Op 19 april 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige. De verdachte, geboren in Syrië in 1997, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.J.H.M. de Crom. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 april 2022, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie beschouwde de beschuldigingen als bewezen, ondersteund door verklaringen van het slachtoffer en forensisch bewijs. De verdachte heeft bekend dat hij seksuele handelingen heeft verricht met het slachtoffer, dat op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was.
De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde feit bewezen was, namelijk het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. De rechtbank vond het noodzakelijk om een straf op te leggen die zowel de ernst van het feit als de preventieve werking ervan benadrukte.
Daarnaast werd er een vordering van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door de wettelijk vertegenwoordigster van het slachtoffer, behandeld. De rechtbank kende een schadevergoeding van € 2.500,00 toe voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente, en verklaarde de benadeelde partij voor het meergevorderde niet-ontvankelijk. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, zodat de benadeelde partij de schadevergoeding via de Staat kan ontvangen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde.