ECLI:NL:RBLIM:2022:2909

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
9563644 CV 21-5971
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van geleverde energie met betwisting van overeenkomst door gedaagde

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INNOVA ENERGIE B.V. betaling van een bedrag van € 999,07 van de gedaagde partij, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor de levering van elektriciteit en gas, die volgens eisende partij is gesloten via een tussenpersoon. De overeenkomst is beëindigd wegens wanbetaling. Gedaagde betwist echter de totstandkoming van de overeenkomst en stelt dat zij nooit van het bedrijf heeft gehoord en dat zij een andere energieleverancier heeft. De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat eisende partij voldoende bewijs heeft geleverd dat er een overeenkomst is gesloten. Gedaagde heeft geen bewijs kunnen leveren voor haar verweer en haar stellingen zijn als ontoereikend verworpen. De kantonrechter heeft de vordering van eisende partij toegewezen en gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9563644 \ CV EXPL 21-5971
Vonnis van de kantonrechter van 13 april 2022
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INNOVA ENERGIE B.V.,
gevestigd te Delft,
eisende partij,
gemachtigde B.E.J. Caminada,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 999,07, vermeerderd met de wettelijke rente over € 840,11 en de proceskosten.
2.2.
Gedaagde partij voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Eisende partij vordert betaling van het hiervoor in 2.1. genoemde bedrag. Ter onderbouwing van de vordering stelt eisende partij dat gedaagde partij via een tussenpersoon (Gaslicht.com) een overeenkomst heeft gesloten voor de levering van elektriciteit en gas. De online-aanvraag is per e-mail bevestigd aan het bij het bestelproces doorgegeven e-mailadres. Er is energie geleverd. Dit blijkt uit de eindnota maar ook uit het overzicht van het Centraal Aansluitingenregister (CAR-overzicht). Uit dit overzicht blijkt welke energieleveranciers aan gedaagde partij hebben geleverd en dat gedaagde partij is ingehuisd bij eisende partij per 12 september 2019. De overeenkomst is wegens wanbetaling beëindigd per 13 januari 2020.
3.2.
Gedaagde partij betwist met eisende partij een overeenkomst te hebben gesloten. Gedaagde partij kent het bedrijf niet en heeft daarom alle correspondentie in de prullenbak gegooid. Verder geeft gedaagde partij aan vaak te worden gebeld door allerlei maatschappijen en stelt zij zelf te zijn overgestapt van DGB Energie naar Emgie Nederland.
Tot slot geeft gedaagde partij aan dat zij een schuld heeft van ongeveer € 50.000,00.
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat eisende partij voldoende onderbouwd heeft gesteld op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat zij met gedaagde partij een overeenkomst heeft gesloten voor de levering van energie. Gedaagde partij heeft niet betwist de gestelde facturen te hebben ontvangen. Het verweer dat zij een andere energieleverancier had, is niet aangetoond. Een bewijsstuk daarvan ontbreekt. In de conclusie van repliek heeft eisende partij haar stellingen uiteengezet en het verweer van gedaagde partij besproken. Gedaagde partij is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren, maar dit heeft zij niet gedaan. Het verweer van gedaagde partij wordt daarom als ontoereikend verworpen. Dit brengt met zich dat de vordering van eisende partij wordt toegewezen.
3.4.
Gedaagde partij heeft geen bewijs van haar stellingen aangeboden en de kantonrechter ziet ook geen aanleiding gedaagde partij ambtshalve toe te laten tot nadere bewijslevering.
3.5.
Gedaagde partij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 102,15
  • griffierecht 507,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 857,15
3.6.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 999,07, vermeerderd met de wettelijke rente over € 840,11 vanaf 15 november 2021 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 857,15,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: