4.3.1Het bewijs – primair
Aangever [slachtoffer]verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 17 oktober 2020 was ik de bestuurder van mijn witte auto, merk Ford, type Fiesta. Ik reed vanuit Ell richting Heel. Ik zag via de spiegels dat een auto met hoge snelheid op mij af kwam gereden. Ik zag dat de auto hard moest remmen achter mijn auto. Ik heb de auto in de berm geparkeerd. Ik zag dat de auto die achter mij reed achter mijn auto werd geparkeerd. Dit was een donkere BMW. Ik ben vervolgens uitgestapt. De bestuurder van de BMW was ook uitgestapt. Ik hoorde de man zeggen: “Doe normaal”. Ik zei tegen de man dat hij normaal moest doen. Ik zag dat de man richting zijn auto liep. Ik liep met de man mee. Ik zag dat de man vervolgens zijn auto instapte. Ik heb mij hierop omgedraaid en liep richting mijn auto. Ik hoorde dat de auto volle gas naar achteren reed. Ik liep door naar mijn auto. Ik werd vervolgens van achteren aangereden.
Getuige [getuige 1]verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Mijn man stuurde ons voertuig, een witte Ford Fiesta, naar de rechterzijde van de weg. Ik zag dat de bestuurder achter ons ook besloot om te stoppen. Ik zag dat hij zijn voertuig, een BMW, achter ons voertuig stilzette. Ik zag dat de bestuurder uitstapte en op de weg bleef staan. Ik bleef in de auto zitten. Ik zag dat mijn man ook uit de auto stapte en naar de bestuurder toe liep. Ik hoorde niet wat er tegen elkaar werd gezegd. Echter zag en hoorde ik dat beiden hun stem verhieven en dat er een discussie gaande was. Ik zag de bestuurder terug naar zijn auto lopen en het portier openen en instappen. Ik verwachtte dat mijn man ook terug naar de auto zou lopen. Ik zag dat de bestuurder wegreed. Ik hoorde dat hij veel gas gaf en hard optrok. De bestuurder was onze auto nog niet voorbij gereden. Ik hoorde vervolgens een harde klap. Doordat ik deze klap hoorde, keek ik naar links door het raam van het linker portier. Ik zag toen mijn man door de lucht vliegen en achterover vallen. Ik zag en hoorde de BMW met hoge snelheid wegrijden. Ik zag mijn man op de weg liggen. Ik zag dat mijn man een hoofdwond achterop zijn hoofd had.
Getuige [getuige 2]verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik zag dat beide voertuigen die mij zojuist voorbij waren gereden, een lichtkleurige personenauto en een personenauto donkerder van kleur, iets verderop stilstonden. Ik zag twee personen druk gebaren naar elkaar. Ik zag dat dit twee mannen waren. Ik interpreteerde de drukke gebaren als boosheid. Toen ik weer voor mij keek, zag ik ineens dat de achterste auto wegreed. Ik zag dat de auto die wegreed de man raakte terwijl hij heel fors en behoorlijk snel optrekkend reed, met behoorlijke snelheid. Ik zag dat de man op het wegdek viel en bleef liggen. Ik zag dat de man met zijn hele lichaam van de grond loskwam. Ik zag dat de man die op de grond lag een behoorlijke hoofdwond had op de achterzijde van zijn hoofd. Er was meer dan voldoende ruimte om de auto en de man te passeren zonder de man te raken.
Neuroloog Allemanrapporteerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Patiënt [slachtoffer] zagen wij op 18 januari 2021 op de afdeling neurologie. Conclusie: acuut chronische subdurale hematomen beiderzijds na ongeval op 17 oktober 2020.
Verbalisant [verbalisant 1]relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 17 februari 2021 heb ik telefonisch contact gehad met dhr. [slachtoffer] . Ik vroeg [slachtoffer] hoe het momenteel met hem ging. Ik hoorde dat hij mij het
volgende mededeelde: “Ik begon de laatste tijd steeds langzamer te praten en te lopen. Vorige week begon ik te slepen met mijn rechterbeen en mijn arm en schouders begonnen te hangen. Wij zijn vervolgens meteen naar het ziekenhuis gegaan. Ik heb hier een hersenscan gekregen. Hierop zagen ze dat er een bloedprop zat in mijn hersenen. Het bloed drukte tegen mijn hersenen, waardoor de genoemde complicaties zijn ontstaan. Ik ben met spoed geopereerd. Ze hebben twee gaatjes geboord om het bloed te verwijderen. Dit is vorige week gebeurd. Ik heb nu twee sneeën met hechtingen op mijn hoofd”.
De verdachteverklaarde ter terechtzitting van 1 april 2022 – zakelijk weergegeven – als volgt:
De aangever, de heer [slachtoffer] , liep toen ik wegreed midden op de weg, op twee tot drie meter afstand aan de voorzijde van mijn auto. Op dat moment wilde ik zo snel mogelijk weg, ik was door de woordenwisseling met hem in paniek. Hij had mij tijdens de woordenwisseling op de weg bij de auto’s ernstig bedreigd. Ik wilde daar weg. Ik heb opgetrokken en ik heb hem toen met mijn auto geraakt. Hij is gevallen en ik ben doorgereden. U, voorzitter, vraagt mij of ik niet op een andere manier weg had kunnen rijden zonder de heer [slachtoffer] de aangever te raken. Dat had gekund, maar dan had ik langer moeten blijven staan met mijn auto of door het gras moeten rijden. Ik heb de situatie verkeerd ingeschat.
De verdachteverklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Toen de aangever uitstapte, kwam hij naar mij toe. Ik stond, denk ik, twee meter achter die auto. Ik heb mijn autodeur opengemaakt, zodat ik in kon stappen en weg kon rijden. De man pakte de deur van mijn auto vast. Hij praatte maar, van ik sla je dadelijk op je gezicht, ik geef je dadelijk een klap. Hij stond zo hard te schreeuwen dat zijn kunstgebit ervan uitging. Ik heb toen ook gezegd “doe normaal, ga terug naar je auto”. De man is ook weggelopen. Hij stond met de rug naar mij toe. Hij was terug aan het lopen. Vervolgens heb ik de auto in de versnelling gezet. Ik wilde om die man heen rijden, maar met het omheen rijden heb ik hem rechtsvoor geraakt. U, verbalisant, vraagt mij of ik het ongeval had kunnen voorkomen. Ja. U, verbalisant, vraagt mij waarom ik dat dan niet deed. Omdat ik blij was dat ik uit de situatie weg kon. U, verbalisant, vraagt mij waarom ik niet de keuze maakte om te wachten. Ik wilde weg.
Verbalisant [verbalisant 1]relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik heb het geluidsfragment van de 112-melding van verdachte [verdachte] ontvangen. VE is verdachte [verdachte] en MK is de meldkamer.
MK: Alarmcentrale politie. Wat is de locatie van uw noodgeval?
VE: Ik ben inmiddels doorgereden, uit schrik. Maar het is op de weg tussen Grathem en Kelpen.
(..)
VE: Onder het wegrijden liep die man eigenlijk midden op straat en ik dacht ik kan daar wel langs. Dus ja heb ik hem geraakt met de auto, met wegrijden. Die man is daar gevallen, maar ik ben eigenlijk doorgereden uit schrik.
(..)
MK: Oké en hoe lang geleden is dat gebeurd?
VE: Ik heb gelijk gebeld.
(..)
VE: Ik ga terug in de auto. Ik wel weg, ik wil weg hier. Dus ik ben weggereden. Het was echt niet mijn intentie om die man omver te rijden. Echt niet. Totaal niet.
Verbalisant [verbalisant 2]relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
De verdachte [verdachte] verklaarde dat het ongeval had plaatsgevonden ter hoogte van een inrit welke naar een weiland loopt. Getuige [getuige 2] sprak over de Grathemerweg met betrekking tot de plaats van het ongeval. Door middel van bovenstaande informatie kwam ik uit bij de locatie Geneijgen ter hoogte van [nummer] te Grathem. De weg Geneijgen was vijf meter en 20 centimeter breed. Het afzonderlijke fietspad gelegen naast Geneijgen was drie meter breed.
4.3.2De overwegingen
Opzet
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte vol opzet had op het letsel dat aangever heeft opgelopen. Verdachte heeft namelijk telkens verklaard dat hij niet de bedoeling, het vol opzet, had om aangever aan te rijden. Deze verklaring vindt steun in de inhoud van het geluidsfragment van het gesprek van de verdachte met de alarmcentrale. Verdachte heeft meteen na de aanrijding vanuit zijn auto 112 gebeld. In dat gesprek herhaalt de verdachte meerdere malen tegen de alarmcentralist dat het niet zijn intentie was om het slachtoffer aan te rijden.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank acht opzet in deze vorm wel bewezen en stelt daarbij voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Onder 'de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans' dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat het gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg – in dit geval het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel – zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen). Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffend gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk was en acht voor de beantwoording van die vraag van belang de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder die gedraging is begaan. Voorts ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de verdachte die aanmerkelijke kans op het letsel bewust heeft aanvaard.
Na een mondelinge verkeersruzie tussen verdachte en aangever, waarbij dreigementen zijn geuit, is verdachte in zijn auto gestapt. Verdachte was volgens zijn eigen verklaring op dat moment bang en in paniek en hij wilde zo snel mogelijk weg. In die gemoedstoestand is verdachte hard met zijn auto, een BMW, opgetrokken om weg te rijden. Dit terwijl aangever op dat moment midden op de weg liep, op twee tot drie meter afstand van de auto van verdachte. Daargelaten wat de bedoeling van verdachte was, staat vast dat hij op die korte afstand gezien de omstandigheden hard in de richting van aangever is opgetrokken en daarbij onvoldoende om aangever heen heeft gestuurd waardoor hij aangever met zijn auto met een harde klap heeft geraakt. Naar algemene ervaringsregels levert het op betrekkelijk korte afstand hard optrekken en met relatief hoge snelheid rakelings langs een voetganger rijden de aanmerkelijke kans op dat een voetganger daardoor geraakt wordt en zwaar lichamelijk letsel oploopt. Dat geldt in dit geval temeer nu aangever van achteren werd geraakt, als gevolg van de klap door de lucht vloog en hard met zijn hoofd op het wegdek terecht kwam.
Het is een feit van algemene bekendheid dat wanneer een voetganger van dichtbij door een hard optrekkende auto wordt aangereden, hij bij die aanrijding zwaar lichamelijk letsel op kan lopen en verdachte moet zich, als ieder mens en weggebruiker, van deze kans bewust zijn, ook als gebeurtenissen zoals in dit geval zich snel voordoen.
Het hard optrekken terwijl een voetganger in de directe nabijheid van de auto op korte afstand midden op de weg loopt, is verder naar de uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan die voetganger, dat het niet anders kan dan dat de verdachte – minst genomen – de aanmerkelijke kans op het toebrengen van letsel heeft aanvaard. Van contra-indicaties is hier niet gebleken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer] zou aanrijden en hem aldus zwaar lichamelijk letsel toe zou brengen en acht daarmee de primair ten laste gelegde zware mishandeling bewezen.
Zwaar lichamelijk letsel
Als gevolg van de aanrijding en de val op de grond zijn er bij aangever chronische subdurale hematomen ontstaan. Aangever is hieraan geopereerd nadat hij door de druk van het bloed op zijn hersenen moeite met praten en lopen kreeg en zijn arm en schouders gingen hangen. De rechtbank kwalificeert het letsel van aangever als zwaar lichamelijk letsel. Naar het oordeel van de rechtbank is het letsel dusdanig ernstig dat het naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel zoals bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht kan worden aangemerkt.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.