ECLI:NL:RBLIM:2022:3187

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
C/03/278940 / HA ZA 20-308
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid agrarisch bedrijfsadviseur voor beroepsfouten bij subsidieaanvragen

In deze zaak vordert de eiseres, een landbouwonderneming, schadevergoeding van de gedaagde, een agrarisch bedrijfsadviseur, wegens beroepsfouten bij het indienen van subsidieaanvragen voor twee projecten. De eiseres heeft in 2018 een subsidieaanvraag ingediend voor een beregeningsproject, maar deze werd afgewezen op basis van een onvoldoende score door de Provinciale Adviescommissie. De gedaagde heeft de aanvraag ingediend, maar volgens de eiseres zijn er meerdere beroepsfouten gemaakt die hebben geleid tot het mislopen van de subsidie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht, omdat de eiseres niet voldoende heeft onderbouwd dat de gedaagde fouten heeft gemaakt die tot een andere uitkomst hadden kunnen leiden. De eiseres heeft ook een subsidieaanvraag voor een ciderlijn ingediend, maar deze werd te laat ingediend, waardoor deze niet in behandeling kon worden genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiseres niet heeft aangetoond dat de gedaagde aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden door het niet ontvangen van de subsidies. De vorderingen van de eiseres zijn afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/278940 / HA ZA 20-308
Vonnis van 20 april 2022
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. J.O.I. Leliveld te Maastricht,
tegen
[gedaagde]
,
(handelsnaam [handelsnaam] )
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.M.M. Kroon te Veenendaal.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 juni 2020 met zeventien producties
  • de conclusie van antwoord met vier producties
  • de rolbeslissing van 12 augustus 2020 waarbij een mondeling behandeling is bepaald
  • de akte houdende producties 18 t/m 25 van [eiseres]
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 28 mei 2021
  • de spreekaantekeningen van partijen
  • de akte uitlaten van [eiseres] tevens houdende de producties 26 t/m 31
  • de antwoordakte van [gedaagde] tevens houdende productie 5
  • de antwoordakte van [eiseres] tevens houdende productie 32.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een landbouwonderneming die zich bezighoudt met de teelt van fruit in Zuid-Limburg.
2.2.
[gedaagde] heeft als bedrijfsactiviteiten - voor zover relevant - de advisering en begeleiding van agrarische ondernemers op bedrijfseconomisch, juridisch en fiscaal gebied, alsmede het verstrekken van informatie met betrekking tot overheidsregelingen. De heer [naam bedrijfsadviseur] (hierna: [naam bedrijfsadviseur] ) is werkzaam als agrarisch bedrijfsadviseur voor [gedaagde] .
2.3.
De Gedeputeerde Staten van de Provincie Limburg (hierna: GS) hebben in hun vergadering van 26 juli 2016 de Subsidieverordening Plattelandsontwikkeling 2014-2020 (POP3) Limburg vastgesteld (hierna: de subsidieverordening) (productie 1, conclusie van antwoord). Subsidie op grond van de subsidieverordening wordt verstrekt voor activiteiten ten behoeve van het in de Europese Unie gelegen deel van Nederland waarvan de resultaten aantoonbaar ten goede komen aan het platteland van Nederland of de agrarische sector (art. 1.2 lid 1 Vo). Doelgroep van de subsidieverordening zijn landbouwondernemingen die voldoen aan de definitie van kleine, middelgrote of micro-ondernemingen (mkb) als opgenomen in bijlage 1 bij verordening 651/2014 (AVG) (art. 1.5 Vo). GS hebben op grond van de subsidieverordening onder andere de hierna te noemen Openstellingsbesluiten POP3-subsidies vastgesteld.
2.4.
Het “Openstellingsbesluit paragraaf 2 Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen 2018 Subsidieverordening Plattelands-ontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3) Limburg” (hierna: het Openstellingsbesluit 2018) (productie 2, conclusie van antwoord) is door GS bij besluit van 16 januari 2018 vastgesteld. Subsidieaanvragen in het kader van dit besluit dienden uiterlijk 15 maart 2018, 17:00 uur te zijn ontvangen door GS (art. 1 Openstellingsbesluit 2018).
2.5.
Het “Openstellingsbesluit 2019 paragraaf 2 (Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen, onderdeel emissie naar grondwater) Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 Provincie Limburg (POP3)” (hierna: het Openstellingsbesluit 2019) (productie 3, conclusie van antwoord) is door GS bij besluit van 19 februari 2019 vastgesteld. Subsidieaanvragen in het kader van dit besluit dienden uiterlijk 30 april 2019, 17:00 uur te zijn ontvangen door GS.
Subsidieaanvraag 2018 (project beregening)
2.6.
[naam bedrijfsadviseur] van [gedaagde] heeft namens [eiseres] tijdig bij GS een subsidieaanvraag ingediend, als bedoeld in het Openstellingsbesluit 2018 (hierna: de subsidieaanvraag 2018) (productie 3, dagvaarding). Op pagina één van die aanvraag is te lezen dat [eiseres] wenst te investeren in de aanleg van een sproei-installatie en het daarbij behorende waterbassin en aansluiting op het waterleidingnetwerk van WML, met als doel het voorkomen van oogstreductie als gevolg van nachtvorst en met als bijkomend effect minder risico op schade door zonnebrand in de zomer (hierna te noemen: project beregening). [eiseres] heeft dit project aldus toegelicht:

Voor deze regio is het een innovatieve manier van beregenen. Het geeft fruittelers de mogelijkheid het risico van nachtvorst te beperken. Op dit moment is dit niet mogelijk in het Limburgs heuvelland omdat oppompen van grote hoeveelheden grondwater niet mogelijk is. Andere fruittelers worden (…) gestimuleerd kennis te nemen van het project. Naast fruittelers zijn hierin betrokken; Gemeente Eijsden-Margraten, LLTB, NFO, Coöperatieve Fruitveiling Zuid-Limburg en de Provincie.” (zie p. 8 aanvraag)
[eiseres] heeft de subsidiabele kosten voor de realisatie van het project beregening begroot op in totaal € 490.362,74 (p. 4 aanvraag).
2.7.
[eiseres] is op 7 februari 2018 gestart met de aanleg van de beregeningsinstallatie en heeft het project beregening op 2 april 2018 voltooid (randnr. 14 dagvaarding) (facturen, productie 4, dagvaarding).
2.8.
GS hebben een Provinciale Adviescommissie POP3 Limburg ingesteld (hierna: de adviescommissie). De adviescommissie heeft onder meer de subsidieaanvraag 2018 van [eiseres] beoordeeld. In het advies van de adviescommissie van 17 juli 2018, laatste pagina, is te lezen dat zij aan het project beregening een eindscore van zeventien punten toekent (productie 6, dagvaarding). De adviescommissie komt tot de volgende score voor de criteria:
kosteneffectiviteit: 3 punten, hetgeen gelet op de wegingsfactor 2, resulteert in een gewogen score van 6 punten;
kans op succes/haalbaarheid: 4 punten, hetgeen gelet op de wegingsfactor 1, resulteert in een gewogen score van 4 punten;
mate van effectiviteit: 1 punt, hetgeen gelet op de wegingsfactor 3, resulteert in een gewogen score van 3 punten;
innovativiteit: 2 punten, hetgeen gelet op de wegingsfactor 2, resulteert in een gewogen score van 4 punten.
De adviescommissie adviseert de subsidieaanvraag 2018 af te wijzen, omdat er minder dan 21 punten worden behaald. GS hebben dat advies onderschreven en de subsidieaanvraag 2018 van [eiseres] bij besluit van 27 september 2018, op grond van artikel 1.8 suf f jo. art. 1.15 lid 3 sub c van de subsidieverordening, afgewezen (productie 5, dagvaarding).
2.9.
[naam bedrijfsadviseur] van [gedaagde] heeft namens [eiseres] bezwaar gemaakt tegen het besluit van GS van 27 september 2018 (productie 7, dagvaarding). Het bezwaarschrift is op
8 november 2018 door GS ontvangen.
2.10.
GS hebben zich door de Adviescommissie bezwaarschriften Provincie Limburg (hierna: de bezwaarcommissie) laten adviseren. De bezwaarcommissie heeft op
18 februari 2019 een hoorzitting gehouden (productie 8, derde bijlage, dagvaarding). Bij die hoorzitting waren [eiseres] , [naam bedrijfsadviseur] en GS aanwezig. De bezwaarcommissie heeft op
5 maart 2019 een advies uitgebracht (eveneens productie 8, tweede bijlage). De bezwaarcommissie acht voor het criterium a) kosteneffectiviteit een hogere score gerechtvaardigd. Verder adviseert zij het onderdeel ‘mate van innovativiteit’ nader te onderbouwen. Zij heeft geadviseerd het bewaarschrift voor het overige ongegrond te verklaren.
2.11.
GS hebben bij beslissing op bezwaar van 16 april 2019, verzonden op 18 april 2019, het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard. GS hebben een gewogen totaalscore van 20 punten aan de subsidieaanvraag 2018 toegekend en de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, omdat de subsidieaanvraag 2018 nog steeds minder dan 21 punten heeft behaald (productie 8, eerste bijlage, dagvaarding).
2.12.
[eiseres] , bijgestaan door gemachtigde mr. T. Pothast, heeft tegen de beslissing op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, Bestuursrecht (zaaknummer: ROE 19/1525).
Subsidieaanvraag 2019 (project ciderlijn)
2.13.
[naam bedrijfsadviseur] van [gedaagde] heeft namens [eiseres] , inzake Openstellingsbesluit 2019, op 30 april 2019 om 16:58 uur bij GS een subsidieaanvraag ingediend voor het project “Productie ambachtelijk cider op fruitbedrijf [eiseres] VOF” (hierna: de subsidieaanvraag 2019) (productie 10, dagvaarding). GS hebben die aanvraag op 30 april 2019 ontvangen na 17:00 uur. In de subsidieaanvraag 2019 is op pagina één te lezen dat het project ciderlijn de aanschaf en installatie van een productielijn voor de productie van cider op bedrijfsniveau omvat, waarbij fruit van hoogstambomen (restappels en -peren) wordt verwerkt tot cider, gebotteld en verkocht via luxere afzetkanalen (horeca, landwinkel en Retail).
2.14.
GS hebben niet op de subsidieaanvraag 2019 beslist, omdat die aanvraag te laat door GS is ontvangen. [eiseres] is geen subsidie verleend en heeft het project ciderlijn niet gerealiseerd.
Aansprakelijkstelling
2.15.
[eiseres] heeft bij brief van zijn advocaat van 12 december 2019 (productie 13, dagvaarding) [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor gemaakte beroepsfouten bij het indienen van de subsidieaanvragen 2018 en 2019. Volgens [eiseres] bestaat haar schade uit misgelopen subsidies, gevolgschades en kosten rechtsbijstand.
2.16.
[gedaagde] heeft de aansprakelijkheidsstelling van 12 december 2019 doorgeleid naar haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar MS Amlin Insurance SE te Amstelveen. Die verzekeraar heeft bij brief van 19 februari 2020 (productie 14, dagvaarding) aansprakelijkheid ten aanzien van het project beregening van de hand gewezen. Ten aanzien van het project ciderlijn is erkend dat de aanvraag te laat is ingediend, maar aansprakelijkheid voor schade is niet erkend. [eiseres] wordt verzocht met betrekking tot dit laatste project haar standpunten nader te onderbouwen.
2.17.
[eiseres] heeft de verzekeraar op 9 april 2020, bij brief van haar advocaat (productie 15, dagvaarding), bericht dat zij de conclusie, inhoudende dat [gedaagde] ter zake van beide subsidieaanvragen zich niet als goed opdrachtnemer heeft gedragen en dat [gedaagde] gelet hierop gehouden is de schade van [eiseres] van totaal € 244.145,09 + p.m. te vergoeden, handhaaft. [eiseres] heeft [gedaagde] verzocht binnen tien dagen aansprakelijkheid te erkennen en bij gebreke daarvan een dagvaardingsprocedure jegens [gedaagde] aangezegd.
Beslissing bestuursrechter project beregening
2.18.
De bestuursrechter van deze rechtbank heeft bij beslissing van 28 mei 2021 het beroep ongegrond verklaard (productie 26 akte uitlaten). Tegen deze beslissing is geen hoger beroep ingesteld (producties 27 en 28 akte uitlaten).

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. verklaart voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor al de schade die [eiseres] lijdt ten gevolge van de aan [gedaagde] toerekenbare tekortkomingen in de door haar uitgevoerde opdrachten ter zake de voorbereiding en indiening van de POP3-subsidieaanvragen beregening en ciderlijn;
II. [gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] een schadevergoeding te betalen van (primair) € 244.145,09 ter zake gemiste subsidies, te vermeerderen met wettelijke rente, over een bedrag van € 196.145,09 vanaf 4 februari 2018 en over een bedrag van € 48.000,00 vanaf 30 april 2019, tot de dag der algehele voldoening;
III. [gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan schadevergoeding ter zake van herfinancieringskosten aan [eiseres] te betalen een bedrag van (primair) € 250,00 plus een bedrag van 1,8% per jaar over € 196.145,09 vanaf de datum dat de subsidie verstrekt zou zijn, doch in elk geval vanaf 8 juli 2019, tot [gedaagde] de schadevergoeding sub II aan [eiseres] zal hebben voldaan;
IV. [gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een schadevergoeding ter zake overige gevolgschade (primair) op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
V. [gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen de buitengerechtelijke kosten (primair) ad € 2.996,00, vermeerderd met de wettelijke rente;
VI. [gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen de kosten van deze procedure vermeerderd met wettelijke rente;
VII. [gedaagde] veroordeelt in de nakosten.
3.2.
[gedaagde] betwist - samengevat - dat zij, respectievelijk haar ondergeschikte [naam bedrijfsadviseur] , is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomsten van opdracht.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Overeenkomsten van opdracht

4.1.
Partijen hebben mondelinge overeenkomsten van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 lid 1 BW gesloten, die inhouden dat [gedaagde] als agrarisch bedrijfsadviseur [eiseres] bijstand verleent bij de subsidieaanvragen 2018 en 2019. [naam bedrijfsadviseur] heeft als ondergeschikte van [gedaagde] de betreffende werkzaamheden verricht.
4.2.
[gedaagde] diende op grond van die overeenkomsten van opdracht haar werkzaam-heden te verrichten met de zorg die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend agrarisch bedrijfsadviseur in gelijke omstandigheden mag worden verwacht (artikel 7:401 BW). Ter discussie staat of [gedaagde] bij de nakoming van die overeenkomsten is opgetreden op een wijze die aan deze maatstaf beantwoordt dan wel dat zij tekort is geschoten.
-
Subsidieaanvraag 2018 (project beregening)
4.3.
Om voor een subsidie als bedoeld in het Openstellingsbesluit 2018 in aanmerking te komen moet - kort gezegd - door de aanvrager minimaal 21 van het maximaal aantal punten (32) worden behaald. Die punten kunnen door GS op grond van de weging van selectiecriteria aan de subsidieaanvraag worden toegekend. GS maken, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking van de subsidieaanvragen, op grond van artikel 1.15 van de subsidieverordening voor de verdeling van de subsidie een afweging tussen tijdig en volledig ingediende aanvragen op basis van de, in artikel 2.2.5 van de subsidieverordening bepaalde selectiecriteria:
a. a) kosteneffectiviteit
b) haalbaarheid/kans op succes
c) mate van effectiviteit van de activiteit
d) mate van innovativiteit.
(art. 7 en 7.2 Openstellingsbesluit 2018)
4.4.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht subsidieaanvraag 2018. Door vijf beroepsfouten van [gedaagde] bij het indienen van de subsidieaanvraag 2018 heeft [eiseres] niet minimaal 21 punten behaald en geen subsidie ontvangen. Doordat de beslissing van de bestuursrechter, waarbij het beroep ongegrond is verklaard, onherroepelijk is en de subsidieaanvraag 2018 niet opnieuw kan worden ingediend, is de schade door het mislopen van de subsidie 2018 definitief en moet deze worden toegewezen, aldus [eiseres] . De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Beroepsfout 1
4.5.
[eiseres] stelt dat de ingediende subsidieaanvraag 2018 een voldoende onderbouwing mist, doordat [gedaagde] een aantal positieve bijeffecten van het beregeningssysteem niet in die aanvraag heeft vermeld. [gedaagde] had, om de voor de subsidieverlening benodigde extra punten te kunnen krijgen, de hierna te noemen positieve bijeffecten in die aanvraag moeten vermelden:
- efficiënter / minder kunstmestgebruik;
- de mogelijkheid van het manipuleren van schimmels d.m.v. beregening;
- de mogelijkheid om bladvlooien/luizen af te regen als biologische bestrijding;
- het tegengaan van schilverbranding door zon-intensiteit.
4.5.1.
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord (randnrs. 3.3 - 3.9) erkend dat die bijeffecten - mogelijk te scharen onder thema g (omgevingskwaliteit) van artikel 4.2 Openstellingsbesluit 2018 - niet in de subsidieaanvraag 2018 zijn genoemd, doch betwist dat het noemen van meer thema’s automatisch een hogere ranking van de subsidieaanvraag 2018 zou hebben betekend. [gedaagde] voert aan dat [naam bedrijfsadviseur] alle relevante elementen in die aanvraag heeft vermeld en dat de adviescommissie in haar advies ook naar de positieve bijeffecten als bedoeld bij thema g heeft gekeken en GS bij de beslissing op bezwaar de aanvullende informatie van [eiseres] (toch) hebben meegewogen.
4.5.2.
De rechtbank is, mede in het licht van het gemotiveerde verweer van [gedaagde] , van oordeel dat [eiseres] haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd. [eiseres] heeft niet inzichtelijk gemaakt en ook niet met feiten uitgewerkt waarom het noemen van de bovenstaande positieve bijeffecten, naast de reeds in de subsidieaanvraag genoemde onderdelen, gegarandeerd tot een door GS gewogen hogere score zou hebben geleid. [eiseres] had dit wel moeten doen aangezien gesteld noch gebleken is dat het enkel noemen van meer positieve bijeffecten in de subsidieaanvraag 2018 voldoende is voor het toekennen van extra punten door GS. Doordat het gestelde causaal verband tussen het niet noemen van de bovenstaande positieve bijeffecten in de subsidieaanvraag 2018 en het mislopen van de, voor toekenning van de subsidie noodzakelijke, extra punten onvoldoende met feiten is onderbouwd heeft [eiseres] niet aan de stelplicht voldaan. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat [eiseres] op de mondelinge behandeling het gemotiveerde verweer van [gedaagde] bij conclusie van antwoord (randnrs. 3.3 - 3.9) enkel bloot heeft betwist (zie p. 10 pleitnota, eerste alinea). De stelling dat sprake is van een beroepsfout (beroepsfout 1) van [gedaagde] en dat daardoor extra punten, die noodzakelijk waren voor de toekenning van een subsidie, zijn misgelopen, wordt derhalve verworpen.
Beroepsfout 2
4.6.
De tweede gestelde beroepsfout valt uiteen in vier verwijten aan [gedaagde] , namelijk dat [naam bedrijfsadviseur] niet in de aanvraag heeft vermeld:
a. a) dat het tegengaan van nachtvorst middels beregening innovatief is voor het relevante gebied Zuid-Limburg;
b) het flippersysteem, dat eveneens innovatief is;
c) het effect op klimaatadaptie door opslag van regenwater ten behoeve van beregening, terwijl [gedaagde] aan de hand van de informatie uit de vergunningprocedure wist dat het bassin niet zou zijn aangesloten op leidingwater maar op regenwater (p. 3, eerste alinea, proces-verbaal);
d) dat de probleemoplossing ook kan worden ingezet als insectenbestrijding.
Ook hierdoor is volgens [eiseres] een te lage score behaald.
4.6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank moet verwijt a) worden verworpen. In de subsidieaanvraag 2018 is bij paragraaf 5d door [naam bedrijfsadviseur] immers over het tegengaan van nachtvorst vermeld: “
De toegepaste technieken in het project zijn niet nieuw echter wel baanbrekend. Deze techniek wordt nog niet in deze regio toegepast. Voor deze regio is het een innovatieve manier van beregenen. Het geeft fruittelers de mogelijkheid het risico van nachtvorst te beperken. Op dit moment is dit niet mogelijk in het Limburgse heuvelland.” Bovendien heeft de bestuursrechter bij beslissing van 28 mei 2021 (rov. 16.1) onherroepelijk geoordeeld dat - kort gezegd - de ligging van het bedrijf van [eiseres] voor de score geen verschil had kunnen maken en daarom niet bij de beoordeling door GS had behoeven te worden betrokken.
4.6.2.
Met betrekking tot verwijt b) begrijpt de rechtbank dat [eiseres] van mening is dat [naam bedrijfsadviseur] het flippersysteem had moeten vermelden bij thema c. Thema c betreft maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop. [gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord randnummer 3.12 erkend dat [naam bedrijfsadviseur] het woord ‘flippersysteem’ niet in de subsidieaanvraag 2018 heeft genoemd. Volgens [gedaagde] is dit echter geen tekortkoming nu [naam bedrijfsadviseur] in de subsidieaanvraag 2018 bij paragraaf 2b wel de werking van dit systeem heeft omschreven. De rechtbank stelt vast dat in de betreffende paragraaf is te lezen dat op een locatie de beregeningsinstallatie wordt uitgevoerd met innovatieve laag volumesproeiers met een beperkte watergift en de aansluiting op het waterleidingnetwerk van WML. Op de mondelinge behandeling heeft [naam bedrijfsadviseur] (p. 2 proces-verbaal) verder uitgelegd dat het flippersysteem hetzelfde is als het waterbesparingssysteem, hetgeen is genoemd in de aanvraag, alsmede dat het woord flippersysteem is genoemd in een factuur die gevoegd is bij de subsidie-aanvraag 2018. [eiseres] heeft dit verweer van [gedaagde] niet gemotiveerd betwist. Doordat [naam bedrijfsadviseur] in de subsidieaanvraag 2018 het flippersysteem heeft beschreven en uitgelegd wat dit systeem doet, alsmede heeft uitgewerkt dat dit project innovatief is voor Zuid-Limburg, is het verwijt b) aan het adres van [gedaagde] ongegrond.
4.6.3.
De rechtbank begrijpt verwijt c) aldus dat [gedaagde] klimaatadaptie (de opslag van regenwater ten behoeve van beregening) (ook) had moeten scharen onder thema e en dat dit mogelijk één extra punt op de rangschikkingslijst had opgeleverd. [gedaagde] heeft die stelling gemotiveerd betwist. Zo heeft [naam bedrijfsadviseur] op de mondelinge behandeling aangevoerd dat uit de stukken blijkt dat door de adviescommissie is begrepen dat het bassin is gevuld met regenwater (p. 3 proces-verbaal). [gedaagde] had bij conclusie van antwoord (randnr. 3.15) al aangevoerd dat de investering van [eiseres] niet ziet op opslag van regenwater sec, alsmede dat GS hebben geoordeeld dat de investering in een waterbassin in combinatie met een sproei-installatie primair betrekking heeft op beperking van risico’s tegen nachtvorst en secundair op warme zomerse omstandigheden. [eiseres] heeft ondanks dit verweer niet nader uitgewerkt waarom de opslag van regenwater in het kader van het project beregening toch innovatief is en welke extra informatie [naam bedrijfsadviseur] in de aanvraag 2018 had moeten vermelden om in het kader van thema klimaatadaptie één extra punt te kunnen krijgen. Daarom wordt ook verwijt c) verworpen.
4.6.4.
De omstandigheid dat [naam bedrijfsadviseur] niet in de subsidieaanvraag 2018 heeft vermeld dat de probleemoplossing kan worden ingezet als insectenbestrijding, is door [eiseres] genoemd als verwijt d), echter zonder uit te werken onder welk thema / onderdeel insectenbestrijding vermeld had moeten worden en waarom. Evenmin is met feiten onderbouwd waarom dit aspect bij het project beregening en de subsidieaanvraag 2018 tot extra punten dan wel tot één extra punt zou hebben geleid. [eiseres] heeft dan ook niet aan de stelplicht van dit onderdeel van de stelling voldaan.
4.7.
De rechtbank overweegt verder nog dat [eiseres] op de mondelinge behandeling heeft gesteld dat aan de subsidieaanvraag 2018 extra punten zou zijn toegekend indien [gedaagde] tijdig bij die aanvraag het bewijs zou hebben aangeleverd betreffende het aspect kosteneffectiviteit en thema a (meerwaarde creatie) beter had onderbouwd (p. 5 pleitnota, laatste punt). Kennelijk bedoelt [eiseres] dat [gedaagde] ten onrechte bepaalde stukken, relevant voor de subsidieaanvraag 2018, bij de indiening van die aanvraag niet heeft overgelegd. Deze stelling van [eiseres] is te algemeen geformuleerd en moet worden afgewezen. [eiseres] maakt niet inzichtelijk om welke bewijsstukken het gaat. Evenmin is duidelijk of er sprake is van stukken die al tussen partijen bij de totstandkoming van de subsidieaanvraag 2018 ter sprake zijn gekomen.
4.8.
De slotsom is dat de gestelde beroepsfout 2 niet is komen vast te staan.
Beroepsfout 3
4.9.
[eiseres] stelt dat het te betwijfelen valt of het wel een goede keuze van [gedaagde] was om niet de elementen “bassin”, “beregening” en “flippersysteem” los te koppelen in de subsidieaanvraag 2018 (randnr. 28 dagvaarding). Deze stelling is te vaag en daarmee onvoldoende als onderbouwing van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. Dit verwijt wordt dan ook verworpen.
Beroepsfout 4
4.10.
De stelling van [eiseres] dat [gedaagde] de subsidieaanvraag 2018 ten onrechte niet aan POP3-handboek heeft getoetst (randnr. 29 e.v. dagvaarding), wordt bij gebreke van een toelichting waarom dit een tekortkoming is en waarom dit in causaal verband staat met de gestelde schade, als onvoldoende onderbouwd verworpen. [eiseres] heeft op de mondelinge behandeling nog aangevoerd (pleitnota, p. 13, eerste twee bullet-points) dat aan de hand van het POP3-handboek naar de hoogste wegingsfactoren en scores kon worden toegeschreven, doch niet valt in te zien, zonder een nadere toelichting die niet is gegeven, waarom deze omstandigheid moet worden gekwalificeerd als een tekortkoming van [gedaagde] .
Beroepsfout 5
4.11.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] bij het aantekenen van het bezwaar steken heeft laten vallen. Welke fouten [gedaagde] gemaakt heeft, is niet toegelicht. [eiseres] stelt nog dat [gedaagde] het aantekenen van het bezwaar tegen het besluit van GS van 27 september 2018 niet naar zich toe had mogen trekken, gelet op het gebrek aan deskundigheid aan de zijde van [gedaagde] . Waaruit dat gebrek aan deskundigheid bestaat, is door [eiseres] niet onderbouwd. Ook dit verwijt verwerpt de rechtbank.
Slotsom subsidieaanvraag 2018 (project beregening)
4.12.
De stelling dat [gedaagde] bij de nakoming van de overeenkomst van opdracht subsidieaanvraag 2018 niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend agrarisch bedrijfsadviseur heeft gehandeld is niet komen vast te staan. Het gevorderde, voor zover dat gebaseerd is op deze stelling, wordt dan ook afgewezen.
-
Subsidieaanvraag 2019 (project ciderlijn)
4.13.
Tussen partijen staat vast dat de subsidieaanvraag 2019 te laat door [gedaagde] ( [naam bedrijfsadviseur] ) namens [eiseres] is ingediend, aangezien die aanvraag buiten de openstellings-periode door GS is ontvangen.
4.14.
De schade die gevorderd wordt op grond van die beroepsfout van [gedaagde] is niet toewijsbaar. Hiertoe wordt overwogen dat [eiseres] - kort gezegd - heeft gesteld dat bij tijdige indiening de subsidieaanvraag 2019 door GS in behandeling zou zijn genomen en de subsidie voor het project ciderlijn zou zijn verstrekt. [eiseres] heeft echter nagelaten toe te lichten aan welke vereisten van de subsidieverordening en het Openingsstellingsbesluit 2019 het project voldeed en hoeveel punten aan zijn project zou zijn toegekend, en waarom de rangschikking van de subsidieaanvraag van [eiseres] ten opzichte van andere subsidieaanvragen aldus zou zijn geweest dat aan het project ciderlijn van [eiseres] in ieder geval subsidie zou zijn verleend door GS. [gedaagde] heeft de stelling van [eiseres] ook betwist en aangevoerd dat het in het geheel niet vaststond dat die subsidie zou worden verleend (pleitaantekeningen, p. 3, onderdeel ciderlijn, punt 2).
Slotsom
4.15.
Slotsom is dat, gelet op al het vorenoverwogene, de vorderingen van [eiseres] , inclusief nevenvorderingen, moeten worden afgewezen.
Proceskosten
4.16.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat €
6.227,50(2,5 punten × tarief VI € 2.491,00)
totaal € 10.358,50.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 10.358,50.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CM