6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zijn echtgenote in hun gezamenlijke woning op een gruwelijke wijze om het leven gebracht door haar te verwurgen, toen zij nietsvermoedend televisie zat te kijken. Hierdoor heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan doodslag, een van de meest ernstige misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht. Gelet op de afdrukken aan de achterzijde van de bank heeft de verdachte forse kracht moeten uitoefenen op het lichaam van [slachtoffer 1] . Het moeten voor haar helse laatste minuten zijn geweest. Met deze wetenschap moeten ook de nabestaanden leven. De verdachte heeft door zijn handelen immens leed toegebracht aan de familie van [slachtoffer 1] . Dit blijkt onder meer uit de ter terechtzitting van 4 april 2022 voorgedragen slachtofferverklaring van het nichtje van [slachtoffer 1] , [naam nicht] . Zij, haar broer en haar ouders moeten verder zonder hun geliefde (schoon)zus en tante. Het feit dat de verdachte hiervoor verantwoordelijk is, is voor hen onverteerbaar.
De verdachte heeft zich bovendien niet tot deze huiveringwekkende daad beperkt. Toen hij het leven van zijn echtgenote had ontnomen, is hij naar de garage gegaan waar hij ook hun hondje om het leven heeft gebracht, door hem aan zijn riem op te hangen. Deze onbegrijpelijke, ijzingwekkende feiten gaan ieder voorstellingsvermogen te boven. De verdachte, noch de deskundigen, kunnen hiervoor een verklaring geven.
Recidiverisico
Blijkens het strafblad van de verdachte is hij in 1998 veroordeeld voor de moord op zijn toenmalige echtgenote, [slachtoffer 2] . Het gerechtshof heeft toen aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren opgelegd. De deskundigen oordeelden toen dat een psychische behandeling niet noodzakelijk was, aangezien het recidiverisico als uiterst gering werd ingeschat.
De deskundigen hebben in onderhavige zaak over het recidiverisico - zakelijk weergegeven - het volgende opgemerkt.
Het recidiverisico wordt ingeschat als matig op de middellange tot lange termijn binnen een partnerrelatie. De verdachte wijkt af van de norm, wat betreft leeftijd, maar vooral ook wegens het voor een tweede maal doden van een partner, een delict dat statistisch gezien doorgaans een laag recidiverisico kent. De vastgestelde persoonlijkheidsproblematiek is hardnekkig. Qua klinische factoren is hij rigide in zijn denken en is er een gebrekkig probleembesef en -inzicht. Zijn oplopende leeftijd zal in algemene zin een mitigerend effect hebben op het recidiverisico, maar anderzijds heeft zijn leeftijd hem er niet van weerhouden, wederom een vrijwel identiek levensdelict jegens zijn levenspartner te plegen. Het recidivegevaar zal zich alleen manifesteren binnen een relatie, iets waarvan hij nu aangeeft deze nooit meer te zullen aangaan. De verdachte is echter vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek sterk gericht op het hebben van een relatie. Hij heeft een partner nodig om zijn ideale zelfbeeld op te bouwen, aan te tonen en in stand te houden.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet uitsluit dat hij, indien hij vrijkomt, weer een relatie zal aangaan en dat hij, in de periode voorafgaand aan het delict, niet inzag dat de geschiedenis zich aan het herhalen was.
De deskundigen hebben ter terechtzitting verklaard dat het van belang is dat ook tijdens de klinische behandeling oog is voor relatievorming.
Ondanks dat het recidiverisico door de deskundigen als matig wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat het recidiverisico wel degelijk hoog is indien de verdachte opnieuw een relatie aangaat. Als de verdachte weer in een soortgelijke situatie komt, zoals de situatie waarin hij verkeerde kort voor het thans bewezenverklaarde feit, en hij daardoor gefrustreerd en gestrest raakt en hij bovendien niet inziet dat de situatie zich aan het herhalen is, schat de rechtbank het recidiverisico in als hoog.
Straf
De rechtbank heeft gekeken naar de straffen die doorgaans in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Door het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch worden voor doodslag in de regel gevangenisstraffen opgelegd van 8 tot 12 jaren. Uitgaande van die bandbreedte zal de rechtbank hierna bespreken met welke feiten en omstandigheden zij in deze zaak in het bijzonder rekening zal houden bij de bepaling van de op te leggen straf.
De verdachte heeft een tweede leven gekregen en een tweede leven genomen. Op 49-jarige leeftijd heeft de verdachte zijn eerste echtgenote gewurgd met een stropdas. Op 73-jarige leeftijd heeft de verdachte zijn tweede echtgenote gewurgd met een lap quiltstof. Het eerste delict was een moord, omdat hij toen een duidelijk vooropgezet plan had. Het tweede delict is een doodslag, omdat hij nu heeft gehandeld in een opwelling. De problemen die hebben geleid tot beide delicten waren echter dezelfde en volgens de psycholoog zijn beide delicten ook gedragsdeskundig identiek.
Dat de verdachte voor de tweede maal is gekomen tot een levensdelict weegt voor de rechtbank zeer zwaar mee. Op doodslag staat maximaal vijftien jaar gevangenisstraf. Onder deze omstandigheden vindt de rechtbank een straf in de buurt van dit maximum gepast.
De oorzaak van dit alles is, volgens de verdachte, te vinden in de schulden waar hij mee kampte en waar hij zijn vrouw niet mee lastig wilde vallen. Hij wilde haar, zo gezegd, alles geven, ook al hadden ze daar de financiële middelen niet voor. De rechtbank is echter van mening dat uit het dossier ook duidelijk naar voren komt dat de verdachte zelf op een te grote voet leefde en dat hij aanzien en materiële zaken erg belangrijk vond. Om dit te bewerkstelligen leefde hij ver boven zijn stand. Deze problemen, die in zijn hoofd steeds groter werden, besprak hij niet met [slachtoffer 1] . Hij heeft haar daarmee de kans ontnomen om mee te denken over oplossingen. De gedragsdeskundigen rapporteren ook dat de verdachte weinig zelfinzicht en probleembesef heeft. Hij zoekt de oorzaken buiten zichzelf en vindt dat alles hem overkomt. Een relatief kleine trigger was voor de verdachte voldoende om te komen tot deze vreselijke daad. De gedragsdeskundigen constateren dat de verdachte geen inzicht heeft in dit mechanisme, dat zich nu twee keer heeft voltrokken met desastreuze gevolgen.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij spijt heeft betuigd tegenover de familie van zijn echtgenote, alle medewerking heeft verleend aan het onderzoek en zichzelf heeft gemeld bij de politie. Tevens houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van het delict.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren met aftrek van het voorarrest.
TBS-maatregel
Indien een verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht, kan de rechtbank, naast een gevangenisstraf, ook de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen. Deze maatregel kent twee vormen: een TBS met voorwaarden en een TBS met bevel tot verpleging van overheidswege (dwangverpleging).
Aan de wettelijke eisen voor het opleggen van de maatregel van TBS is voldaan. Het onder 1 bewezenverklaarde betreft een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht, hierna Sr, (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld). Tijdens het begaan van dit strafbare feit was er bij de verdachte sprake van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, dwangmatige (obsessief-compulsieve) en passief-agressieve kenmerken. Naar het oordeel van de rechtbank eist de algemene veiligheid van personen het opleggen van de TBS-maatregel.
Bij de afweging in welke vorm een maatregel van terbeschikkingstelling moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich gebaseerd op het rapport van psychiater Dinjens en psycholoog Van Helvoirt.
Uit het rapport van deze deskundigen leidt de rechtbank het volgende af.
De verdachte is nooit eerder behandeld, maar is hiertoe wel gemotiveerd. Een langer durende klinische behandeling, gevolgd door een eveneens langer durend toezicht, wordt noodzakelijk geacht om de hardnekkige persoonlijkheidsproblematiek te kunnen bewerken.
Een voorwaardelijk kader wordt door de deskundigen als voldoende beschermend en haalbaar ingeschat. Echter, indien de strafmaat oplegging van een TBS met voorwaarden niet toelaat, dan resteert alleen de TBS-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte hoe dan ook niet onbehandeld terug kan keren in de maatschappij. Deze behandeling, in een TBS-kader, is noodzakelijk om het recidiverisico in te perken en de veiligheid van personen te waarborgen. De deskundigen hebben ook andere mogelijkheden van behandeling bekeken, maar oordeelden dat een TBS-kader meer garantie biedt dat de behandeling daadwerkelijk zal plaatsvinden.
Gelet op het bepaalde in artikel 38, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht kan aan een verdachte slechts een TBS met voorwaarden worden opgelegd als de gevangenisstraf wordt opgelegd van niet meer dan vijf jaren. De rechtbank heeft hiervoor reeds overwogen waarom zij een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren passend en geboden vindt. Daarom zal de rechtbank naast deze straf, de maatregel opleggen van TBS met bevel tot verpleging van overheidswege. Dat de verdachte inmiddels 74 jaar oud is werpt voor de rechtbank geen ander licht op voornoemde afweging. Er kan immers niet vooruitgelopen worden op hoe oud de verdachte zal worden en hoe fit hij zal zijn gedurende het ouderdomsproces. Deze vaststelling tezamen met het feit dat de verdachte, inmiddels op hogere leeftijd, zijn tweede levensdelict heeft gepleegd en het feit dat het recidiverisico hoog is, sterken de rechtbank in voornoemd oordeel om naast een langdurige gevangenisstraf TBS met dwangverpleging op te leggen.
Maatregel 38z Sr
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging gegeven om, naast de gevangenisstraf en de TBS-maatregel, ambtshalve tevens de maatregel ex artikel 38z Sr op te leggen
Ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen kan de rechter een verdachte een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking opleggen, indien de verdachte ter beschikking wordt gesteld en/of een gevangenisstraf wordt opgelegd van vier jaren of meer.
De rechtbank overweegt dat aan de verdachte reeds een langdurige gevangenisstraf wordt opgelegd, waarna de verdachte zal worden behandeld in het kader van een TBS-maatregel met dwangverpleging. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze gevangenisstraf en maatregel afdoende zijn om het recidiverisico te beteugelen. Zij ziet, mede gelet op de leeftijd van de verdachte, geen meerwaarde in de oplegging van een maatregel ex artikel
38z Sr.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.