ECLI:NL:RBLIM:2022:2890

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
03.303533.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige door ouder met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 11 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn vierjarige dochter. De verdachte heeft handelingen gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk gedeelte zijn bijzondere voorwaarden gekoppeld, waaronder een meldplicht en een (ambulante) behandelverplichting. De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 maart 2022, waar zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen geacht, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer en haar moeder betrouwbaar zijn en dat er voldoende steunbewijs aanwezig is. De verdachte heeft tijdens de zitting zijn rol in het gebeuren geminimaliseerd en geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar laten wegen in de strafmaat. De verdachte is eerder veroordeeld voor huiselijk geweld, wat ook meeweegt in de beslissing. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de opgelegde straf recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.303533.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 11 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
wonende te [adres] ,
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F. de Vries, advocaat, kantoorhoudende te Beek.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 maart 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
bij zijn kind, jonger dan 12 jaar oud, handelingen heeft gepleegd, die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, dan wel met zijn kind ontuchtige handelingen heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Het slachtoffer heeft haar verhaal voldoende duidelijk, gedetailleerd en spontaan verteld tegen haar moeder. Het verhaal van het slachtoffer is kort na het gebeuren verteld aan de moeder en het slachtoffer blijft zich consistent uiten over wat haar vader (de verdachte) met haar heeft gedaan. De verklaring van het slachtoffer, neergelegd in de verklaring van de moeder, is betrouwbaar. Naast de verklaring van het slachtoffer is er voldoende steunbewijs voor die verklaring. De moeder heeft verklaard dat de verdachte tegen haar heeft bekend wat hij heeft gedaan. Hij heeft (onder meer) tegen haar verklaard dat de punt van de penis in de mond van het slachtoffer is geweest. Naast die bekentenis heeft de moeder snel na het gebeuren een gedragsverandering bij het slachtoffer waargenomen, hetgeen de verdachte ook ter terechtzitting heeft erkend. Verder heeft de moeder via camerabeelden gezien dat de verdachte op de slaapkamer in een vreemde houding stond ten opzichte van het slachtoffer. De verdachte heeft ten overstaan van Veilig Thuis erkend dat hij zijn penis tegen de mond van het slachtoffer heeft geduwd. Getuige [naam 1] , werkzaam bij Veilig Thuis heeft dat bevestigd in haar verklaring. De verklaring van de verdachte dat hij enkel zijn broek naar beneden heeft getrokken en zijn penis aan zijn dochter heeft getoond past niet bij de verklaringen van het slachtoffer, de moeder van het slachtoffer en van Veilig Thuis. Evenmin past het bij de bevestiging door de verdachte van de verklaring van de moeder van het slachtoffer dat hij met regelmaat sorry, sorry, sorry heeft geroepen. Wanneer het feit dat hem primair verweten wordt niet zou zijn gebeurd, dan mag je verwachten dat de verdachte vanaf het begin stellig een andere (ontkennende) houding zou hebben aangenomen ten opzichte van de direct betrokkenen, dat is echter niet gebeurd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken wegens een gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De verklaringen van de moeder van het slachtoffer dienen te worden uitgesloten van het bewijs. De verklaringen behelzen geen eigen waarnemingen, het waarheidsgehalte is helemaal niet in te schatten. Onduidelijk is onder welke omstandigheden de verklaring van het slachtoffer tegen haar moeder tot stand is gekomen. De verklaring van de medewerkster van Veilig Thuis dient evenmin te worden meegenomen voor het bewijs. Die verklaring is immers ook gebaseerd op de verklaring van de moeder. Daarnaast dient te worden getwijfeld over wat de moeder heeft verklaard over hetgeen verdachte tegen haar zou hebben gezegd. Ze verklaart in dit verband niet consistent. Bovendien blijkt uit haar slachtofferverklaring dat het voor haar niet duidelijk is wat er zich precies heeft afgespeeld.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte eveneens van het subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken wegens een gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Het verslag van Veilig Thuis is tot stand gekomen in strijd met het Handelingsprotocol Veilig Thuis. Het verslag is niet getekend door de verdachte, hij heeft er geen kennis van genomen en de verdachte is gehoord terwijl hij extreem kwetsbaar was vanwege zijn onderdanige positie ten opzichte van Veilig Thuis. Verder heeft de verdediging de indruk dat Veilig Thuis doelbewust door de politie is gestuurd om onderzoek te verrichten. De rechten van de verdachte zijn niet gerespecteerd; er is derhalve sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Het rechtsgevolg is dat de verklaring van het bewijs moet worden uitgesloten. Hetgeen naar voren is gebracht bij het primair verweten feit geldt hier ook onverkort.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Wettelijk kader
Volgens het tweede lid van art. 342 Sv -dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan- kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Het voorgaande komt er
in concretoop neer dat de rechtbank niet alleen moet bepalen of de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is, maar ook moet beoordelen of voor die verklaring voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. Dat steunbewijs hoeft, zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf.
De verklaringen van de moeder [2]
De moeder heeft verklaard dat op 10 september 2021 haar man (hierna: de verdachte) een uitje heeft gehad met hun dochtertje. De verdachte is in de avond in hun huis te Heerlen bij zijn dochtertje op de slaapkamer gaan logeren. In de ochtend van 11 september 2021 is de moeder haar dochtertje aan het verzorgen. Ze zei toen letterlijk tegen haar dat papa zijn plasser in haar mond had gedaan. Dit zei ze uit het niets. Ze zei verder dat het gisteravond bij haar gebeurd was. Ze zei letterlijk dat de verdachte zijn onderbroek naar beneden had gedaan en de plasser in haar mond had gestopt. De moeder heeft de verdachte hiermee geconfronteerd. Verdachte heeft tegen de moeder gezegd dat hij niet wist wat hem bezielde en dat hij inderdaad een puntje van zijn piemeltje in de mond van hun dochtertje had gedaan. Hij heeft aangegeven dat hij het nooit, nooit, nooit meer zou doen.
De moeder heeft verder verklaard dat in de periode na het verzorgingsmoment haar dochtertje zo nu en dan heeft herhaald dat de plasser in de mond is geweest. Het dochtertje heeft ook tegen de verdachte herhaaldelijk gezegd dat hij de plasser in haar mond heeft gedaan. De verdachte zou dan sorry, sorry, sorry hebben gezegd en dat dit nooit had moeten gebeuren en dat hij er spijt van heeft.
De moeder heeft ten slotte verklaard dat haar dochtertje na het voorval een ramp in huis is. Ze vernielt dingen, ze is veranderd, ze is tegendraads en boos. Ze staat op het randje van knappen en ze volgt nu EMDR therapie.
Betrouwbaarheid verklaringen van het slachtoffer en haar moeder
De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] [3] , in deze zaak niet is verhoord door de politie. Zij heeft haar verhaal verteld tegen haar moeder, die deze verklaring vervolgens heeft overgebracht naar Veilig Thuis. Het Unithoofd van Veilig Thuis heeft aangifte [4] gedaan.
Bij de rechtbank bestaat geen twijfel over de vraag of het slachtoffer haar verhaal -zoals verwoord door de moeder- aan de moeder heeft gedaan of over de waarnemingen die de moeder heeft opgedaan wat betreft het gedrag van het slachtoffer. Daarbij merkt de rechtbank op dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat de moeder van het slachtoffer aan laatstgenoemde sturende vragen zou hebben gesteld. Bovendien is het zo dat de verdachte tijdens de terechtzitting heeft verklaard dat het slachtoffer haar verhaal inderdaad heeft verteld tegen haar moeder, tevens de partner van verdachte. Voor de rechtbank staat daarmee vast dat de moeder het verhaal van het slachtoffer op een betrouwbare manier heeft overgebracht aan Veilig Thuis. De volgende vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is. De rechtbank oordeelt in dit verband als volgt. Het slachtoffer heeft haar verhaal, kort na het voorval, ongevraagd en uit eigen beweging verteld aan haar moeder. Dit heeft zij op een gedetailleerde wijze gedaan. Zo heeft zij verteld dat de verdachte haar oogjes dicht heeft gedaan, de verdachte zijn plasser in haar mond had gedaan en dat het piemeltje vies smaakte. De overgebrachte verklaring van het slachtoffer kan derhalve, naar het oordeel van de rechtbank, dienen als uitgangspunt bij de beoordeling van het aan de verdachte tenlastegelegde feit.
Steunbewijs
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verklaringen van de moeder over hetgeen het slachtoffer tegen haar heeft verklaard voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en ziet deze steun onder meer in de verklaring die de verdachte bij Veilig Thuis heeft afgelegd. Aldaar heeft de verdachte verklaard dat hij zijn penis tegen de mond van het slachtoffer heeft geduwd. [5] De rechtbank gaat ervan uit dat de penis van de verdachte wel degelijk in de mond van het slachtoffer is geweest, nu het slachtoffer tegen haar moeder heeft verteld dat de verdachte haar oogjes had dichtgedaan en het piemeltje vies smaakte. [6] Daar komt bij, en dit ziet de rechtbank ook als steunbewijs, dat de moeder van het slachtoffer heeft verklaard dat de verdachte aan haar heeft toegegeven dat hij het puntje van de piemel in de mond van het slachtoffer heeft gestopt. Dat de moeder later bij de politie haar verklaring op punten heeft genuanceerd, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, nu de rechtbank uitgaat van de verse verklaring van de moeder, afgelegd tegenover Veilig Thuis kort na het voorval. De rechtbank ziet verder steunbewijs in de beschrijving van het gedrag van het slachtoffer. De moeder heeft immers in haar verklaring beschreven dat het slachtoffer hevig geëmotioneerd was na het voorval, in haar gedrag is veranderd en als gevolg van het voorval EMDR therapie is opgestart.
Dat de verdachte zijn verklaringen -zoals gedaan tegenover de moeder en Veilig Thuis- bij de politie heeft afgezwakt (enkel broek naar beneden getrokken en piemel laten zien), doet aan het voorgaande niet af. Deze verklaring acht de rechtbank, gelet op het hiervoor overwogene, alleszins onaannemelijk.
De rechtbank merkt nog op dat de verdediging een verweer heeft gevoerd dat betrekking had op de bewijsuitsluiting van het verslag van Veilig Thuis omdat enerzijds niet zou zijn voldaan aan het Handelingsprotocol Veilig Thuis en anderzijds de verdediging vermoedt dat Veilig Thuis in het horen van de verdachte door de politie zou zijn gestuurd. Voor zover het verweer ziet op het Handelingsprotocol treft het geen doel omdat dit protocol ziet op een interne procedure; de vermeende strijdigheid met het protocol heeft geen invloed op de waarde van dit verslag in de strafrechtelijke procedure. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat politie en justitie een sturend aandeel hebben gehad in de totstandkoming van het verslag. Het verweer mist feitelijke grondslag. Kortom: artikel 359a Sv is niet van toepassing.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen het aan de verdachte tenlastegelegde seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair:
in de periode van 10 september 2021 tot en met 11 september 2021 in de gemeente Heerlen,
met zijn, verdachtes, kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
3 jaren. Aan het voorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf worden de volgende bijzondere voorwaarden gekoppeld: een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte een taakstraf op te leggen van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat bij een bewezenverklaring van het primair of subsidiair tenlastegelegde kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf. Mocht enkel een bewezenverklaring volgen van een gedeelte van het subsidiair tenlastegelegde, dan kan worden volstaan met toepassing van artikel 9a Sr, een voorwaardelijke straf of een geldboete van de tweede categorie. De vader heeft professionele hulp gezocht, hij is schuldbewust, het gezin is weer bij elkaar en is bezig met een intensief gezinstraject, hij is een liefdevolle vader, ic-verpleegkundige en hoofdkostwinner.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft als volwassen man seksuele handelingen met zijn destijds vierjarige dochter gepleegd. Hij heeft zijn penis in de mond van zijn dochtertje geduwd. Verdachtes handelen vormt een ernstige aantasting van de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft voor haar reeds ernstige psychische gevolgen, hetgeen onder meer blijkt uit het gegeven dat EMDR therapie voor haar is ingezet. Deze ernstige psychische gevolgen kunnen van lange duur zijn, omdat seksueel misbruik een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Verdachte heeft zich van deze ernstige gevolgen voor zijn dochtertje geen enkele rekenschap gegeven. De verdachte laat blijkens het procesdossier niet het achterste van zijn tong zien en minimaliseert met het verstrijken van de tijd zijn rol in het gebeuren, kennelijk uit angst voor het verlies van onder meer zijn baan. Hij neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen en schuift de verantwoordelijkheid ook af op anderen. Zo zou er volgens verdachte door enorme onrust na het voorval warrig door anderen zijn verklaard. Niet hij, maar anderen zijn verantwoordelijk voor de ontstane onrust in het gezin. De verdachte heeft een calculerend verhaal ter terechtzitting verteld en zijn spijtbetuiging komt weinig intrinsiek gemotiveerd over en is daarmee van enige waarde verstoken. De rechtbank neemt verdachte het feit en zijn optreden ter terechtzitting erg kwalijk.
Bij het feit dat verdachte heeft gepleegd past naar het oordeel van de rechtbank enkel een gevangenisstraf. Dat neemt de rechtbank dan ook als uitgangspunt bij het bepalen van de straf. Een taakstraf voor dit feit is geen passende reactie.
De rechtbank heeft het strafblad van de verdachte gezien. Hij is eerder veroordeeld voor huiselijk geweld. Het is de eerste keer dat hij in aanraking komt met politie en justitie voor een zedendelict, alhoewel ook dit is gepleegd in huiselijke kring.
De reclassering heeft op 17 maart 2022 een rapport uitgebracht waarin onder meer staat beschreven dat vanuit FPP Radix reeds een behandeling is gestart met de verdachte gericht op het reguleren van de spanningsopbouw, het meer zicht krijgen op zijn eigen binnenwereld en het vergroten van de probleemoplossingsvaardigheden. In het kader van de beheersing van de recidive is continuering van de reeds gestarte behandeling geïndiceerd. Naast de behandeling bij FPP Radix volgt de verdachte een zogenaamde GLAS behandeling bij Xonar (behandeling na seksueel misbruik binnen gezinnen).
De reclassering adviseert gezien de ernst van het tenlastegelegde, de recidivebeheersing en het belang dat zij zien in het continueren van de reeds gestarte behandeling vanuit FPP Radix, om de behandeling naast een meldplicht als bijzondere voorwaarde op te leggen.
De reclassering heeft het recidiverisico als laag ingeschat.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde. De rechtbank acht een duidelijk signaal op zijn plaats. De rechtbank zal aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van
12 maanden, waarvan
6 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van
3 jaren. De rechtbank acht het noodzakelijk dat de verdachte wordt behandeld na diens detentie en zal aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en verplichte ambulante behandeling koppelen, als nader in het dictum omschreven. De ernst van het feit, het feit dat het zijn eigen kind betreft en de gevolgen voor het slachtoffer wegen zeer zwaar in de keuze van de strafmodaliteit. De rechtbank beseft dat de straf een grote impact heeft op het gezin en op verdachte, echter de verdachte heeft dat geheel aan zichzelf te danken. Hij zal de consequenties van zijn gedrag moeten dragen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4. is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde feit tot een gevangenisstraf van
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
Veroordeelde dient zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd te melden bij Reclassering Nederland op het adres Heerderweg 25, 6224 LA Maastricht. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Daarbij dient betrokkene zich te houden aan de aanwijzingen vanuit de reclassering;
Veroordeelde dient zich te laten behandelen door FPP Radix of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M.W. Nuijts, voorzitter, mr. R.A.M.M. Gijselaers en mr. D. Osmić, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 april 2022.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is primair ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 10 september 2021 tot en met 11 september 2021 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland,
met zijn, verdachtes, kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ;
(art. 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
(art. 244 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 10 september 2021 tot en met 11 september 2021 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland,
met zijn, verdachtes, kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen,
althans eenmaal, (telkens)
- (gedeeltelijk) naar beneden doen en/of uittrekken van zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek in het bijzijn van die [slachtoffer] en/of
- (gedeeltelijk) ontbloten van zijn, verdachtes, geslachtsdeel in het bijzijn van die [slachtoffer] en/of
- tonen en/of laten zien van zijn, verdachtes, (gedeeltelijk) (ontblote) geslachtsdeel aan die [slachtoffer] en/of
- met zijn, verdachtes, (gedeeltelijk)(ontblote) geslachtsdeel over die [slachtoffer] heen gaan en/of blijven hangen en/of (heel dicht) bij/voor die [slachtoffer] gaan en/of blijven staan en/of zitten en/of
- duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, (gedeeltelijk) (ontblote) geslachtsdeel op/tegen de mond en/of de lippen van die [slachtoffer] .
(art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
(art 247 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, registratienummer 2379- 2021144123, gesloten d.d. 8 november 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 54.
2.Processen-verbaal van verhoor van de getuige [naam 2] (moeder van het slachtoffer) d.d. 28 september 2021 en 18 oktober 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 14, 15, 16, 17 en 19.
3.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 8 november 2021, doorgenummerde dossierpagina 41.
4.Proces-verbaal van aangifte door [naam 3] , Unithoofd Veilig Thuis, d.d. 21 september 2021, doorgenummerde dossierpagina 5.
5.Geschrift, zijnde de melding van Veilig Thuis aan de politie d.d. 17 september 2021, doorgenummerde dossierpagina 9.
6.Geschrift, zijnde de melding van Veilig Thuis aan de politie d.d. 17 september 2021, doorgenummerde dossierpagina 8.