ECLI:NL:RBLIM:2022:2791

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
C/03/271198 / HA ZA 19-589
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiel rechtelijke procedure over bewijs van betaling en ontbinding koopovereenkomst

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Limburg op 6 april 2022, stonden de partijen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tegenover elkaar. De zaak betreft een geschil over de betaling van een bedrag van € 31.000,00 dat door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zou zijn betaald aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op of omstreeks 9 mei 2019. De rechtbank had eerder op 14 oktober 2020 geoordeeld dat de vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in beginsel voor toewijzing gereed lag, maar dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de gelegenheid moest krijgen om bewijs te leveren van de betaling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juli 2020 verklaarde [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat zij het bedrag contant had overhandigd aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie], en dat er een getuige was die dit kon bevestigen. Echter, de getuigenverklaringen die volgden, gaven geen steun aan de stelling van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]. De getuige [getuige 1] verklaarde dat hij op de bewuste datum niet aanwezig was en geen kennis had van de betaling, terwijl getuige [getuige 2] slechts kon bevestigen dat er een gesprek had plaatsgevonden over een aanbetaling, maar niet over de betaling van € 31.000,00.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was geleverd voor de beweerdelijke betaling en dat de vordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet kon worden toegewezen. De rechtbank verklaarde de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden per 5 augustus 2019 en veroordeelde [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot betaling van de contractuele boete van € 31.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werden de proceskosten aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/271198 / HA ZA 19-589
Vonnis van 6 april 2022
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. Oudriss,
tegen
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.F.E. Sprenkels.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 14 oktober 2020,
  • de akte van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] (opgave getuigen),
  • de brief van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van 3 september 2021 met afschriften van de oproepingsbrieven
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor gehouden op 17 september 2021,
  • de conclusie na enquête van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ,
  • de conclusie na enquête van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,
  • de antwoordconclusie na enquête van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ,
  • de antwoordconclusie na enquête van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

2.1.
In het vonnis van 14 oktober 2020 heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onder 2 in beginsel voor toewijzing gereed ligt, maar dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de gelegenheid moet worden gesteld om feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] “op of omstreeks 9 mei 2019 een bedrag van € 31.000,00 in contanten heeft betaald aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in persoon.”
2.2.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft tijdens de mondelinge behandeling van 13 juli 2020 tegenover de rechter verklaard dat zij op 9 mei 2019 een bedrag van € 31.000,00 contant in biljetten van 50 euro aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft overhandigd. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft daar naar voren gebracht dat er een getuige is, te weten ene [getuige 1] uit [woonplaats 3] , die kan verklaren dat hij het geld heeft gezien dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in enveloppen heeft gestopt. Deze getuige wachtte volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] buiten de woning van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] toen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] binnen het geld aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gaf.
2.3.
Op 17 september 2021 is gehoord als getuige de heer [getuige 1] . Deze getuige heeft onder aflegging van de belofte verklaard dat hij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] kent, omdat hij ruim twintig jaar geleden een relatie met haar heeft gehad. [getuige 1] verklaart ook dat hij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , die volgens hem in een camper vlak bij zijn werk verbleef, jaren later weer heeft ontmoet en dat hij af en toe contact met haar had.
[getuige 1] verklaart over de bewuste 9 mei 2019 het volgende:
“Ik heb het vonnis in de procedure tussen mevrouw [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet gelezen. Ik heb geen goede herinnering, maar ik weet wel zeker dat ik op 9 mei 2019 niet mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] bij mevrouw [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voor de deur heb afgezet, want die dag is mijn vriendin jarig. Ik ben ook niet op een andere dag met mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] naar mevrouw [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gegaan. Ik ben ook niet met mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] bij mevrouw [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] geweest. Ik weet niet waarom zij mij als getuige heeft opgeroepen. (…)
Rond 9 mei 2019 had mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geen thuis in de ware zin van het woord. Op dat moment was de camper haar thuis. Het kan best zijn dat ik rond die tijd een keer in de camper geweest ben. Ik heb daar geen contant geld zien liggen.”
2.3.1.
De rechtbank is van oordeel dat deze getuige [getuige 1] niets verklaart waaruit geconcludeerd kan worden dat hij enige kennis heeft van de feiten of omstandigheden rondom de beweerdelijke contante betaling van € 31.000,00 door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op of omstreeks 9 mei 2019.
2.4.
Op 17 september 2021 is gehoord als getuige de heer [getuige 2] . Deze getuige heeft onder aflegging van de eed verklaard dat hij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] kent, omdat hij heel vroeger een relatie met haar heeft gehad, en dat zij een kennis is. [getuige 2] verklaart dat hij met [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de woning van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft bezichtigd voor de aankoop.
[getuige 2] verklaart ook het volgende:
“Later, ik schat rond de maand mei, ben ik nog een keer terug geweest met mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] naar de woning van mevrouw [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] had spullen gekocht van mevrouw [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , een naaimachine en kleren, die moesten opgehaald worden. Ik was mee om haar te helpen met het ophalen van die spullen. (…) Voor zover ik weet had mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ten tijde van dat tweede bezoek de woning gekocht. Tijdens die gelegenheid is er gesproken tussen mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en mevrouw [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Ik heb dat gezien en gehoord. Ik weet niet meer precies hoeveel mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] moest betalen voor de spullen die zij gekocht had van mevrouw [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft destijds een bedrag genoemd. Ik dacht dat het om een bedrag van € 1.000,- à € 1.500,- ging. Ze heeft contant betaald. Ik weet niet met welke soort bankbiljetten. Mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] had mij verteld dat zij 10 % van de koopsom had aanbetaald aan mevrouw [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Ik heb mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] horen vragen aan mevrouw [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] om een kwitantie voor die 10 % aanbetaling. Mevrouw [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zei dat dat niet ging. Dit is het enige dat ik weet over de aanbetaling van 10 % waarover mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] mij verteld heeft.
Er is geen ander moment geweest waarop ik gezien heb dat mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geld contant gegeven heeft aan mevrouw [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . (…)
Ik heb het vonnis van de rechtbank van 14 oktober 2020 niet gelezen. Ik heb alleen van de advocaat van mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een oproepingsbrief ontvangen voor vandaag. Ik heb met mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet gesproken over het geschil dat zij heeft met mevrouw [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
(…) Bij de tweede keer dat ik met mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] bij mevrouw [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] was, heb ik gehoord dat mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] het met haar had over de kwitantie van 10 %. Ik was bezig spullen te pakken toen zij dat met elkaar bespraken. Ik heb mij met het gesprek niet bemoeid. Het was voor mij duidelijk dat het ging over 10 % van de aankoopsom van de woning. U vraagt mij waarom ik dat zo zeker weet. U vraagt mij of het niet ging over een kwitantie voor een betaling die nog plaats moest gaan vinden. Het ging niet over een betaling die nog moest gaan plaatsvinden, omdat mevrouw [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vroeg ‘kan ik een kwitantie krijgen van wat ik aanbetaald heb’. (…).”
2.4.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft bij conclusie na enquête betwist [getuige 2] in mei 2019 ontmoet te hebben. Zij stelt hem niet te kennen. Ook ontkent zij spullen aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verkocht te hebben.
2.4.2.
Zelfs als ervan uitgegaan zou worden dat de bewuste ontmoeting in mei 2019 heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat wat [getuige 2] verklaart niet zonder meer wijst op een betaling van € 31.000,00 op of omstreeks 9 mei 2019 door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
2.4.3.
[getuige 2] geeft de woorden van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tegen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] weer als ”
kan ik een kwitantie krijgen van wat ik aanbetaald heb”. [getuige 2] verklaart niet dat hij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op dat moment heeft horen zeggen dat het om een aanbetaling van 10% ging, noch verklaart hij dat hij op dat moment gehoord heeft dat het om een aanbetaling voor de woning ging.
Naar het oordeel van de rechtbank is bovendien, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet uit te sluiten dat het om de betaling van de spullen ging die [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op dat moment met [getuige 2] kwam ophalen, die immers ook contant werden afgerekend.
2.4.4.
[getuige 2] verklaart dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hem verteld had dat zij 10% van de koopsom had aanbetaald. [getuige 2] verklaart dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gezegd heeft dat zij geen kwitantie gaf; in zijn woorden: “
dat dat niet ging”.
De rechtbank is van oordeel dat [getuige 2] een beweerdelijk feit van horen zeggen verbindt aan iets dat hij later hoort tijdens het tweede bezoek aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , zonder dat het beweerdelijke feit, dat hij van horen zeggen heeft, daadwerkelijk wordt benoemd door een van de twee sprekers. Uit de verklaring van [getuige 2] kan niet afgeleid worden dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] spraken over een aanbetaling van 10% op de woning, laat staan dat het om
€ 31.000,00 in contanten ging.
2.5.
Omdat er verder geen concrete (andere) aanwijzing is voor de beweerdelijke aanbetaling, is [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] er niet in geslaagd om de feiten en omstandigheden te bewijzen die zij stelt en die volgens haar de grondslag zouden moeten zijn voor een verrekening.
Conclusie
2.6.
Er is niet gebleken dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een aanbetaling heeft gedaan. Verrekening in
conventie van enig bedrag met de contractuele boete is niet aan de orde. Er is dus ook geen sprake van enig bedrag dat de contractuele boete te boven gaat dat in reconventie verschuldigd is door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
2.7.
De in conventie gevorderde boete van € 31.000,00 is toewijsbaar evenals de daarover gevorderde wettelijke rente vanaf 20 augustus 2019. Ook de gevorderde verklaring voor recht dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden per 5 augustus 2019 kan worden toegewezen, gelet op de inhoud van de producties 3 en 4 bij de dagvaarding.
2.8.
De vorderingen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in reconventie zullen worden afgewezen.
Proceskosten
2.9.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Deze kosten worden begroot op:
  • exploot van dagvaarding € 105,10
  • griffierecht € 914,00
  • salaris advocaat
totaal € 3.542,60.
2.10.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Deze worden begroot op € 1.802,50 aan salaris advocaat (2,5 punten x tarief III à € 721,00).
2.11.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in het incident aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , omdat de vordering enkel en bovendien slechts gedeeltelijk is toegewezen, omdat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] onverplicht meewerkte aan het overleggen van bankafschriften. Deze kosten worden begroot op € 563,00 aan salaris advocaat (1 punt x tarief II à € 563,00).
2.12.
De door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten in conventie en in reconventie zullen worden toegewezen als verwoord in de beslissing hieronder.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de kosten van het geding in het incident aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] begroot op € 563,00,
in conventie
3.2.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst d.d. 3 mei 2019 buitengerechtelijk is ontbonden per 5 augustus 2019,
3.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] het boetebedrag te voldoen ad € 31.000, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf verzuim (20 augustus 2019) tot de dag der algehele voldoening,
in reconventie
3.4.
wijst de vorderingen af,
in conventie en in reconventie
3.5.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te voldoen de kosten van de procedure in conventie begroot op € 3.542,60 en de kosten van de procedure in reconventie begroot op € 1.802,50, vermeerderd met de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 in conventie en in reconventie samen aan salaris advocaat, vermeerderd, onder de voorwaarde dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet binnen twee weken na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en vermeerderd met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 BW, over de proceskosten vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de beslissingen
3.3. en 3.5.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB