ECLI:NL:RBLIM:2022:3094

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
03.115695.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het bereiden, bewerken en verwerken van hennep, bezit van een vuurwapen en munitie, en eenvoudig witwassen

Op 20 april 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 april 2021 betrokken was bij het bereiden, bewerken en verwerken van een grote hoeveelheid hennep, het bezit van een vuurwapen en diverse soorten munitie, en eenvoudig witwassen van € 8.880,-. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten voornamelijk ligt in de combinatie van de bewezenverklaarde feiten, waarbij de verdachte een essentiële bijdrage heeft geleverd aan de hennepteelt en het bezit van een vuurwapen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de feiten zijn gepleegd voor de aanvang van de proeftijd. De verdachte werd bijgestaan door mr. A.A.T.X. Vonken, en de zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 april 2022. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt bewezen, evenals het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en het witwassen van het contante geldbedrag. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van het medeplegen van het voorhanden hebben van munitie, omdat er geen aanwijzingen voor waren. De rechtbank heeft de onttrekking aan het verkeer gelast van de in beslag genomen hennep, wapens en munitie, en de teruggave van een klein bedrag aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.115695.21
Parketnummer vordering : 03.702616.14 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 april 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met anderen opzettelijk een grote hoeveelheid hennep heeft bereid, bewerkt en verwerkt, dan wel aanwezig heeft gehad;
Feit 2:een pistool voorhanden heeft gehad;
Feit 3:samen met anderen diverse soorten munitie voorhanden heeft gehad;
Feit 4:samen met anderen een geldbedrag van € 8.880,- heeft witgewassen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen van het aanwezig hebben en bewerken van hennep. De verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij enkel een ruimte ter beschikking heeft gesteld aan anderen voor het bewerken van hennep, is niet verifieerbaar en tevens ongeloofwaardig. Dat sprake is van medeplegen volgt uit de omstandigheid dat de verdachte een essentiële bijdrage heeft geleverd aan het bewerken van de hennep door tegen betaling zijn kelder en de daarin aanwezige droogrekken ter beschikking te stellen voor het drogen van de hennep en door zijn aanwezigheid op het moment waarop de hennep en diverse overige materialen naar zijn kelder werden gebracht.
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten 2 en 3 ook bewezen, met uitzondering van het onder feit 3 ten laste gelegde medeplegen nu zij daar geen aanwijzingen voor ziet. De omstandigheid dat de politie de aangetroffen munitie mogelijk in de woning van de verdachte heeft laten liggen tijdens een eerdere doorzoeking doet volgens de officier van justitie aan een bewezenverklaring van dit feit niet af.
Tot slot heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 4 ten laste gelegde eenvoudig witwassen. In de woning van de verdachte is een groot contant geldbedrag aangetroffen waarvan niet aannemelijk is dat het een legale herkomst heeft, terwijl de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven over de herkomst daarvan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot feit 1 op het standpunt gesteld dat enkel bewijsbaar is dat de verdachte hennep
aanwezig heeft gehad. Hij dient daarom partieel te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep. Het ter beschikking stellen van een ruimte voor het bereiden, bewerken en verwerken van hennep kan bovendien slechts worden gekwalificeerd als medeplichtigheid en niet als medeplegen. Daarbij is van belang dat niet is komen vast te staan dat de verdachte droogrekken ter beschikking heeft gesteld voor het drogen van hennep.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en heeft partiële vrijspraak bepleit voor het onder feit 3 ten laste gelegde medeplegen.
Tot slot heeft de raadsman zich ten aanzien van feit 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Op woensdag 28 april 2021 hebben verbalisanten zich naar aanleiding van een overlastmelding begeven naar een woning gelegen aan de [adres] . De meldster zou overlast ervaren van henneplucht afkomstig van deze locatie. Volgens de meldster werden hennepplanten geknipt in een kelder onder de keuken in de tuin en zij heeft sinds
6 uur die ochtend auto’s af en aan zien rijden naar deze woning. De woning was te bereiken via een grote oprit met aan het einde een grote elektrische poort met cameratoezicht. Na enige tijd werd de poort geopend door de verdachte, die verklaarde de eigenaar van de woning te zijn en de verbalisanten toestemming gaf om rond te kijken. In de tuin van de woning was potgrond gestrooid die door een verbalisant werd herkend als potgrond voor hennepteelt. Tegen de woning stonden deels geopende vuilniszakken met dezelfde potgrond. In de tuin stond ook een groenkleurig opvouwbaar watervat dat volgens een verbalisant kenmerkend is voor hennepkwekerijen. In de omgeving van het bijgebouw in de tuin rook het sterk naar hennep. Door het raam van het bijgebouw was een man aan een tafel te zien. Op deze tafel stond een snijmachine en direct achter de man, op de afzuigkap, stond een doorzichtige zak met daarin gedroogde hennep. [2] Na enig onderzoek bleek onder dit bijgebouw een verborgen ruimte te zijn die te bereiken was via een in de vloer onzichtbaar aangebracht, middels een hydraulisch systeem te openen luik. [3] In deze ruimte waren vijf personen aanwezig die later tegenover de politie hebben verklaard dat zij daar hennep aan het knippen waren. [4]
In de ondergrondse ruimte stonden aan de linkerzijde tafels met daarop weegschalen, gedroogde hennep en doorzichtige kiloverpakkingen gedroogde hennep. Aan de rechterzijde stonden droogrekken met daarop drogende henneptoppen en hennepgruis. De ruimte was voorzien van een zogenaamd slakkenhuis dat de afzuiging van de lucht reguleerde en een professionele sealmachine die wordt gebruikt voor het luchtdicht sealen van gedroogde hennep. Op de grond lagen 20 afgeknipte hennepplanten. Door de gehele ruimte lag hennepafval, bladeren en resten van hennepplanten. In de ruimte stonden emmers met daarin urine en bigshopper tassen met voedingsproducten en dranken. Dit duidde er volgens de verbalisanten op dat de personen die in deze ruimte verbleven daar geruime tijd moesten blijven. Verbalisanten kregen de indruk dat in de ruimte op zeer grote en professionele schaal hennep werd gedroogd en verpakt en dat eerder hennep was gedroogd in de ruimte omdat het hout van de droogrekken dusdanig was verkleurd dat deze voor meerdere drogingen moeten zijn gebruikt. [5] In totaal is 67 kilogram hennep aangetroffen, namelijk 66 kilogram in de droogruimte en 1 kilogram in de keuken van het bijgebouw. [6]
In de tuin van de verdachte is op 28 april 2021 ook een handvuurwapen aangetroffen onder de dakpannen van het dak van een barbecue. Het wapen was in een plastic zak gewikkeld en zodanig verstopt dat dit niet te zien was. [7] Om het wapen was een doek gewikkeld. In de plastic zak waar het wapen in zat, bevond zich ook een sealbag met een doosje munitie en een patroonmagazijn gevuld met munitie van het kaliber 7.65 Browning. [8] Uit nader onderzoek van een wapenexpert van de politie is gebleken dat de munitie die zich in het patroonmagazijn bevond 4 kogelpatronen van het kaliber 7.65 millimeter Browning en 4 kogelpatronen van het kaliber .32 auto betrof en dat het doosje munitie 20 kogelpatronen van het kaliber 7.65 millimeter Browning bevatte. Al deze patronen zijn volgens de expert munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie. De wapenexpert heeft daarnaast vastgesteld dat het handvuurwapen een semiautomatisch pistool betreft in het kaliber 7.65 millimeter Browning van het merk Hege West Germany, een vuurwapen dat valt onder categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie. [9]
In het toilet op de begane grond van de woning was de achterzijde afgewerkt met een houten plankje. Dit plankje kon opgetild worden, waardoor de stortbak van het toilet zichtbaar werd. Hierin werd een doosje .22 munitie en shotgun munitie aangetroffen. [10] Uit nader onderzoek van een wapenexpert van de politie is gebleken dat het doosje 40 kogelpatronen van het kaliber .22 long rifle bevatte en dat de shotgun munitie bestond uit 17 hagelpatronen in het kaliber 16 GA en 22 hagelpatronen in het kaliber 12 GA. Volgens de expert zijn voornoemde kogelpatronen munitie in de zin van categorie III van de Wet wapen en munitie. [11]
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte is contant geld aangetroffen in een bruin iPhone hoesje, in een koffer op de gang van de eerste verdieping, in een brillenkoker die in een kast lag die in de woonkamer stond en in een kluiskast die in de woonkamer stond. [12] In totaal is een bedrag van € 8.880,- aan contant geld aangetroffen. [13] Het bruto jaarinkomen van de verdachte bedroeg in 2020 € 21.542,-. In de jaren 2019, 2018, 2017 en 2016 bedroeg dit respectievelijk € 21.483,-, € 21.483,-, € 21.483 en € 16.128,-. [14]
De verdachte heeft op de terechtzitting van 6 april 2022 verklaard dat hij wist dat mensen die dag hennep bij hem zouden komen knippen in de ondergrondse ruimte. Hij wist dat de aangetroffen munitie en het contante geld in zijn woning lagen en hij heeft het vuurwapen zelf in zijn tuin onder het dak van de barbecue gelegd. [15]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs – feit 1
Aan de verdachte is onder feit 1 ten laste gelegd dat hij opzettelijk samen met anderen hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad. De rechtbank stelt voorop dat betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De verdachte heeft op de terechtzitting van 6 april 2022 verklaard dat hij de kelderruimte gedurende één dag tegen betaling ter beschikking heeft gesteld aan anderen voor het knippen van hennep. Hij was erbij toen de hennep die ochtend werd gebracht en deze zou aan het einde van de dag weer worden meegenomen. De rechtbank acht deze verklaring echter ongeloofwaardig. Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de ondergrondse ruimte, waar vijf mensen hennep zaten te knippen, zowel zakken met al ingepakte gedroogde hennep, op droogrekken drogende hennep én natte hennep is aangetroffen. De rechtbank leidt daaruit af dat in deze ruimte al gedurende enige tijd hennep te drogen had gelegen, die op de dag van aantreffen werd verpakt en dat er nieuwe hennep werd geknipt om aldaar te drogen. De droogrekken in deze ruimte waren verkleurd en duidelijk al langer in gebruik en er was een koolstoffilter waarvan het filterdoek verkleurd was, hetgeen ook wijst op langer gebruik. Al deze omstandigheden maken het door de verdachte geschetste scenario dat hij toevallig op die ene dag de ruimte aan derden ter beschikking had gesteld voor het eenmalig laten knippen van (op die dag aangeleverde) natte hennep zeer onwaarschijnlijk.
De verdachte heeft hennep in zijn woning gedroogd, en door anderen laten knippen en verpakken, in een ruimte die daar speciaal voor is ingericht. Daarmee is de samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten dusdanig nauw en bewust dat sprake is van medeplegen en acht de rechtbank het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken van hennep bewezen.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs – feit 2 en feit 3
De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen ook bewezen dat de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over het wapen en de munitie had en daarmee is er sprake van strafbaar voorhanden hebben zoals ten laste gelegd onder feit 2 en 3.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs – feit 4
Aan de verdachte is onder feit 4 ten laste gelegd dat hij samen met anderen een geldbedrag van € 8.880,- heeft witgewassen.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder a en b Sr opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien die situatie zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring heeft voor de herkomst van dat voorwerp. Zo een verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Het bovenstaande toetsingskader is ook van belang in de gevallen waarin de rechter aan de omstandigheden waaronder een voorwerp wordt aangetroffen, het vermoeden ontleent dat dit voorwerp “onmiddellijk afkomstig is uit enig eigen misdrijf” als bedoeld in art. 420bis.1 Sr en art. 420quater.1 Sr.
In de woning van de verdachte is een contant geldbedrag van € 8.880,- aangetroffen, verspreid over meerdere, niet meteen voor de hand liggende plaatsen, zoals een brillenkoker, een telefoonhoesje en een koffer. Hoewel er niet een (on)middellijk verband is te leggen met enig misdrijf, is gelet op het feit dat in dezelfde woning, in een verborgen, kennelijk al langer in gebruik zijnde droogruimte, een grote hoeveelheid reeds verpakte, nog drogende, en vers geknipte hennep werd aangetroffen, alsmede een vuurwapen met munitie, zonder meer sprake van een witwasvermoeden. Nu daarnaast ook is gebleken dat de verdachte een beperkt inkomen genoot van 2016 tot en met 2020 dat de aanwezigheid van het aangetroffen contante bedrag niet kan verantwoorden, mag van hem onder de gegeven omstandigheden worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld, welke verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk dient te zijn.
De verdachte heeft over het aangetroffen geld verklaard dat dit spaargeld zou betreffen en heeft verder geen handen of voeten aan zijn verklaring gegeven. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring niet kan worden aangemerkt als een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde geldbedrag onmiddellijk uit enig eigen misdrijf, namelijk de bereiding, bewerking en verwerking van hennep, afkomstig is.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van eenvoudig witwassen.
De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het onder feiten 3 en 4 ten laste gelegde medeplegen nu het dossier daarvoor geen aanwijzingen bevat.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1
op 28 april 2021 in de gemeente Stein tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft bereid, bewerkt en verwerkt (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van
67 kilogram hennep en 20 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2
op 28 april 2021 in de gemeente Stein een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een Hege West Germany kaliber 7.65 mm Browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad;
feit 3
op 28 april 2021 in de gemeente Stein munitie van categorie III van de Wet Wapens
en Munitie, te weten 24 patronen van het kaliber 7.65 mm Browning en vier patronen van het kaliber .32 Auto en een patroonmagazijn en veertig patronen van het kaliber .22 long rifle en 17 hagelpatronen van het kaliber 16GA en 22 hagelpatronen van het kaliber 12GA voorhanden heeft gehad;
feit 4
op 28 april 2021 in de gemeente Stein, een voorwerp, te weten 8880,- euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel onmiddellijk afkomstig was uit eigen misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 4
eenvoudig witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek en met een proeftijd van 3 jaren. De ernst van de feiten, die voornamelijk is gelegen in de combinatie van het verwerken van verdovende middelen en het bezit van een schietklaar vuurwapen, maakt volgens de officier van justitie dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De proeftijd van 3 jaren dient ter voorkoming van recidive.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en eventueel een taakstraf. De omstandigheid dat de aangetroffen hennep natte hennep betrof, rechtvaardigt een lagere straf, nu het gewicht van de hennep bepalend is voor de strafmaat terwijl natte hennep een beduidend zwaarder gewicht heeft dan waar de oriëntatiepunten vanuit gaan. Bovendien dient ten gunste van de verdachte te worden meegewogen dat hij de bewezenverklaarde strafbare feiten niet op professionele wijze heeft gepleegd. Een taakstraf is moeilijk uitvoerbaar omdat de verdachte veel uren werkt voor zijn eigen bedrijf. Een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk deel dat langer is dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis is zeer belastend voor de verdachte omdat hij dan niet meer de zorg voor zijn inwonende dochter op zich kan nemen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het bereiden, bewerken en verwerken van een grote hoeveelheid hennep. Door een bijdrage te leveren aan de grootschalige productie van softdrugs, waarmee relatief snel veel geld verdiend kan worden, is de verdachte voorbijgegaan aan alle risico’s die hieraan verbonden zijn. De rechtbank doelt dan niet alleen op de gezondheidsrisico’s voor de individuele gebruikers, maar ook is algemeen bekend dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, met alle risico’s van dien.
De omstandigheid dat de verdachte eveneens wordt veroordeeld voor het witwassen van een aanzienlijk bedrag aan contant geld vormt een duidelijke aanwijzing dat hij veel heeft verdiend aan het bewerken van de hennep. Daarnaast heeft de verdachte een vuurwapen en een grote hoeveelheid munitie voorhanden gehad. Vuurwapens leveren in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Dat risico was in deze zaak zeker niet ondenkbaar nu de verdachte zich ook bezig hield met het op grote schaal verwerken van hennep. Het is algemeen bekend dat de financiële belangen in de drugshandel dusdanig groot zijn, dat ernstig geweld niet wordt geschuwd om deze belangen te verdedigen. De verdachte beweegt zich kennelijk in het lucratieve drugscircuit. Het is dan ook tegen die achtergrond dat de rechtbank het bezit van het gebruiksklaar vuurwapen met bijpassende munitie beziet. Vuurwapens zijn bedoeld om ernstig lichamelijk letsel of de dood te veroorzaken. Alleen al het tonen van een vuurwapen leidt tot grote angst van degenen die ermee geconfronteerd worden. Het bezit van een gebruiksklaar wapen en bijbehorende munitie is dan ook onaanvaardbaar en dient, zeker onder de zojuist geschetste omstandigheden, zwaar te worden bestraft.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de bewezenverklaarde strafbare feiten niet los van elkaar kunnen worden bezien. Bij het bepalen van een passende straf voor de verdachte, weegt de rechtbank de samenhang tussen de strafbare feiten mee. Gezien de ernst van deze feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en deze gebruikt als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De oriëntatiepunten gaan uit van een gevangenisstraf van 12 maanden voor het aanwezig hebben van 67 kilo hennep. De rechtbank houdt in het voordeel van de verdachte rekening met de omstandigheid dat een deel van de hennep natte hennep betrof. Natte hennep weegt immers meer per hoeveelheid dan droge hennep, terwijl het gewicht van de aangetroffen hennep bepalend is voor de strafmaat. Het bezit van een pistool en 107 patronen en witwassen worden volgens de oriëntatiepunten ook afzonderlijk bestraft met onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het volgende. De verdachte heeft waarschijnlijk veel geld verdiend met het verwerken van de hennep en hij is in de afgelopen vijf jaren eerder veroordeeld voor het bezit van een grote hoeveelheid hennep en het voorhanden hebben van wapens en munitie. De verdachte had dus beter moeten weten. Gelet op het voorgaande is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een gevangenisstraf dient te worden opgelegd waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van de voorlopige hechtenis overstijgt. De rechtbank zal ter voorkoming van recidive een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daaraan een proeftijd van drie jaren verbinden.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering na voorwaardelijke veroordeling

De vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 03.702616.14 heeft betrekking op een op 15 juni 2021 onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank d.d. 21 december 2018, waarbij aan de verdachte, voor zover relevant, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd voor de duur van één maand, met daaraan verbonden een proeftijd van 2 jaren vanwege het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep en het medeplegen van het voorhanden hebben van munitie, drie boksbeugels en een stroomstootwapen. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat deze vordering betrekking heeft op een veroordeling waarvan de proeftijd pas ná het plegen van de onderhavige feiten is ingegaan en heeft gehoord het standpunt van de officier van justitie en de verdediging, inhoudend dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in de vordering.
Hoewel een strafbaar feit begaan vóór het ingaan van de proeftijd onder omstandigheden tot tenuitvoerlegging aanleiding kán geven (HR 23 juni 1992, DD 1993,009), acht de rechtbank dergelijke omstandigheden niet aanwezig. De vordering zal dan ook worden afgewezen.

8.Het beslag

De officier van justitie heeft onttrekking aan het verkeer gevorderd van de in beslag genomen hennep, wapens en munitie. Ten aanzien van de overige in beslag genomen goederen hoeft geen beslissing meer te worden genomen nu dit beslag is afgehandeld.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen telefoon dient te worden teruggegeven aan de verdachte en heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de onttrekking aan het verkeer gelasten van de in beslag genomen hennep, wapens (met uitzondering van het dubbelloops jachtgeweer, waarvan naar de rechtbank begrijpt het bezit niet strafbaar is), munitie en de armatuur, de teruggave aan de verdachte gelasten van het geldbedrag van € 20,- en het dubbelloops jachtgeweer en de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de in beslag genomen telefoons en de jas. Nu de verdachte blijkens het door de officier van justitie overgelegde schikkingsvoorstel afstand heeft gedaan van het geldbedrag ad € 8.880,-, de motorfiets Honda en de bestelauto Chevrolet, zal de rechtbank hierover geen beslissing nemen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 47, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
De vordering na voorwaardelijke veroordeling
- wijst de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 03.702616.14 af;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 STK Wapen (G1411401 boksbeugel);
  • 1 STK Wapen (G1411441 vuurwapen;
  • 1 DS Munitie (G1411443);
  • 1 STK Wapen (G1411445 patroonhouder);
  • 17 STK Munitie (G1411439 hagelpatroon);
  • 23 STK Munitie (G1411440 hagelpatroon);
  • 48 STK Munitie (G1411452)
  • hennep (4.000 gram, goednummer PL2300-2021063405-1411697);
  • 20 hennepplanten (goednummer PL2300-202106340S-1411701);
  • armatuur (goednummer PL2300-2021063405-1411704);
  • hennep (65 kilogram, goednummer PL2300-2021063405-1411249);
  • henneptoppen (2 kilogram, goednummer PL2300-2021063405-1411593);
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
  • 1 STK Geweer (G1411442 dubbelloopsgeweer);
  • € 20,- (G1439745);
- gelast de bewaring van de volgende in beslag genomen voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende:
  • jas (goednummer PL2300-2021063405-1411427);
  • iPhone 7 zwart (goednummer PL2300-2021063405-1411606);
  • iPhone 8 zwart (goednummer PL2300-2021063405-1411607);
  • telefoon merk Samsung (goednummer PL2300-2021063405-1411608);
  • telefoon merk Oppo, zwart (goednummer PL2300-2021063405-1411711).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.L.M. van Venrooij, voorzitter, mr. A.P.A. Bisscheroux en
mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Hoelbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 april 2022.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 28 april 2021 in de gemeente Stein tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een
pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 67 kilogram
hennep, althans een grote hoeveelheid hennep en/of ongeveer 20 hennepplanten,
althans een aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
( art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet )
2
hij op of omstreeks 28 april 2021 in de gemeente Stein een wapen van categorie III,
onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een Hege West Germany kaliber
7.65
mm Browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver
en/of pistool voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij op of omstreeks 28 april 2021 in de gemeente Stein tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, munitie van categorie III van de Wet Wapens
en Munitie, te weten 24, althans meerdere patronen van het kaliber 7.65 mm
Browning en/of vier patronen van het kaliber .32 Auto en/of een patroonmagazijn
en/of veertig patronen van het kaliber .22 long rifle en/of 17 hagelpatronen van het
kaliber 16GA en/of 22 hagelpatronen van het kaliber 12GA voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
4
hij op of omstreeks 28 april 2021 in de gemeente Stein, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp, te
weten (ongeveer) 8880,- euro, althans een hoeveelheid geld, heeft verworven,
voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten
voornoemd geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig, althans
eigen misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Westelijke Mijnstreek, zaakregistratienummer PL2300-2021064428, gesloten d.d. 27 juli 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 318.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 april 2021, pagina’s 14 en 15.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 april 2021, pagina’s 15 en 16.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 april 2021, pagina 184, proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 april 2021, pagina 200, proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 april 2021, pagina 214, proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 april 2021, pagina 230 en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 april 2021, pagina 246.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 april 2021, pagina 16, in onderlinge samenhang bezien met het schriftelijk bescheid, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 28 april 2021, pagina 253.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juli 2021, proces-verbaalnummer PL2300-2021063405-94.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2021, pagina 45.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 april 2021, pagina 54.
9.Proces-verbaal d.d. 19 mei 2021, pagina’s 74 tot met 76.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2021, pagina 46.
11.Proces-verbaal d.d. 19 mei 2021, pagina’s 76 en 77.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 april 2021, pagina’s 26 en 27 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 april 2021, pagina 40.
13.Het schriftelijke bescheid, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 29 april 2021, pagina 263.
14.Pagina 1 van het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juli 2021, proces-verbaalnummer PL2300-2021063405-94, in onderlinge samenhang bezien met pagina’s 1 en 2 van het schriftelijk bescheid, zijnde een iRVi op naam van de verdachte.
15.Proces-verbaal van de terechtzitting van 6 april 2022.