Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verdere verloop van de procedure
- het verslag van de bijzondere curator van 19 augustus 2021;
- de mondelinge behandeling van 23 maart 2022 waar zijn verschenen:
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van vaderschap door de man. De man, die erkende dat hij niet de biologische vader was van het kind, stelde dat hij door bedrog en dwaling was bewogen tot de erkenning. Hij was ervan overtuigd dat de biologische vader een bedreiging vormde voor het kind, wat hem deed besluiten het kind te erkennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man ten tijde van de erkenning op de hoogte was van het feit dat hij niet de biologische vader was en dat zijn verzoek niet kon worden toegewezen omdat het bedrog en de dwaling niet betrekking hadden op de erkenning zelf, maar op de motieven die tot de erkenning hebben geleid. De rechtbank overwoog dat de man niet kon aantonen dat hij door bedrog of dwaling was bewogen tot de erkenning, aangezien hij wist dat hij niet de biologische vader was. De rechtbank heeft het verzoek van de man dan ook afgewezen, met de overweging dat de feiten en omstandigheden die hij aan zijn verzoek ten grondslag legde niet voldoende waren om een succesvol beroep op bedrog of dwaling te onderbouwen. De bijzondere curator heeft zich in zijn verslag op het standpunt gesteld dat de man niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek, omdat hij niet in staat was om bedreiging, dwaling of bedrog aan te tonen. De moeder en de grootmoeder hebben tijdens de mondelinge behandeling ook hun standpunten naar voren gebracht, waarbij de moeder aangaf dat het belangrijk was dat de erkenning werd vernietigd om rust te creëren voor alle betrokkenen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek van de man af te wijzen, en de werkzaamheden van de bijzondere curator zijn hiermee beëindigd.