddelen weergeven en daarna nog kort ingaan op het verweer van de raadsman.
3.3.2.
De bewijsmiddelen
De verklaring van aangever [slachtoffer]
Aangever [slachtoffer] heeft op 17 december 2018 aangifte gedaan. [slachtoffer] had afgesproken de verdachte te ontmoeten en had maanden eerder weed van hem gekocht. De betaling moest nog worden geregeld. Het betrof ongeveer 20.000,- euro. Aangever is bij de verdachte in de auto gestapt, waarin zich nog iemand bevond die achterin is gaan zitten (en die een zwarte trainingsbroek droeg). Bij een bospad moest aangever zijn telefoon afgeven. Dit werd hem gevraagd door de jongen die achter in de auto zat. Zijn telefoon werd door de verdachte in de grond gestopt.
Ze zijn een huisje binnengegaan. In de woonkamer moest aangever zich helemaal uitkleden, omdat de anderen bang waren dat hij zendertjes of iets dergelijks bij zich had en hij moest mensen bellen die geld zouden brengen. Hij heeft zijn vriendin gebeld en om geld gevraagd. Van de verdachte moest hij 40.000,- euro vragen. De verdachte en de andere jongen zaten hem de hele tijd te pushen dat hij geld moest vragen. Aangever was bang en kon alleen maar aan vluchten denken.
Aangever heeft een uur naakt gezeten en beetje bij beetje mocht hij steeds iets meer aantrekken. Er waren nadien ook nog anderen in het huisje gekomen. Aangever sliep samen op een kamer met de jongen die achter in de auto zat.
In de nachtelijk uren zijn twee personen naar zijn vriendin, [getuige 1] , gegaan. Ze zeiden dat ze naar haar toe gingen om geld te halen. Aangever heeft het adres van zijn vriendin onder dwang moeten afgeven. De verdachte communiceerde met de anderen met dezelfde telefoon waarmee aangever zijn vriendin moest bellen. In de ochtend had iedereen het huisje verlaten, op de jongen met de zwarte trainingsbroek na. Toen deze jongen naar het toilet moest, is aangever gevlucht door een klein raam tussen de woonkamer en de keuken. Op het vakantiepark heeft aangever meteen iemand aangesproken. De jongen die bij het vakantiepark is opgepakt, is de jongen met de zwarte trainingsbroek die achter in de auto zat. [2] Dit bleek te gaan om [medeverdachte 1] .
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, voor zover gebruikt voor het bewijs
De verdachte heeft ter terechtzitting op 13 april 2022 verklaard dat hij samen met [slachtoffer] en drie andere personen in de nacht van 16 op 17 december 2018 heeft verbleven in een vakantiewoning in Susteren. De anderen waren volgens de verdachte [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Tijdens het verblijf is er ook gesproken over een geldschuld die [slachtoffer] had aan een derde persoon, aldus de verdachte.
Aan de hand van dit deel van de verklaring van de verdachte en de verklaring van aangever kan de rechtbank in elk geval vaststellen wie betrokken zijn bij het ten laste gelegde feit en waar dat feit zich heeft afgespeeld. Ook kan de rechtbank vaststellen dat er sprake was van een geldsom die [slachtoffer] verschuldigd was en dat die schuld tijdens het verblijf in de vakantiewoning aan de orde kwam. Over deze punten is in het kader van het bespreken van het dossier en de bewijsvraag ter terechtzitting geen discussie geweest.
De verklaring van aangever bevat echter meer dan verdachte heeft erkend. De vraag is dus in hoeverre de belastende verklaring van aangever gesteund wordt door ander bewijs. Dat steunbewijs kan de rechtbank afleiden uit de hierna weergegeven verklaringen en bevindingen van de politie.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]
heeft verklaard dat hij door zijn neef [verdachte] , de verdachte, werd opgehaald om in de bungalow te chillen. Samen met de verdachte en [slachtoffer] is hij naar de bungalow gereden. Er waren nog twee andere jongens gekomen. Zij zijn ook blijven slapen. De verdachte vroeg aan [slachtoffer] hoe hij zijn schuld zou afbetalen. [slachtoffer] had een schuld van 40.000 euro bij de verdachte. De verdachte had buiten de telefoon van [slachtoffer] verstopt. Toen wist [medeverdachte 1] dat er iets aan de hand was.
In de bungalow vroeg de verdachte aan [slachtoffer] om zich uit te kleden, om te kijken of hij niet getraceerd kon worden. [slachtoffer] bood aan zijn vriendin te bellen om geld te regelen. Dat was niet met de telefoon van [slachtoffer] .
Zijn vriendin kon hem niet helpen en [slachtoffer] zei dat hij de volgende dag zijn moeder wilde bellen. De verdachte zei tegen [slachtoffer] : “Je vindt het niet erg dat je hier bij ons blijft slapen he?”, waarop [slachtoffer] “nee” zei, maar [medeverdachte 1] dacht niet dat [slachtoffer] er blij mee was, want hij was down. [medeverdachte 1] wist dat [slachtoffer] er niet vrijwillig zat; hij wilde wel weg, maar durfde het niet te zeggen. [medeverdachte 1] heeft bij [slachtoffer] op de kamer geslapen. De deur van de bungalow was afgesloten. [medeverdachte 1] was ’s ochtends samen met [slachtoffer] in de bungalow. De anderen waren weg. [slachtoffer] is door een raam gevlucht. [3]
De verklaringen van getuigen [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 1]
Getuige [getuige 2] , een gast van het vakantiepark, heeft verklaard dat zij op 17 december 2018 omstreeks 13.25 uur uit de wasserette van het park aan de [adres 2] kwam en een jongen aan zag komen lopen. Ze werd direct door de jongen aangeklampt. Hij vertelde haar dat hij ontvoerd was en ze hoorde hem alleen maar zeggen “bel de politie”. De jongen kwam zeer paniekerig over en hield haar vast en wilde haar niet laten gaan. [4]
Getuige [getuige 3] , medewerker van het vakantiepark, trof in een huisje een jongen aan die zenuwachtig was en zei dat [getuige 3] de politie moest bellen. De jongen zei dat hij gevlucht was via een slaapkamerraam met vliegengaas. Zijn handen en lichaam trilden.
De getuige trof buiten nog een man aan. De man zei dat hij de uitgang van het park zocht. [getuige 3] is kort hierna gaan zoeken naar een huisje met een kapotte ruit en kapot gaas. Samen met een beveiliger is hij naar dat huisje gegaan. De deur zat op slot. In de gang stond een man die door [getuige 3] werd herkend als de man die hij eerder sprak over de weg naar de uitgang. [5]
[getuige 1] , de vriendin van aangever, heeft verklaard dat [slachtoffer] tegen haar gezegd had dat hij rond 20.30 uur op 16 december 2018 weer terug zou zijn. Tot die tijd had zij via sms contact met hem, maar zij kreeg na 20.30 uur geen reactie meer op haar sms-jes.
In de nacht van 16 op 17 december 2018 werd zij door een anoniem nummer gebeld. Ze kreeg [slachtoffer] aan de lijn en ze hoorde hem zeggen dat zij € 30.000 moest geven. Toen ze zei dat ze het geld niet had, werd de verbinding verbroken.
Een half uur later werd er bij haar thuis aangebeld. Ze zag twee personen voor de woning staan, die zij niet meer zag, toen zij boven is gaan kijken hoe zij zouden vertrekken. Even later werd zij weer teruggebeld door [slachtoffer] , die zei dat zij niet met de politie moest bellen. Hij vroeg haar weer om geld en om naar zijn zus te gaan, wat zij heeft gedaan en waarna zij weer naar huis is gegaan. Daar werd zij weer gebeld door [slachtoffer] die vroeg of zij geld van zijn zus had gekregen. [getuige 1] vertelde hem dat zij geen geld had gekregen, omdat zijn zus dat ook niet had. Hierna werd het gesprek beëindigd. Rond 9.00 uur de volgende dag werd zij weer door een anoniem nummer gebeld door [slachtoffer] , die zei dat zij weer naar zijn zus moest gaan, omdat ze het geld moesten hebben. Daarna is zij voor de laatste keer gebeld, zonder dat er gesproken is. [6]
Onderzoeksbevindingen
De politie heeft in de telefoon van [getuige 1] kunnen kijken en gezien dat zij op 17 december 2018 tussen 00:43 uur en 11:38 uur zeven keer gebeld is zonder nummerweergave van de beller. [7]
3.3.3.
Overwegingen en conclusies naar aanleiding van het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] (en twee anderen) met aangever naar een vakantiewoning is gegaan met de bedoeling om een nog openstaande schuld te innen. Aangever was niet uit vrije wil in de vakantiewoning, zoals de verdachte heeft verklaard, maar kon daar door toedoen van de verdachte en de anderen niet weg, zo blijkt ook uit de verklaring van [medeverdachte 1] . Aangever had geen eigen vervoer, zijn telefoon was afgenomen en hij moest zich uitkleden om te voorkomen dat hij alarm kon slaan. Aangever moest een bedrag van tienduizenden euro’s zien te regelen en mocht kennelijk niet vertrekken voordat dit geld betaald was.
Vervolgens is er gedurende de nachtelijke uren bij herhaling geprobeerd om dat geld te bemachtigen van de vriendin van aangever, die zich ook nog eens in die nachtelijke uren geconfronteerd zag met twee mannen die zich bij haar woning kwamen melden en daarna te horen kreeg dat zij de politie niet mocht bellen. Ook na deze pogingen om [getuige 1] geld te laten regelen, kon aangever niet weg, omdat medeverdachte [medeverdachte 1] bij hem was achtergebleven. Uiteindelijk wist aangever te ontsnappen via een raam dat hij kapot heeft moeten maken. Daarna klampte hij in paniek meerdere mensen aan, wat er ook op duidt dat hij tegen zijn wil was vastgehouden. Er is geen reden te veronderstellen dat dit allemaal een door aangever opgevoerd toneelstukje was, zoals de verdachte meent.
De verklaring van aangever wordt met het overige bewijs op essentiële punten bevestigd. Dat betekent dat er geen sprake is van de situatie waarin een bewezenverklaring van een strafbaar feit uitsluitend of in overwegende mate rust op de verklaring van één persoon. In deze zaak speelt dat een rol, omdat aangever op verzoek van de verdediging als getuige moest worden gehoord en dat niet is gelukt. Volgens bestendige jurisprudentie kan een belastende verklaring dan niet zonder meer worden gebruikt voor het vaststellen dat er een strafbaar feit is gepleegd, maar zoals gezegd baseert de rechtbank haar oordeel op meer dan alleen die verklaring.
De rechtbank zal dan ook het feit in de primaire variant bewezen verklaren, waarbij de rechtbank nog opmerkt dat zij twee onderdelen van de tenlastelegging niet bewezen acht (het gebruik van een vuurwapen en het dreigen met fysiek geweld), omdat daarvoor geen steunbewijs voorhanden is.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair
in de periode van 16 december 2018 tot en met 17 december 2018 in de gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders die [slachtoffer] in een bungalow gelegen aan de [adres 2] belet voornoemde bungalow te verlaten, door:
- zijn telefoon af te pakken en
- hem te dwingen zich uit te kleden en
- bij het verlaten van de bungalow, de bungalow af te sluiten
met het oogmerk een ander, te weten [getuige 1] , (zijnde de partner van voornoemde [slachtoffer] ), te dwingen iets te doen, te weten het betalen van een hoeveelheid geld (30.000 euro).
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
medeplegen van gijzeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een gevangenisstraf van 2 jaren wordt opgelegd. Zij houdt daarbij onder andere rekening met de overschrijding van de redelijke termijn, waarbinnen een strafzaak in eerste aanleg in beginsel moet zijn afgerond. Gelet op de leidende rol van de verdachte bij het feit, zou zij in beginsel een gevangenisstraf van 2 jaar en 6 maanden hebben gevorderd, maar vanwege het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte acht zij een korting met 6 maanden gepast.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht, wanneer zij het vrijspraakverweer niet volgt, de verdachte niet naar de gevangenis te sturen en rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden en de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan gijzeling. Het slachtoffer moest een groot bedrag aan de verdachte betalen en zolang dat niet geregeld was, werd hij van zijn vrijheid beroofd. De vriendin van aangever mocht de politie niet bellen en moest het geld bijeen zien te brengen. Door het handelen van de verdachte en zijn mededaders is er een ernstige inbreuk gemaakt op de bewegingsvrijheid van het slachtoffer. De ernst van het feit rechtvaardigt het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ook weegt de rechtbank de omstandigheid mee dat het feit zich afspeelde in het drugsmilieu, waarin het plegen van geweld en/of andere misdrijven regelmatig aan de orde is. De samenleving heeft er groot belang bij dat feiten als de onderhavige vervolgd en gestraft worden.
De rechtbank heeft verder gelet op de justitiële documentatie van de verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een vergelijkbaar delict. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het lijkt erop dat verdachte mede na het recente overlijden van zijn vader is gaan inzien dat hij zijn leven anders dient in te richten en weg dient te blijven van crimineel gedrag. Deze positieve wending gaat echter niet zo ver dat hem helemaal geen gevangenisstraf wordt opgelegd. Dat past gewoonweg niet bij de ernst van het feit.
De rechtbank heeft rekening gehouden met opgelegde straffen voor soortelijke feiten en de straf die is opgelegd aan medeverdachte [medeverdachte 1] . De verdachte had echter een leidende rol ten opzichte van de andere daders, zodat in beginsel een langere straf aan de verdachte moet worden opgelegd.
De rechtbank stelt tot slot vast dat de zaak niet is afgerond binnen de termijn van 2 jaren die daarvoor als redelijk wordt beschouwd. De verdachte is op 29 januari 2019 in verzekering gesteld. Op de dag van uitspraak van heden is de redelijke termijn met ruim meer dan 1 jaar overschreden. Bijzondere redenen die deze overschrijding rechtvaardigen of die voor rekening zouden moeten komen van de verdachte zijn niet aan te wijzen. Volgens de bestendige jurisprudentie kan de verdachte daarom aanspraak maken op een korting op de op te leggen gevangenisstraf, van 10 procent met een maximum van 6 maanden.
De rechtbank beschouwt, net als de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren en 6 maanden als een gepaste straf voor het feit. Gelet op het gegeven dat de verdachte zich voor het eerst schuldig heeft gemaakt aan dit delict, zijn persoonlijke omstandigheden en de overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank deze straf verminderen met 6 maanden. Zij zal aan de verdachte, conform de eis, 2 jaren gevangenisstraf opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

Het slachtoffer [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 200.600,-, waarvan € 200.000,- voor geleden immateriële schade (smartengeld). De rechtbank heeft geconstateerd dat het schadevergoedingsformulier dat het slachtoffer heeft ingediend niet is ondertekend, noch gedagtekend. Dit betreft een formeel gebrek dat aan toewijzing van de vordering in de weg staat. Het slachtoffer is niet ter terechtzitting verschenen en heeft bovendien de vordering slechts zeer summier onderbouwd. Dat alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het een onevenredige belasting van het strafproces oplevert, als zij de zaak zou aanhouden om het slachtoffer alsnog in de gelegenheid te stellen een en ander recht te zetten. De rechtbank zal hem daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. [slachtoffer] staat dan nog de mogelijkheid ter beschikking om de vordering bij de civiele rechter aan te brengen.

8.Het beslag

Tijdens het onderzoek zijn voorwerpen in beslag genomen, waarover nog een beslissing moet worden genomen. De in beslag genomen sleutels behoren volgens het dossier toe aan de verdachte en kunnen aan hem worden teruggegeven. De overige voorwerpen moeten worden teruggegeven aan de (onbekend gebleven) rechthebbende(n).

9.De voorlopige hechtenis

De rechter-commissaris heeft op 1 februari 2019 de voorlopige hechtenis bevolen en die voorlopige hechtenis is met ingang van 1 februari 2019 geschorst onder voorwaarden. De straf die de rechtbank aan de verdacht oplegt, brengt mee dat hij nog geruime tijd in een penitentiaire inrichting zal moeten gaan verblijven.
Het uitgangspunt is dat iedereen zijn berechting in vrijheid moet kunnen afwachten, tenzij er argumenten zijn die voorlopige hechtenis noodzakelijk maken. De verdachte heeft met de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn berechting in vrijheid mogen afwachten en er belang bij om ook de uitkomst van een (eventueel) hoger beroep in vrijheid af te mogen wachten. Dit belang is evenwel niet onbeperkt en moet afgewogen worden tegen de ernst van het feit, waarvoor eerst ernstige bezwaren bestonden en waarvoor naar het oordeel van de rechtbank nu wettig en overtuigend bewijs is.
Bij de beoordeling of de schorsing in onderhavige zaak moet worden opgeheven, dient de rechtbank de belangen van de samenleving en verdachte af te wegen en na te gaan of deze opheffing geboden is. In dit geval wegen voor de rechtbank de persoonlijke belangen zwaarder dan de strafvorderlijke belangen. Zij neemt daarom geen nadere beslissing over de (geschorste) voorlopige hechtenis.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 282a van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde feit tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten ter verdediging door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Beslag
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan de verdachte:
4 3 STK Sleutel;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 1 STK Tas
  • 2 1 STK Spelcomputer (Omschrijving: Sony)
  • 3 1 STK GSM (Omschrijving: zwart, merk: Alcatel).
Dit vonnis is gewezen door mr. W.L.J. Voogt, voorzitter, mr. R.C.A.M. Philippart en mr. F.J.W.M. Tas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 april 2022.
Buiten staat
Mr. F.J.W.M. Tas is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 16 december 2018 tot en met 17 december 2018 in de gemeente Echt-Susteren en/of Beek en/of Roermond, in elk geval elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] in een bungalow gelegen aan de [adres 2] (vast) gehouden, althans die [slachtoffer] belet voornoemde bungalow te verlaten, door:
- zijn mobiele telefoon af te pakken en/of
- hem dreigend een (vuur)wapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of
- hem dreigend de woorden toe te voegen dat hij zou worden gemarteld en/of hem elders om het leven zouden brengen;
- bij het verlaten van de bungalow, de bungalow af te sluiten en de sleutel/het pasje mee te nemen, althans door hem zodanige vrees aan te jagen dat hij de bungalow niet kon
verlaten en/of contact kon opnemen met derden, met het oogmerk een ander, te weten [getuige 1] (zijnde de partner van voornoemde [slachtoffer] ), te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het betalen van een hoeveelheid geld (40.000 euro);
(art 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 16 december 2018 tot en met 17 december 2018 in de gemeente Echt-Susteren en/of Beek en/of Roermond, in elk geval elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] in een bungalow gelegen aan de [adres 2] (vast) gehouden, althans die [slachtoffer] belet voornoemde bungalow te verlaten, door:
- zijn mobiele telefoon af te pakken en/of
- hem dreigend een (vuur)wapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of
- hem dreigend de woorden toe te voegen dat hij zou worden gemarteld en/of hem elders om het leven zouden brengen;
- bij het verlaten van de bungalow, de bungalow af te sluiten en de sleutel/het pasje mee te nemen, althans door hem zodanige vrees aan te jagen dat hij de bungalow niet kon verlaten en/of contact kon opnemen met derden.
(art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg Noord, district Venlo, recherche Venlo, proces-verbaalnummer PL2300 2018192256, gesloten d.d. 20 februari 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 284.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 17 december 2018, pagina 124 tot en met 129.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 18 december 2018, pagina 43 tot en met 52.
4.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 17 december 2018, pagina 143 en 144.
5.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 17 december 2018, pagina 147 en 148.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 22 december 2018, pagina 152 tot en met 155.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2018, pagina 134.