In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 20 april 2022, staat de contractsovername van een operationele leaseovereenkomst centraal. De eisende partij, Alphabet Nederland B.V., heeft de gedaagde partij, DGC B.V., aangeklaagd voor het niet betalen van facturen die voortvloeien uit de leaseovereenkomsten. De gedaagde partij had in het voorjaar van 2020 aangegeven de leaseovereenkomsten niet meer te willen voortzetten en een overnamekandidaat aangedragen, maar er heeft geen contractsovername plaatsgevonden. De eisende partij heeft de overeenkomsten beëindigd wegens wantbetaling, en vordert nu betaling van een totaalbedrag van € 36.788,90, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde partij als contractspartij gehouden is de facturen te betalen, omdat er geen geldige contractsovername heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dat de vereiste onderhandse akte voor contractsovername ontbreekt en dat er geen instemming van de eisende partij is verkregen. De gedaagde partij heeft geen bewijs geleverd voor de stelling dat de leaseovereenkomsten zijn overgenomen door een derde partij, en de rechtbank concludeert dat de gedaagde partij nog steeds verantwoordelijk is voor de betaling van de facturen.
De rechtbank heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 32.496,73, vermeerderd met wettelijke handelsrente, en heeft de proceskosten aan de zijde van de eisende partij begroot op € 2.113,40. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.