In deze zaak heeft eiseres, wonende in [plaats], een inzageverzoek ingediend bij de raad van de gemeente Maastricht, gebaseerd op artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Eiseres verzocht om inzage in haar persoonsgegevens die door verweerder worden verwerkt. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 6 april 2022 geoordeeld dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het inzageverzoek buitensporig was. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om bij aanvullend besluit alsnog te beslissen op een deel van het inzageverzoek. Verweerder heeft dit gedaan, maar eiseres heeft geen zienswijze ingediend tegen dit aanvullend besluit. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit deels vernietigd en de rechtsgevolgen van het vernietigde deel in stand gelaten, omdat verweerder het gebrek had hersteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het aanvullend besluit een wijziging van het bestreden besluit is en dat het beroep van eiseres van rechtswege ook gericht is tegen dit aanvullend besluit. Aangezien eiseres geen bezwaren had tegen het aanvullend besluit, heeft de rechtbank dit beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden, ondanks dat het beroep van rechtswege tegen het aanvullend besluit ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding, omdat er geen proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 april 2022.