ECLI:NL:RBLIM:2022:3056

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
03/132097-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling van een man met een verstandelijke beperking

Op 20 april 2022 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 14 oktober 2020 in Gennep, waarbij de verdachte samen met anderen een man met een verstandelijke beperking heeft mishandeld. Het slachtoffer, in de veronderstelling een afspraak te hebben met een 16-jarig meisje, werd gelokt door vrienden van het meisje die op zijn seksuele berichten reageerden. In plaats van het meisje, werd hij door de vrienden meegenomen naar een afgelegen plek waar hij werd geslagen en geschopt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet betrokken was bij de diefstal van de telefoon van het slachtoffer, maar wel schuldig was aan de poging tot zware mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 142 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte en de impact van de mishandeling op het slachtoffer, die cognitief en sociaal-emotioneel functioneert op het niveau van een kind. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van €346,95 aan schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/132097-21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres 1] ,
hierna: de verdachte.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S. Striekwold, advocaat kantoorhoudende te Doetinchem.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 april 2022. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 14 oktober 2020 in Gennep:
1:samen met anderen een telefoon heeft weggenomen met gebruikmaking van geweld tegen [slachtoffer] ;
2, primair:samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
2, subsidiair:samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden opgemaakt dat de verdachte enige handelingen met betrekking tot de telefoon van [slachtoffer] heeft verricht dan wel anderszins een betekenisvolle rol heeft gehad bij de diefstal van die telefoon.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2. primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met voorbedachte raad. De feiten en omstandigheden maken dat er gesproken kan worden van opzet gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. [slachtoffer] is de bosjes ingetrokken en daar meermalen tegen heel zijn lichaam, waaronder ook zijn hoofd, geslagen en geschopt. Ook is hij met een riem geslagen en met een mes gesneden. Dat [slachtoffer] daarbij geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, is niet aan de gedragingen van de verdachte en zijn mededaders te danken.
Ook dat is gehandeld met voorbedachte raad komt meer dan voldoende uit de bewijsmiddelen naar voren. Uit het berichtenverkeer op de telefoon van [naam 2] voorafgaand aan de dag van het incident komt naar voren dat zij - dat wil zeggen de vriendengroep rondom [naam 2] - een afspraak met [slachtoffer] wilden maken en dat [slachtoffer] klappen moest krijgen. Op de dag zelf was ook duidelijk wat ze met [slachtoffer] gingen doen. Het idee was [slachtoffer] “
een lesje te leren”. Ze hebben [slachtoffer] gelokt door seksueel getinte berichten naar hem te sturen. Er was een vooropgezet plan.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte samen met anderen gewelddadig is geweest tegen [slachtoffer] . Uit de verklaringen van [naam 3] , [naam 4] , [naam 10] en [naam 2] blijkt dat de verdachte het slachtoffer meermalen heeft geschopt en geslagen, waaronder tegen het hoofd. De verdachte zelf heeft bevestigd dat hij het slachtoffer heeft meegenomen naar de bosjes en hem daar heeft geslagen.
Mocht de rechtbank voor het onder 2. primair tenlastegelegde onvoldoende bewijs zien, dan komt de officier van justitie op grond van de bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat de verdachte handelingen heeft verricht met de telefoon van [slachtoffer] , of dat hij of zijn mededaders het oogmerk hadden om de telefoon van [slachtoffer] te stelen.
Met betrekking tot het onder 2. tenlastegelegde heeft de verdediging betoogd dat er inderdaad een plan is bedacht om [slachtoffer] te confronteren met zijn avances richting [naam 2] . Hierbij heeft de verdachte niet geschuwd deel te nemen aan het geweld dat jegens [slachtoffer] is gebruikt. Hij heeft een klap uitgedeeld waardoor [slachtoffer] ten val is gekomen. Voor wat betreft de poging om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging verzoekt de rechtbank de verdachte partieel vrij te spreken van het snijden met een mes en het slaan met een riem. De verdachte wist hier niets van.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak van het onder 1. tenlastegelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachte het onder 1. tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij hiervan zal worden vrijgesproken. Het proces-verbaal biedt geen enkel aanknopingspunt dat de verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de diefstal van de telefoon van [slachtoffer] .
Bewijs van het onder 2, primair tenlastegelegde
De rechtbank acht het onder 2 primair tenlastegelegde bewezen op grond van het navolgende.
Op 14 oktober 2020 omstreeks 19.43 uur is verbalisant [verbalisant 1] naar de [adres 2] in Gennep gegaan naar aanleiding van een melding van mishandeling. Hij heeft het slachtoffer en de latere aangever, genaamd [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) daar liggend op de grond aangetroffen met besmeurde en natte kleding aan. Op het vest van [slachtoffer] zaten rode, op bloed gelijkende verkleuringen, hij had aangezichtsletsel en er was bloed zichtbaar boven op zijn hoofd. In het begin was [slachtoffer] aanspreekbaar, maar op enig moment was enkel nog zijn ademhaling waarneembaar.
[slachtoffer] had in zijn rechterhand een mobiele telefoon die in een roze hoesje zat met de opdruk van een paard. Aan de binnenkant zaten drie pasjes op naam van [naam 3] . [2]
Op 15 oktober 2020 is [slachtoffer] in het bijzijn van een begeleidster gehoord. De begeleidster heeft toegelicht dat [slachtoffer] cognitief gezien een leeftijd van zeven tot twaalf jaar heeft en sociaal-emotioneel gezien een leeftijd van drie tot zeven jaar.
[slachtoffer] heeft op de vraag hoe hij aan de telefoon kwam die bij hem is gevonden, verklaard dat deze naast hem op de grond lag, nadat hij door jongens was geslagen en nadat deze waren weggerend. Die jongens hebben hem vastgepakt en meegenomen vanaf de [supermarkt 1] . Het waren vier of vijf jongens en die hebben hem geslagen. Ze hebben zijn telefoon afgepakt en meegenomen.
Hij was naar de [supermarkt 1] gegaan om een meisje te leren kennen. Dat meisje stond 20 meter verderop bij de [supermarkt 1] . Hij wilde met haar praten, maar dat is niet gebeurd want ze hebben zijn telefoon afgepakt en hij is meegenomen. Bij de [supermarkt 1] heeft hij eerst klappen gekregen, toen is hij vastgepakt en bedreigd met een mes. Over zijn letsel heeft [slachtoffer] verklaard dat alles gekneusd is, onder andere zijn duim, schouder en oogkas. [3]
Op 16 oktober 2020 is [slachtoffer] nog een keer gehoord. In aanvulling op hetgeen hij eerder heeft verklaard, heeft hij verklaard dat hij vanaf de [supermarkt 1] bij zijn armen is gepakt en door twee man is meegetrokken. Ze hebben ook zijn fiets kapotgemaakt. Aangekomen bij de bosjes is hij geslagen en geschopt toen hij op de grond lag. Ze hebben ook gedreigd met een mes. Hij zou een mes in zijn nek krijgen als hij aangifte deed. De jongens die hem hebben mishandeld, waren veertien tot zestien jaar oud.
Na de mishandeling zag hij weinig en viel hij af en toe weg. Hij heeft hulp gevraagd aan een mevrouw met een hond die voorbijkwam. [4]
[slachtoffer] is op 14 oktober 2020 op de spoedeisende eerste hulp onderzocht door een arts. Deze heeft bij [slachtoffer] uitwendig letsel waargenomen: bloed in de oren, verwondingen en zwellingen van het gezicht en een bloeduitstorting op de rechter schouder. Voorts heeft de arts licht traumatisch schedelhersenletsel (een hersenschudding) en meerdere kneuzingen vastgesteld. De arts heeft de duur van genezing geschat op zes weken. [5]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 15 oktober 2020 met [slachtoffer] en zijn begeleidster [naam 6] gesproken. Verbalisant zag dat het aangezicht rondom de ogen van [slachtoffer] rood gekleurd was. [slachtoffer] zei dat hij pijn aan zijn gezicht had en medicatie tegen de pijn innam. [naam 6] heeft verbalisant verteld dat ze die ochtend nieuw letsel hadden waargenomen bij [slachtoffer] : op zijn rug zat een snee dan wel kras. [6]
[getuige] heeft verklaard dat zij op 14 oktober 2020 rond 19.15 uur is gaan hardlopen. Halverwege de [adres 2] in Gennep hoorde zij hard gepraat en even later kwamen vier personen uit de bosjes gelopen die twintig tot vijfentwintig jaar oud waren en donker gekleed. Daarna hoorde [getuige] een stem om hulp vragen en zag zij dat [slachtoffer] uit de bosjes kwam gelopen en op de grond viel. [getuige] heeft gezien dat de ogen en neus van [slachtoffer] opgezwollen waren, dat er bloed aan zijn neus en in zijn neusgaten zat en dat er bloed aan het uiteinde van zijn mouwen zat. Er zijn twee momenten geweest waarop [slachtoffer] niet aanspreekbaar was. [7]
Uit het onderzoek zijn meerdere verdachten naar voren gekomen, die allen hebben verklaard bij het incident met [slachtoffer] op 14 oktober 2020 in Gennep aanwezig te zijn geweest.
[naam 2] - roepnaam [naam 2] - heeft verklaard over hetgeen is voorafgegaan aan het incident op 14 oktober 2020. Zij had vanaf 27 juli 2020 via Instagram contact met [slachtoffer] . Op een gegeven moment heeft zij aan haar toenmalige vriend, genaamd [naam 7] , verteld dat een “pedo” op haar reageerde. Vanaf 12 oktober 2020 hebben [naam 7] en daarna ook de verdachte via haar telefoon op [slachtoffer] gereageerd. Zij hebben de seksueel getinte berichten die [slachtoffer] aan haar had gestuurd gelezen en hem via haar Instagram naar de [supermarkt 1] in Gennep gelokt, door hem voor te houden dat zij met hem wilde neuken. De anderen wisten ervan omdat de berichten werden voorgelezen. Op die avond hebben ze [slachtoffer] bij de [supermarkt 1] ontmoet. Nadat de koptelefoon van het hoofd van [slachtoffer] is getrokken, is [slachtoffer] met hen meegelopen naar [naam 11] , een bosje. [naam 2] heeft gezien dat [slachtoffer] is geslagen en geschopt tegen zijn lichaam door de verdachte, [medeverdachte] ( [medeverdachte] ), [naam 4] en [naam 8] . [naam 3] zat op het hoofd van [slachtoffer] . Ze heeft later van [naam 8] gehoord dat hij [slachtoffer] gesneden heeft met een mes. [8]
[medeverdachte] - roepnaam [medeverdachte] - heeft verklaard dat hij op 14 oktober 2020 met vrienden bij de [naam 12] aan het
chillenwas en dat [naam 2] toen vertelde dat ze berichten van [slachtoffer] had ontvangen. [naam 3] wilde aanvankelijk dat [slachtoffer] naar de [naam 12] zou komen, maar [slachtoffer] liet weten dat hij bij de [supermarkt 1] was. Ze zijn toen naar de [supermarkt 1] gelopen. Daar heeft hij [slachtoffer] met de platte hand op zijn achterhoofd geslagen. Daarna trok [naam 3] [slachtoffer] aan zijn arm richting de [adres 2] in Gennep. Hier heeft [slachtoffer] klappen gekregen. [naam 3] is op het slachtoffer gedoken en heeft hem met vuisten op het gezicht geslagen. Heel de broek van [naam 3] zat onder het bloed en hij bleef maar door slaan.
Op enig moment kreeg [medeverdachte] van iemand de telefoon van [slachtoffer] in de handen gedrukt. Hij heeft deze op de grond gelegd, waarop [naam 3] de telefoon heeft gepakt, door midden gebroken en in een put gegooid. [9]
[naam 5] heeft verklaard dat zijn vrienden hem kennen onder de naam [naam 8] . Hij zat op 14 oktober 2020 met een groep bij de [naam 12] , welke groep bestond uit in ieder geval [naam 3] , [naam 4] , [naam 2] , [naam 10] de Vries, [medeverdachte] en [verdachte] . Hij heeft gehoord dat [naam 3] met [slachtoffer] bij de supermarkt, genaamd [supermarkt 1] had afgesproken en hoorde hem zeggen “kom, we gaan naar de [supermarkt 1] en we gaan [slachtoffer] pakken” en daarna “we gaan niet op zijn hoofd slaan”. Ze zijn toen met de groep naar de [supermarkt 1] gelopen en aldaar pakte [naam 3] [slachtoffer] bij de arm en zei dat hij moest meekomen. Toen [naam 3] met [slachtoffer] wegliep, liepen ze er achteraan.
Bij de bosjes heeft [naam 5] gezien dat [slachtoffer] op de grond lag en dat de groep jongens om hem heen stond en op hem aan het trappen was. [naam 3] schopte tegen het hoofd van [slachtoffer] . [naam 5] heeft zelf tegen het bovenbeen van [slachtoffer] geschopt. [10]
[naam 4] - roepnaam [naam 4] - heeft over het incident op 14 oktober 2020, in het bijzonder over degenen die [slachtoffer] hebben geschopt en geslagen, het volgende verklaard.
Bij de supermarkt, genaamd [supermarkt 1] is [slachtoffer] op de achter- of zijkant van zijn hoofd geslagen door [medeverdachte] . Onderweg naar de bosjes wist [naam 4] dat ze van plan waren om [slachtoffer] te mishandelen. Hij heeft gehoord dat is afgesproken om [slachtoffer] niet tegen het hoofd te trappen. Bij de bosjes heeft hij gezien dat de verdachte [slachtoffer] als eerste sloeg. De verdachte heeft [slachtoffer] daarna geslagen en geschopt in zijn gezicht. Ook [naam 3] heeft [slachtoffer] tijdens het slaan en schoppen geraakt in zijn gezicht. Tot slot heeft [naam 4] gezien dat iemand een vouwmesje bij zich had, zoals ook bij de kapper gebruikt wordt om te scheren. [slachtoffer] is hiermee in zijn rechter zij gesneden. [11]
[naam 10] - roepnaam [naam 10] - heeft verklaard dat zij op 14 oktober 2020 met [slachtoffer] naar de [adres 2] in Gennep zijn gelopen en dat [slachtoffer] daar in elkaar is geslagen. Daar aangekomen sloeg de verdachte [slachtoffer] als eerste met zijn vuist in het gezicht, waardoor [slachtoffer] op de grond viel. Toen is [slachtoffer] de struiken ingetrokken. [slachtoffer] is geslagen en geschopt door [medeverdachte] , [naam 8] , [naam 4] en door de verdachte. Onderweg, dus vanaf de [supermarkt 1] naar de plek waar [slachtoffer] in elkaar is geslagen, hebben ze afgesproken dat ze niet tegen het hoofd zouden trappen. [12] In een tweede verhoor heeft [naam 10] aangevuld dat [naam 4] hem op diezelfde avond op de parkeerplaats bij de [supermarkt 2] heeft verteld dat hij [slachtoffer] met een riem had geslagen. [naam 8] heeft hem verteld dat hij met een scheermesje op de rug van [slachtoffer] heeft gesneden. [13]
De verdachte zelf heeft ter terechtzitting verklaard dat ze [slachtoffer] hebben gelokt met berichten en dat ze hem een lesje wilden leren. Het meeste dachten ze aan praten en slaan. Dat idee kwam uit de hele groep. Bij de [supermarkt 1] heeft iedereen hem wel een keertje vastgepakt en toen zijn ze naar de bosjes gelopen. Daar heeft [slachtoffer] zijn fiets neergezet en heeft de verdachte hem de eerste klap gegeven. [slachtoffer] is naar de grond gegaan en toen zijn de anderen op hem gedoken. [14]
Bewijsoverweging
De verdachte heeft de eerste klap uitgedeeld en vervolgens is door verschillende verdachten getrapt en geslagen, ook tegen het hoofd van [slachtoffer] . Dat de verdachte niet degene is geweest die met een mes heeft gesneden en met een riem heeft geslagen, maakt niet dat hij op deze onderdelen zal worden vrijgesproken. Er is immers sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, die maakt dat niet elk specifiek onderdeel door de verdachte zelf hoeft te zijn uitgevoerd.
Het schoppen tegen het hoofd kan naar algemene ervaringsregels tot zwaar lichamelijk letsel leiden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat de verdachte
2. primair
op 14 oktober 2020 te Gennep tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen en (vervolgens) heeft vastgepakt en meegetrokken en (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) (meermalen) (met gebalde vuist) (met kracht) tegen het hoofd en/of gezicht en (boven)lichaam heeft geslagen en/of gestompt en (meermalen) (met geschoeide voet)
(met kracht) tegen het hoofd en/of gezicht en (boven)lichaam heeft
geschopt/getrapt en met een mes in het bovenlichaam heeft gesneden en met een riem heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Feit 2. primair
medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van het bestaan van feiten of omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 112 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de voorwaarden als geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de positieve lijn die de verdachte heeft ingezet, niet mag worden doorkruist door oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de periode die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De verdachte is bereid zich te houden aan alle voorwaarden die aan een voorwaardelijk deel van de straf zullen worden verbonden. De verdachte is in staat om een taakstraf uit te voeren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft samen met zijn vrienden de jacht op een (vermeende) pedo geopend. Zij hebben namens een vriendin seksueel getinte berichten aan [slachtoffer] gestuurd en hem daarmee naar een plek gelokt waar zij hem flink hebben toegetakeld. De rechtbank rekent de verdachte deze vorm van eigenrichting extra zwaar aan, omdat [slachtoffer] een man is die door een handicap cognitief en sociaal-emotioneel functioneert op het niveau van een kind.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen, dat hij inziet dat hij fout is geweest en dat hij er spijt van heeft. Hij is sindsdien niet meer in aanraking geweest met politie en justitie. In het reclasseringsrapport van 30 maart 2022 wordt bovendien beschreven dat de verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. In het kader van het reclasseringstoezicht tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis verblijft de verdachte in een Beschermd Wonen traject van MET GGZ en staat hij onder ambulante behandeling bij De Rooyse Wissel in verband met een ongespecificeerde disruptieve impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Hij werkt sinds twee jaar via een uitzendbureau als stratenmaker. De reclassering adviseert de verdachte een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en begeleid wonen op te leggen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de positieve ontwikkeling van de verdachte niet mag worden doorkruist door een veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal dan ook worden beperkt tot het aantal dagen dat de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank zal een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met daaraan gekoppeld de voorwaarden als door de reclassering voorgesteld.
Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf opleggen. Deze taakstraf zal meer uren omvatten dan het aantal dat door de officier van justitie werd gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank doet de taakstraf zoals door de officier van justitie gevorderd onvoldoende recht aan de ernst van hetgeen ten laste van de verdachte wordt bewezen verklaard.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 142 dagen voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren. Aan het voorwaardelijk deel zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering voorgesteld. Daarnaast zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 100 uren.
Gezien de aan de verdachte op te leggen straffen moet het bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde [slachtoffer] heeft zich door het indienen van een vordering tot de veroordeling van de verdachte tot betaling van een schadevergoeding van in totaal € 623,45 partij gesteld in het strafgeding. De vordering heeft betrekking op materiële schade ten bedrage van € 328,45, bestaande uit de posten “mobiel” van € 159,00, “nieuwe pinpas” van
€ 15,00, “nieuwe ID” van € 60,00, “pasfoto’s” van € 15,00, “nieuwe OV-pas” van € 27,50, “koptelefoon” van € 11,95 en “kleding” van € 40,00. De vordering heeft betrekking op immateriële schade tot een bedrag van € 295,00. [slachtoffer] vordert bovendien de wettelijke rente en vraagt om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 464,45. Nu het wegnemen van de telefoon niet aan de verdachte kan worden verweten, dienen de kosten voor een nieuwe telefoon op de vordering in mindering te worden gebracht.
De officier van justitie vordert oplegging aan de verdachte van de schadevergoedingsmaatregel voor het door de rechtbank aan [slachtoffer] toe te wijzen bedrag. De officier van justitie heeft erop gewezen dat het gaat om schade ten gevolge van onrechtmatige daden, zodat de verplichting tot de vergoeding daarvan hoofdelijk is: de verdachte is samen met de andere daders aansprakelijk voor alle door [slachtoffer] ten gevolge daarvan geleden schade.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij moet worden gecompenseerd in zijn schade. De verdachte is bereid deze te vergoeden, met uitzondering van de kosten voor de nieuwe telefoon.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de materiële schade is de rechtbank van oordeel dat de posten “koptelefoon” en “kleding”, voldoende zijn onderbouwd. Deze kosten zijn aan te merken als materiële schade en kunnen worden toegewezen.
De schade van [slachtoffer] wegens “nieuwe pinpas”, “nieuwe ID”, “pasfoto’s” en “nieuwe OV-pas” zijn onvoldoende onderbouwd. Het dossier biedt geen aanknopingspunten waaruit de rechtbank kan afleiden dat de benadeelde partij tijdens het incident deze pasjes zou zijn verloren of dat deze pasjes daardoor onbruikbaar zijn geworden. In de vordering tot vergoeding van de schade van [slachtoffer] worden deze schadeposten niet verder toegelicht. De rechtbank zal [slachtoffer] in zijn vordering ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk verklaren, zodat met deze vordering slechts de weg naar de civiele rechter voor hem open staat.
Omdat de verdachte van de onder feit 1 ten laste gelegde diefstal van de telefoon is vrijgesproken, zal de rechtbank de post “mobiel” afwijzen.
Daarnaast vordert [slachtoffer] een bedrag van € 295,00 aan immateriële schade. Gelet op de brief die de benadeelde partij heeft geschreven, neemt de rechtbank aan dat deze schade bestaat uit de pijn, het letsel en de angst van [slachtoffer] .
De rechtbank neemt zonder meer aan dat de gebeurtenis een grote impact op [slachtoffer] heeft gehad. De gevorderde vergoeding is
zonder meertoewijsbaar.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 346,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2020 tot aan de dag van algehele voldoening. Over het toegewezen bedrag zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De veroordeling is hoofdelijk. Derhalve zal aan de betalingsverplichting zijn voldaan zodra hetzij de verdachte hetzij medeverdachte het bedrag heeft betaald.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1. tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 2. primair tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van hetgeen aan hem onder 2. meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte voor de duur van
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a.
Meldplicht bij de reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij GGZ Reclassering Limburg Vincent van Gogh, Laurentiusplein 10, 6043 CS te Roermond tussen 13:00 en 15:00 uur (telefoonnummer 0475-319747 optie 2). Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door de Rooyse Wissel Ambulant Behandelen of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in beschermd wonen van MET ggz of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van € 346,95, bestaande uit € 51,95 aan materiële schade en
€ 295,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 14 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien en voor zover (een van) de mededader(s) aan de verplichting tot de vergoeding van de schade aan [slachtoffer] heeft/hebben voldaan, in zoverre deze verplichting van de verdachte tot betaling aan [slachtoffer] vervalt;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten, daaronder de kosten voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis mede te begrijpen, aan de zijde van [slachtoffer] tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart [slachtoffer] in de vordering tot materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk voor de posten “nieuwe pinpas”, “nieuwe ID”, “pasfoto’s” en “nieuwe OV-pas”;
  • wijst de vordering tot materiële schadevergoeding af voor de post “mobiel”;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] van € 346,95, bestaande uit € 51,95 aan materiële schade en € 295,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 14 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op 6 dagen;
  • bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of de mededader(s) aan de verplichtingen tot vergoeding van de schade aan [slachtoffer] hebben voldaan, in zoverre deze verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat vervalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. Witteman, voorzitters, mr. F.M. van Maanen Winters en mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 april 2022.
Buiten staat
Mr. Van Maanen Winters is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 14 oktober 2020 te Gennep tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, een telefoon (Huawei, type P smart 2019), in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld daaruit bestond dat verdachte en/of zijn
mededader(s) die [slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens)
heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) heeft/hebben meegetrokken en/of
(vervolgens) heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] op de grond
lag) (meermalen) (met gebalde vuist) (met kracht) tegen het hoofd en/of gezicht
en/of (boven)lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt en/of (meermalen) (met
geschoeide voet) (met kracht) tegen het hoofd en/of gezicht en/of (boven)lichaam
heeft/hebben geschopt/getrapt en/of met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in het bovenlichaam heeft/hebben gesneden en/of met een riem
heeft/hebben geslagen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 14 oktober 2020 te Gennep tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen en/of
(vervolgens) heeft vastgepakt en/of (vervolgens) heeft meegetrokken en/of
(vervolgens) heeft geduwd en/of (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag)
(meermalen) (met gebalde vuist) (met kracht) tegen het hoofd en/of gezicht en/of
(boven)lichaam heeft geslagen/gestompt en/of (meermalen) (met geschoeide voet)
(met kracht) tegen het hoofd en/of gezicht en/of (boven)lichaam heeft
geschopt/getrapt en/of met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in
het bovenlichaam heeft gesneden en/of met een riem heeft geslagen, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid
1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 oktober 2020 te Gennep openlijk, te weten op/bij de
[adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het
publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een
persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld daaruit bestond dat verdachte en/of zijn
mededader(s) die [slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens)
heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) heeft/hebben meegetrokken en/of
(vervolgens) heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] op de grond
lag) (meermalen) (met gebalde vuist) (met kracht) tegen het hoofd en/of gezicht
en/of (boven)lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt en/of (meermalen) (met
geschoeide voet) (met kracht) tegen het hoofd en/of gezicht en/of (boven)lichaam
heeft/hebben geschopt/getrapt en/of met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in het bovenlichaam heeft/hebben gesneden en/of met een riem
heeft/hebben geslagen;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer 115, gesloten d.d. 27 juni 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 689.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 oktober 2020, pag. 464 tot en met 466.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 oktober 2020, pag. 429 en 430.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 16 oktober 2020, pag. 435 tot en met 440.
5.Medische informatie GGD Limburg-Noord d.d. 18 mei 2021, pag. 446.
6.Proces-verbaal van bevindingen d..d. 21 oktober 2020, pag. 441
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 15 oktober 2020, pag. 489 tot en met 491.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] d.d. 15 mei 2021, pag. 363 tot en met 367.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 18 mei 2021, pag. 272 tot en met 276.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] d.d. 19 mei 2021, pag. 183 tot en met 188.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] d.d. 19 mei 2020, pag. 230 tot en met 235.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 10] d.d. 18 mei 2020, pag. 142 tot en met 145.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 10] d.d. 16 juni 2020, pag. 147 tot en met 153.
14.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 6 april 2020.