ECLI:NL:RBLIM:2022:2793

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
C/03/298684 / HA ZA 21-582
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens overkreditering door SNS Bank

In deze zaak vordert eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.A. Bonaparte, dat de rechtbank verklaart dat SNS Bank toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht en dat zij onrechtmatig heeft gehandeld door het verstrekken van een hypothecaire lening van € 291.000,00. Eiser stelt dat deze lening te hoog was, gezien zijn inkomen, en dat hij hierdoor in financiële problemen is gekomen. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 maart 2022.

De feiten van de zaak zijn als volgt: eiser heeft in 2004 een woning gekocht en in 2005 zijn hypothecaire lening herfinancierd bij SNS Bank. Na de herfinanciering heeft eiser financiële druk ervaren, vooral na zijn arbeidsongeschiktheid in 2012. Hij stelt dat SNS Bank hem onvoldoende heeft beschermd tegen overkreditering en dat de bank niet heeft voldaan aan haar zorgplicht.

SNS Bank heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake is van overkreditering. De bank stelt dat zij de geldende normen voor maatwerktoetsing heeft gevolgd en dat eiser de financiering zelf heeft aangegaan omdat dit voordeliger voor hem was. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat er geen causaal verband is tussen de vermeende schade en de verstrekking van de hypotheek.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van SNS Bank, die zijn begroot op € 3.520,00. Dit vonnis is uitgesproken op 6 april 2022 door mr. T.A.J.M. Provaas.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/298684 / HA ZA 21-582
Vonnis van 6 april 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. P.A. Bonaparte te Eindhoven,
tegen
de naamloze vennootschap
VOLKSBANK N.V., alsmede handelend onder de naam
SNS BANK,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. M.H.B.F. Lambie te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en SNS genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 21 producties;
  • de conclusie van antwoord met 12 producties;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 3 maart 2022;
  • de spreekaantekeningen van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 15 maart 2004 hebben [eiser] en zijn toenmalige partner, [naam] , voor € 230.000,00 de woning aan de [adres] te [woonplaats] gekocht. De koopprijs is op basis van beide inkomens van € 49.520,00 gefinancierd met een hypothecaire lening van
€ 249.000,00 bij ABN AMRO. De rentelast bedroeg € 11.636,00 per jaar (€ 969,67 per maand). De premie levensverzekering (op beide levens) bedroeg € 1.337,16 per jaar. Daarnaast hadden [eiser] en zijn partner een krediet in rekening-courant bij ABN AMRO van € 11.269,00, waarover zij rente betaalden.
2.2.
Op 1 september 2005 hebben [eiser] en zijn partner via bemiddeling van R&R Adviesgroep de hypothecaire lening en het krediet in rekening-courant op basis van alleen het inkomen van [eiser] van € 31.920,00 hergefinancierd bij SNS. Zij hebben daarvoor een hypothecaire lening van € 291.000 afgesloten bestaande uit een aflossingsvrij gedeelte van € 180.000,00 en een beleggingshypotheek van € 111.000,00 met daaraan gekoppeld een aan SNS verpand rendementsdepot. De rente is voor 6 jaar vastgezet op 3,7 procent en bedroeg € 10.767 per jaar en € 897,25 per maand. De (eerste) inleg van € 11.100,00 in het rendementsdepot is betaald uit de hypothecaire lening. De waarde van het beleggingskapitaal in dit depot bedroeg op 20 juli 2021 € 29.768,29.
2.3.
In 2006 is de relatie tussen [eiser] en zijn partner beëindigd. Op 21 juli 2006 is zijn partner, op verzoek van [eiser] , ontslagen uit de hoofdelijke verplichtingen van de hypothecaire geldlening. In 2012 is [eiser] volledig arbeidsongeschikt verklaard. Per 2014 ontvangt hij een uitkering ter hoogte van 75% van zijn voorheen genoten loon.
2.4.
De vaste rente van 3,7 procent per jaar werd na zes jaar een variabele rente. In 2012 betaalde [eiser] aan rente € 12.508,16, in 2013 € 11.931,00 en in 2014 € 11.579,43. In 2015 is de rente van de hypothecaire geldlening vastgezet op € 751,75 per maand
(€ 9.021,00) per jaar.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert:
voor recht te verklaren dat SNS toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming, dan wel te verklaren voor recht dat SNS onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en SNS te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met rente;
SNS te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.312,85 overeenkomstig het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten (BIK), althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten indien deze niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn voldaan;
SNS te veroordelen in de kosten van deze procedure te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten indien deze niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald; en
SNS te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te voldoen de nakosten ad € 157,00 voor wat betreft het salaris voor de advocaat, verhoogd met
€ 82,00 in geval van betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten indien deze niet binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis zijn betaald.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat SNS toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar (zorg)verplichting jegens hem althans dat SNS onrechtmatig heeft gehandeld door het adviseren en doen afsluiten van een hypothecaire lening voor een te hoog bedrag, namelijk € 291.000,00.
SNS had hem hooguit een hypotheek tot maximaal 4 à 5 keer van zijn bruto jaarinkomen mogen verstrekken. Daarbij is sprake van een ondeugdelijke maatwerktoetsing door SNS, onder meer omdat zijn inkomen niet juist is berekend en zijn werkelijke lasten daarin niet zijn meegenomen. SNS heeft niet onderbouwd waarom in haar ogen afwijking van de standaard toetsingsnormen desondanks verantwoord werd geacht. Door de overcreditering is hij naar zijn zeggen onder grote financiele druk komen te staan.
Als schade vordert hij de rente over het verschil tussen de bedragen die werden gefinancierd door ABN AMRO van € 249.000 en circa € 11.000,00 (totaal € 260.000,00) en het bedrag dat gefinancierd is door SNS van € 291.000,00.
3.3.
SNS voert verweer. Zij betwist dat sprake is van overcreditering. Zij stelt dat zij de destijds geldende normen voor maatwerktoetsing heeft gevolgd te weten dat:
- de aanvraag geen enkele afwijking mag hebben op het reguliere acceptatiebeleid;
- de klant geen enkele achterstandscodering mag hebben bij het BKR;
- de klant alleen rente betaalt
- de klant het niet is toegestaan een eerste inleg te financieren door middel van een consumptief krediet;
- de klant erop gewezen dient te worden dat het maatwerk is en geen standaardoplossing;
- het formulier verplicht opgenomen dient te worden in het dossier.
Op grond daarvan mocht een berekening worden gemaakt die uitging van de werkelijke maandlasten en dat is geschied.
Daarbij voert zij als verweer dat [eiser] de financiering hoe dan ook zijn aangegaan omdat dit voor hem voordeliger was. Het waarschuwen voor overcreditering, zo daarvan al sprake was, zou daarbij geen verschil hebben gemaakt. Ten slotte stelt zij nog dat de vordering van [eiser] inmiddels is verjaard.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Van schending van de zorgplicht is sprake als SNS [eiser] onvoldoende heeft beschermd tegen het nemen van een onverantwoord groot financieel risico door overcreditering.
4.2.
SNS heeft (onder meer) als verweer gevoerd dat de vordering van [eiser] hoe dan ook niet toewijsbaar is, omdat hij geen schade heeft geleden. En voor zover daarvan wel sprake zou zijn, dan geldt dat geen sprake is van causaal verband tussen de schade en de verstrekking van de hypotheek.
4.3.
De rechtbank zal allereerst op het door SNS betwiste causale verband ingaan.
4.4.
Zoals gezegd is sprake van herfinanciering. Vaststaat dat voor [eiser] de kosten aan de bij SNS afgesloten hypotheek lager zijn dan de kosten die [eiser] en zijn voormalige partner hadden ter zake de hypotheek en het consumptief krediet bij ABN AMRO, neerkomend op – afgerond – een kleine € 3.000,00 per jaar (ruim € 200,00 per maand). Dat was ook de reden voor de herfinanciering, zoals [eiser] op de mondelinge behandeling heeft erkend. Weliswaar was de hypotheekrente bij SNS in de jaren 2012 en 2013 iets hoger dan de hypotheekrente bij ABN AMRO, maar daar staat tegenover dat [eiser] geen afzonderlijke rente meer hoefde te betalen voor het consumptief krediet. Dat krediet was immers door SNS opgenomen in het hypothecair krediet. Reeds in het licht hiervan vermag de rechtbank niet in te zien dat sprake is van overcreditering, nu [eiser] jegens SNS geen verplichtingen is aangegaan die hij niet al had jegens ANN AMRO, verplichtingen die nota bene gunstiger zijn dan de oude verplichtingen jegens ABN AMRO.
4.5.
Los van het voorgaande overweegt de rechtbank dat, ook indien SNS haar zorgplicht had geschonden – de rechtbank benadrukt dat dit geenszins is gebleken – [eiser] niet deugdelijk onderbouwd heeft gesteld dat hij als gevolg van die vermeende schending schade heeft geleden. In reactie op dit door SNS gevoerde verweer heeft [eiser] immers onvoldoende voor het voetlicht weten te brengen dat in de denkbeeldige situatie waarin SNS geen financiering zou hebben verstrekt (wegens overkreditering), andere banken [eiser] wel zouden hebben geherfinancierd zonder dat zij zich dan aan overkreditering schuldig hadden gemaakt. Het causale verband ontbreekt derhalve.
4.6.
Gelet op het voorgaande dient de vordering te worden afgewezen. Bij een verklaring voor recht dat SNS toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming, dan wel te verklaren voor recht dat SNS onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, heeft [eiser] dan geen belang (meer).
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van SNS worden begroot op:
- griffierecht 2.076,00
- salaris advocaat
1.444,00(2,0 punten × tarief € 721,00)
Totaal € 3.520,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van SNS tot op heden begroot op € 3.520,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2022. [1]

Voetnoten

1.type: TN