Op 19 april 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 april 2022, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van ontucht met een slachtoffer dat op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer.
De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zorgvuldig gewogen. Het slachtoffer had verklaard dat de verdachte betrokken was bij de ontuchtige handelingen die plaatsvonden in de nacht van 29 op 30 maart 2019. De officier van justitie vond de verklaring van het slachtoffer voldoende onderbouwd door getuigenissen en bewijs uit het dossier. De verdediging daarentegen stelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen, en dat de verklaring van het slachtoffer niet ondersteund werd door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaring van het slachtoffer was niet voldoende ondersteund door ander bewijs, en de rechtbank oordeelde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de tenlastelegging. De rechtbank erkende dat dit voor het slachtoffer en haar familie moeilijk te begrijpen kon zijn, maar benadrukte het belang van wettig bewijs in zedenzaken.
Daarnaast werd de benadeelde partij, vertegenwoordigd door de wettelijk vertegenwoordigster van het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte vrijgesproken werd van het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil vastgesteld.