Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
3 [eiser sub 3] ,
4 [eiser sub 4] ,
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 9;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van De Zorggroep.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
1.016,00;
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de stichting Zorggroep Noord- en Midden Limburg (hierna: De Zorggroep) een vordering heeft ingediend tot opheffing van conservatoire beslagen die gelegd zijn op onroerende zaken en bankrekeningen van de eisers. De eisers, bestaande uit twee besloten vennootschappen en twee natuurlijke personen, hebben de vordering betwist en stellen dat er geen gegronde vrees voor verduistering bestaat. De Zorggroep heeft in haar verzoekschrift aangevoerd dat zij onverschuldigd heeft betaald aan een vennootschap onder firma, waarvan de vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verbintenissen van de vennootschap. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de eisers mogelijk vermogensbestanddelen trachten te vervreemden, en dat de vrees voor verduistering reëel is. De vordering van De Zorggroep is niet summierlijk ondeugdelijk bevonden, en de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangen van De Zorggroep zwaarder wegen dan die van de eisers. De vorderingen van de eisers tot opheffing van de beslagen zijn afgewezen, en de eisers zijn hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten.