Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en een gedaagde, die een verhuisovereenkomst hadden gesloten. De eiser vorderde schadevergoeding van de gedaagde, omdat een medewerker van de gedaagde tijdens de uitvoering van de verhuisovereenkomst schade had veroorzaakt aan de zoldervloer van de eiser. De eiser stelde dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade, omdat deze niet zorgvuldig had gehandeld. De gedaagde verweerde zich door te stellen dat zij niet op de hoogte was van de ongeschiktheid van de zoldervloer en dat de eiser zelf verantwoordelijk was voor het verzoek om dozen op de zolder te plaatsen.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de vraag of de gedaagde aansprakelijk is, in het midden kan blijven. De rechter oordeelde dat de eiser zelf een belangrijke rol had gespeeld in het ontstaan van de schade door het verzoek om de dozen op de zolder te plaatsen, terwijl zij op de hoogte had moeten zijn van de staat van de zolder. De kantonrechter concludeerde dat er sprake was van eigen schuld aan de zijde van de eiser, op basis van artikel 6:101 BW, en dat de vordering tot schadevergoeding daarom niet voor toewijzing in aanmerking kwam.
De eiser werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij zijn begroot op € 436,00. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de kosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. G.M.P. Brouns.