ECLI:NL:RBLIM:2022:3166

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
04 9378726/CV 21-4004
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractsovername operationele leaseovereenkomst en betalingsverplichtingen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 20 april 2022, staat de contractsovername van een operationele leaseovereenkomst centraal. De eisende partij, Alphabet Nederland B.V., heeft de gedaagde partij, DGC B.V., aangeklaagd voor het niet betalen van facturen die voortvloeien uit de leaseovereenkomsten. De gedaagde partij had in het voorjaar van 2020 aangegeven de leaseovereenkomsten niet meer te willen voortzetten en een overnamekandidaat aangedragen, maar er heeft geen contractsovername plaatsgevonden. De eisende partij heeft de overeenkomsten beëindigd wegens wantbetaling, en vordert nu betaling van een totaalbedrag van € 36.788,90, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde partij als contractspartij gehouden is de facturen te betalen, omdat er geen geldige contractsovername heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dat de vereiste onderhandse akte voor contractsovername ontbreekt en dat er geen instemming van de eisende partij is verkregen. De gedaagde partij heeft geen bewijs geleverd voor de stelling dat de leaseovereenkomsten zijn overgenomen door een derde partij, en de rechtbank concludeert dat de gedaagde partij nog steeds verantwoordelijk is voor de betaling van de facturen.

De rechtbank heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 32.496,73, vermeerderd met wettelijke handelsrente, en heeft de proceskosten aan de zijde van de eisende partij begroot op € 2.113,40. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9378726 \ CV EXPL 21-4004
Vonnis van de kantonrechter van 20 april 2022
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ALPHABET NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Breda,
eisende partij,
gemachtigde Jongejan & Wisseborn c.s. Harderwijk,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DGC B.V.,
gevestigd te Echt, gemeente Echt-Susteren,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. B.M.M. Hepkema.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen bestaat een operationale lease overeenkomst. Deze overeenkomst is vastgelegd in de volgende documenten:
  • een mantelovereenkomst
  • zes huurovereenkomsten met bijlagen
  • een set algemene voorwaarden.
2.2.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van eisende partij van toepassing.
2.3.
In het voorjaar van 2020 heeft gedaagde partij laten weten de leaseovereenkomsten niet meer te willen voortzetten en heeft zij een overnamekandidaat aangedragen. Er heeft geen contractsovername plaatsgevonden.
2.4.
De aan gedaagde partij in de periode van 12 mei 2020 tot 13 november 2020 gestuurde facturen met een totaalbedrag van € 30.886,72 zijn niet betaald.
Eisende partij heeft de overeenkomsten wegens wantbetaling beëindigd.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 36.788,90 (€ 30.866,72 aan hoofdsom, € 4.630,01 aan buitengerechtelijke kosten en € 1.292,17 aan rente), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Ter onderbouwing van de vordering stelt eisende partij dat gedaagde partij als contractspartij gehouden is de facturen te betalen. Er heeft geen overname van de leasecontracten plaatsgevonden. Er is geen akte als bedoeld in artikel 6:159 BW en eisende partij heeft ook geen medewerking verleend.
3.3.
Gedaagde partij voert verweer en stelt dat zij in het vierde kwartaal van 2019 in zwaar weer is komen te verkeren. Dit heeft geleid tot onderhandelingen strekkende tot overname van de bedrijfsactiviteiten. Dit heeft geresulteerd in een schriftelijke koopovereenkomst d.d. 7 februari 2020 tussen gedaagde partij als verkopende partij en Halkers Groesbeek BV als verkopende partij. Met ingang van 10 februari 2020 zijn de aan gedaagde partij gelieerde uitzendkrachten overgenomen door Halkers. Gedaagde partij had geen materiaal belang meer bij het behouden van de leaseovereenkomsten, omdat de uitzendkrachten deze gebruikten, en tussen partijen is overeengekomen dat de leasecontracten zouden worden overgezet op Halkers Groesbeek. Laatstgenoemde heeft echter geen medewerking hieraan verleend. De onderhandse akte ligt besloten in de e-mailcorrespondentie tussen gedaagde partij en Halkers Groesbeek.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisende partij vordert betaling van de facturen voortvloeiend uit de leaseovereenkomsten. Gedaagde partij beroept zich op contractsoverneming door Halkers Groesbeek. In deze procedure moet daarom beoordeeld worden of er sprake is van overneming door Halkers dan wel of gedaagde partij verantwoordelijk is gebleven voor de betaling van de betreffende facturen.
4.2.
Artikel 6:159 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een partij bij een overeenkomst haar rechtsverhouding tot de wederpartij met medewerking van deze laatste kan overdragen aan een derde bij een tussen haar en de derde opgemaakte akte.
Voor contractsoverneming zijn dus twee vereisten: 1) een akte en 2) medewerking van de wederpartij bij de overeenkomst.
De medewerking van de wederpartij kan in iedere denkbare vorm gebeuren. Deze kan zelfs worden afgeleid uit zijn gedragingen (zoals het doen van betalingen op grond van het contract aan de partij die het contract heeft overgenomen). Daardoor wordt wel eens verondersteld dat de vereiste akte zich ook in iedere vorm kan voordoen, of zelfs zou kunnen worden afgeleid uit de gedragingen van de partijen die het contract willen overdragen respectievelijk overnemen.
4.3.
In de eerste plaats ontbreekt de vereiste onderhandse akte. Anders dan gedaagde partij betoogt, kan deze niet, althans onvoldoende, uit de e-mailcorrespondentie herleid worden. Weliswaar schrijft Halkers Groesbeek (althans [naam] van Haldu Groep) dat de contracten kunnen worden omgezet op Halkers Groesbeek BV, maar dit kan niet als een akte als bedoeld in de wet worden aangemerkt.
4.4.
Verder ontbreekt de vereiste instemming van eisende partij. Als onbetwist staat vast dat er een aanvullende vormvereiste gold inhoudende dat de vereiste medewerking van eisende partij moet blijken uit haar schriftelijke instemming, die ontbreekt. Ook staat vast dat eisende partij om stukken bij Halkers Groesbeek heeft gevraagd. Dit blijkt uit de e-mail van 22 juli 2020. In die e-mail staat vermeld dat, zodra de gevraagde informatie is ontvangen, deze wordt doorgestuurd naar de leasemaatschappij teneinde een financieel akkoord te krijgen. Halkers Groesbeek heeft gevraagde informatie echter niet verstrekt, zodat ook nooit een (financieel) akkoord is verkregen.
4.5.
Het voorgaande houdt in dat de beoogde contractsoverneming niet heeft plaatsgevonden en dat gedaagde partij nog steeds als contractant gold. Gedaagde partij is daarom gehouden om de facturen te betalen. Tegen de hoogte daarvan is geen verweer gevoerd, zodat de gevorderde hoofdsom kan worden toegewezen.
4.6.
Partijen zijn verder vergoeding van buitengerechtelijke kosten overeengekomen in de algemene voorwaarden. Deze worden daarom toegewezen. Eisende partij vordert verder betaling van de wettelijke handelsrente over de totale vordering. De wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW heeft uitsluitend betrekking op verplichtingen tot betaling uit handelsovereenkomsten. Een verplichting tot vergoeding van schade (zoals buitengerechtelijke kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub c BW wordt daartoe niet gerekend. Dit houdt in dat de wettelijke handelsrente enkel wordt toegewezen over de hoofdsom.
4.7.
Gedaagde partij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 104,40
  • griffierecht 1.013,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 2.113,40
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 32.496,73, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 30.866,72 vanaf de datum van opeisbaarheid van de respectievelijke factuurbedragen tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 2.113,40,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: