Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties 1 tot en met 11
- de productie 12 aan de zijde van [eiseres]
- de voorafgaand aan de mondelinge behandeling door [gedaagde] overgelegde productie 1
- de mondelinge behandeling en het daarvan opgemaakte proces-verbaal
- de pleitnota van [gedaagde]
- de – met toestemming van de voorzieningenrechter – na afloop van de mondelinge behandeling door [gedaagde] overgelegde producties 2 tot en met 6
- de akte van [eiseres] naar aanleiding van aanvullende stukken, ontvangen op 20 april 2022.
2.De feiten
4.De beoordeling
Het verstekvonnis is aan [gedaagde] in persoon betekend op 25 oktober 2021. Krachtens art. 143 Rv moet het verzet in dit geval worden ingesteld binnen vier weken (binnen 28 dagen) na 25 oktober 2021, dus uiterlijk op 22 november 2021. De verzetdagvaarding is betekend op 23 november 2021, zodat het verzet naar de regel van art. 143 Rv te laat is ingesteld.”
“het verzetmoetworden gedaan (…)[onderstreping voorzieningenrechter]
”. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is op grond van de overwegingen van de rechtbank duidelijk dat de rechtbank een eindvonnis heeft gewezen. Dit blijkt ook uit het feit dat in het dictum een kostenveroordeling is opgenomen. Van een verzuim in het Vonnis is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.