ECLI:NL:RBLIM:2022:3042

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
03/153837-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenzaak wegens onvoldoende wettig bewijs van ontucht met minderjarige

Op 19 april 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 april 2022, waarbij de verdachte en zijn advocaat, mr. F.F. Driessen, aanwezig waren. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van ontucht met een slachtoffer dat op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de bewijsstukken zorgvuldig beoordeeld. De officier van justitie meende dat de verklaring van het slachtoffer voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, zoals getuigenverklaringen en het telefoonnummer van de verdachte. De verdediging daarentegen betoogde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen, en dat de verklaring van het slachtoffer niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaring van het slachtoffer was niet voldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen, en de rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte de ontucht had gepleegd. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/153837-21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2000,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.F. Driessen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 april 2022. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die op dat moment de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. Primair is ten laste gelegd dat de ontucht mede bestond uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde bewezen. Het slachtoffer [slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte één van de mannen is geweest die in de nacht van 29 op 30 maart 2019 ontucht met haar heeft gepleegd, waarbij sprake was van het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] . De verklaring van [slachtoffer] vindt op verschillende onderdelen steun in het politiedossier. Zo blijkt het telefoonnummer van een van de mannen die [slachtoffer] beschrijft, toe te behoren aan de verdachte, en beschrijven getuigen dat de verdachte die avond in de woning bij [slachtoffer] was, terwijl de verdachte dit zelf ontkent. Ook heeft de verdachte na die nacht nog telefonisch contact gezocht met [slachtoffer] , hetgeen de juistheid van de verklaring van [slachtoffer] ondersteunt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , zodat de verdachte vrijgesproken moet worden. De verdachte ontkent ontucht met haar gepleegd te hebben.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verklaring van [slachtoffer] is het enige bewijsmiddel en hieruit volgt enkel dat zij seks heeft gehad met ene ‘ [naam] ’ en dit is niet de verdachte.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] . De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is dat de verdachte ontucht met haar heeft gepleegd, zodat de verdachte vrijgesproken moet worden. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit voor [slachtoffer] en haar familie misschien moeilijk te begrijpen is en zal daarom toelichten waarom de verdachte voor dit feit wordt vrijgesproken.
Het juridisch kader
Deze zaak betreft een zogenoemde zedenzaak. Zedenzaken zijn bewijstechnisch vaak lastige zaken. Dit komt omdat er bij dit soort zaken vaak maar twee personen aanwezig zijn als er seksuele handelingen verricht worden, namelijk degene die zich als slachtoffer ziet en degene die als de dader wordt gezien. Veelal is het dan ook nog zo dat de (belastende) verklaring van het slachtoffer lijnrecht staat tegenover de (ontkennende) verklaring van de verdachte. Getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. Ook in deze zaak is dit op de keper beschouwd het geval.
In de wet is bepaald dat het bewijs dat de verdachte een feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van één bewijsmiddel, zoals de verklaring van het slachtoffer/de aangever. Ook als die verklaring betrouwbaar wordt geacht, is die enkele verklaring onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De verklaring moet in ieder geval ondersteund worden door één bewijsmiddel uit een andere bron. Het ondersteunend bewijsmateriaal mag niet in een te ver verwijderd verband staan met de verklaring van het slachtoffer en dit bewijsmateriaal moet bovendien uit een andere bron stammen.
De beoordeling van de rechtbank
[slachtoffer] heeft verklaard dat meerdere mannen ontucht met haar hebben gepleegd toen zij in de nacht van 29 op 30 maart 2019 in de woning van [medeverdachte 1] verbleef. Een van die mannen zou ‘ [naam] ’ zijn geweest. [slachtoffer] heeft voldoende helder en consistent verklaard over wat er zich die nacht in de woning van [medeverdachte 1] heeft afgespeeld. In zoverre kan haar verklaring dan ook als uitgangspunt genomen worden.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of deze verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat dit niet is gebleken.
Zo kan de verklaring van de moeder van [slachtoffer] niet als steunbewijs dienen, omdat zij alleen verklaart wat zij van [slachtoffer] heeft gehoord. Ook het feit dat getuigen verklaren dat [slachtoffer] die nacht niet op haar gemak was in de woning van [medeverdachte 1] en dat in de onderbroek die [slachtoffer] die nacht aan had, sperma is aangetroffen van medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , en een onbekende man (in het dossier aangeduid als ‘onbekende man A’) alsmede ander DNA-materiaal van één onbekend persoon (in elk geval niet van verdachte), vormt geen steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] dat de verdachte één van de personen is geweest die ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] .
Uit het dossier blijkt wel dat het telefoonnummer van deze ‘ [naam] ’, het telefoonnummer van de verdachte betreft en dat vermoedelijk de verdachte na de betreffende nacht een appje heeft gestuurd naar [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden onvoldoende zijn om steun te bieden aan de aangifte van [slachtoffer] , in die zin dat hieruit niet afgeleid kan worden dat de verdachte de betreffende nacht ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] .
Dit betekent dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om verdachte te veroordelen voor ontucht, zodat de verdachte voor zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.

4.De vordering van de benadeelde partij

Gelet op de omstandigheid dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen, zodat zij
niet-ontvankelijk verklaard zal worden.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde;
De vordering van de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [wettelijk vertegenwoordigster] van [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij [wettelijk vertegenwoordigster] van [slachtoffer] in de kosten, door de verdediging ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E.M. Hendriks, voorzitter, mr. M.M. Beije en mr. R.J.M.G. Rulkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2022.
Buiten staat
mr. L.E.M. Hendriks en mr. R.J.M.G. Rulkens zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 29 maart 2019 tot en met 30 maart 2019 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 1] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] ;
( art 245 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 29 maart 2019 tot en met 30 maart 2019 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 1] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- ( tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of doende zijn die [slachtoffer] te (tong)zoenen en/of
- aanraken en/of betasten en/of strelen van en/of wrijven over/tussen een/de be(e)n(en) en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of
- vastpakken en/of betasten en/of strelen van en/of wrijven over en/of knijpen in de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- uittrekken en/of naar beneden en/of omhoog doen van de kleding en/of de onderkleding van die [slachtoffer] en/of
- op die [slachtoffer] gaan en/of blijven liggen;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )