ECLI:NL:RBLIM:2022:2623

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
03/303199-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van ambtsgeheim en computervredebreuk door politieambtenaar

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een politieambtenaar die zich schuldig heeft gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim en computervredebreuk. De verdachte, geboren in 1989 en wonende te Maastricht, heeft vertrouwelijke informatie uit een opsporingsonderzoek, genaamd Unakiet, getoond aan een onbevoegde derde. Dit heeft geleid tot frustratie van het opsporingsonderzoek. De verdachte heeft gedurende een periode onbevoegd toegang verkregen tot vertrouwelijke informatie in de politiesystemen en gegevens van derden geraadpleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 maart 2022, waar de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging heeft betoogd dat de feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, gezien de bekentenis van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn ambtsgeheim heeft geschonden door vertrouwelijke informatie te delen met een derde en heeft computervredebreuk gepleegd door onbevoegd toegang te verkrijgen tot de politiesystemen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische gesteldheid, en heeft besloten tot een taakstraf van 120 uren, in plaats van de door de officier van justitie gevorderde 240 uren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.303199.21
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 maart 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:als politieambtenaar vertrouwelijke informatie heeft verstrekt aan personen die daar geen recht op hadden;
Feit 2:zich meermalen onbevoegd toegang heeft verschaft tot de servers van de politie, door gebruik van zijn autorisatie voor een ander doel dan waarvoor hem die ter beschikking stond.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden nu de verdachte heeft bekend deze feiten te hebben gepleegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Inleiding
In oktober 2019 is door Team Opsporing van de Eenheid Limburg een onderzoek gestart onder de naam Unakiet. Tijdens dit onderzoek heeft de politie zicht gekregen op een criminele groepering die zich bezig hield met het plegen van Opiumwetdelicten. Op 18 augustus 2020 is in het opsporingsonderzoek Unakiet een document opgesteld waarin
(persoons)gegevens zijn opgenomen van 10 aan te houden verdachten uit het onderzoek Unakiet. Dit document, voorzien van de bestandsnaam “10 subjecten AVIM”, is op vrijdag 21 augustus 2020 per e-mail verzonden naar de afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM), met het verzoek om de vreemdelingenstatus te controleren van de verdachten die waren vermeld in het document. Tot deze verdachten behoorden onder meer [naam 1] en [naam 2] . Het informatieverzoek is op 21 augustus 2020 uitgevoerd door de verdachte, opsporingsambtenaar en werkzaam als Generalist bij AVIM.
In de ochtend van 22 augustus 2020 is in het kantoor van [bedrijf 1] een gesprek opgenomen, waarin door [naam 2] en anderen werd gesproken over de inhoud van het document “10 subjecten AVIM".
Bewijsmiddelen
De verdachte was werkzaam als Generalist Gebiedsgebonden Politiezorg (GGP) bij de AVIM van de Eenheid Limburg te Heythuijsen. Op 21 augustus 2020 heeft de verdachte gewerkt van 8:30 uur tot 16:00 uur. Uit de inloggegevens, behorende bij het dienstnummer [nummer 1] van de verdachte, blijkt dat de verdachte op 21 augustus 2020 te 08:39 uur heeft ingelogd op de kantooromgeving van de politie. Uit de gegevens van Outlook blijkt dat de verdachte op 21 augustus 2020 te 13:39 uur een e-mail kreeg met daarin de opdracht om tien personen uit het onderzoek Unakiet te bevragen. Deze lijst was opgenomen in het document genaamd “10 subjecten AVIM”. Uit loggevens van de Follow Me printer blijkt dat de verdachte op 21 augustus 2020 te 13:43 uur het document met de lijst met namen van het onderzoek Unakiet printte. Uit de locatiegegevens blijkt dat deze prints gemaakt werden in het politiebureau te Heythuysen. Uit BVI-IB blijkt dat de verdachte op 21 augustus 2020 te 13:46 uur startte met het controleren van de lijst met namen in de diverse systemen. De laatste bevraging is gedaan op vrijdag 21 augustus 2020 te 14:50 uur. Uit de gegevens van Outlook blijkt dat de verdachte op 21 augustus 2020 te 15:27 uur een e-mail, met als bijlage de lijst met de 10 namen, verstuurde naar [naam 3] en [naam 4] , beiden werkzaam in de aansturing bij AVIM. In de e-mail deelt de verdachte mee wat zijn bevindingen zijn. In deze e-mail vermeldt de verdachte tevens dat hij één van de tien personen op de lijst, te weten [naam 1] , kent van vroeger en dat zijn neef nog steeds omgang heeft met [naam 1] . [2]
De gegevens op de privételefoon van de verdachte zijn onderzocht door de politie. Tijdens dit onderzoek werden drie afbeeldingen van het document “10 subjecten AVIM” aangetroffen, te weten één afbeelding van de eerste pagina en twee afbeeldingen van de tweede pagina. Deze afbeeldingen betroffen meerdere kopieën. Uit onderzoek blijkt dat de eerste kopieën op 21 augustus 2020 om 14.52 uur werden opgeslagen. [3]
Op zaterdag 22 augustus 2020 tussen 10:22 uur en 10:45 uur is in het kantoor van [bedrijf 1] een gesprek gevoerd tussen [naam 2] en onbekend gebleven personen, welk gesprek middels opname- en afluisterapparatuur werd opgenomen (OVC-gesprek). Tijdens dit gesprek is – voor zover relevant – het volgende gezegd:
[naam 2] : Er is dus informatie doorgegeven aan die persoon. Er is dus informatie gekomen
dat...NTV (toevoeging rechtbank: niet te verstaan)...en hij heeft tegen de twee jongens, die hij heeft ontmoet, gezegd: "Alles wat ik weet/te weten kom, zal ik aan...", aan ons doorgeven.
NNM-3: Die nieuwe getinte/donkere staat ook op die lijst...
[naam 2] : Zij hebben informatie gevraagd. De persoon die de informatie heeft...NTV... kon/wilde het niet...NTV...[klinkt als: voor waarheid aannemen]. Dat wilde de persoon niet omdat de persoon dacht dat ze hem aan het testen/(uit)lokken waren. Want...want...die persoon kent naasten van die getinte/donkere en heeft de getinte/donkere man weleens daarbij (naasten) ontmoet/gezien
[naam 2] : . . .NTV. . .[klinkt als: zien achter te komen] want dit soort dingen zijn, de ene politieman vertelt het aan de andere politieman. [4]
Uit het onderzoek Unakiet kwam naar voren dat onder andere [naam 1] en
[naam 2] gebruikmaakten van communicatiedienst SkyECC. Uit een analyse van die SkyECC-berichten is het volgende naar voren gekomen:
[naam 1] stuurde op 21 augustus 2020 om 22:26 uur naar [bijnaam 1] ( [naam 2] ) dat hij belangrijke informatie had en dat hij hem ( [naam 2] ) snel wilde zien bij [naam 2] in de straat, buiten de camera’s. Om 22:35 uur stuurde [naam 1] naar [naam 2] dat hij bijna bij hem ( [naam 2] ) in de straat was.
[naam 1] stuurde op 22 augustus 2020 om 20:13 uur (lokale tijd) naar [naam 2] dat hij een blaadje had om snel te kijken, maar (dit blaadje) niet mocht afgeven.
[naam 1] stuurde op 22 augustus 2020 om 20:15 uur (lokale tijd) ook naar [bijnaam 2] (vermoedelijk [naam 5] ) dat hij een blaadje wilde laten zien waar alles op stond. Tevens stuurde [naam 1] dat [bijnaam 2] terug moest komen naar de plek waar ze net waren en dat hij ( [naam 1] ) alleen was.
[naam 1] stuurde op 22 augustus 2020 om 20:24 uur (lokale tijd) een foto naar
[bijnaam 2] van een blauwe enveloppe waarop met de hand de namen waren geschreven van 10
personen. Deze namen komen exact overeen met de 10 namen op de lijst “10 subjecten AVIM”. [5]
De verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 22 maart 2022 – samengevat en zakelijk weergegeven – de volgende verklaring afgelegd over feit 1:
Ik erken dat ik verantwoordelijk ben voor het feit dat politie informatie bij criminelen terecht is gekomen. Op 21 augustus 2020 kreeg ik tijdens mijn werk de opdracht om 10 personen in de politiesystemen te bevragen. Deze personen stonden genoemd in een document genaamd “10 subjecten AVIM”. Ik heb dit document geprint en ik heb de personen op de lijst bevraagd in de systemen. De eerste persoon op de lijst, [naam 1] , ken ik van vroeger. Ik weet dat [naam 1] en mijn halfbroers contact hebben met elkaar. [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] [naam 9] zijn mijn halfbroers, niet mijn neven. Ik heb aantekeningen gemaakt op het geprinte document en daarna heb ik met mijn telefoon foto’s gemaakt van het document “10 subjecten AVIM”. Diezelfde avond of de dag erna heb ik mijn halfbroers gezien. De persoon aan wie ik de informatie gelekt heb, heeft de informatie overgeschreven vanaf de foto’s die ik op mijn telefoon had. Dat ik de foto’s liet zien aan die persoon, was een bewuste handeling van mij. Ik wist niet dat de informatie bij [naam 1] terecht zou komen, maar ik had het wel moeten weten gezien de connectie tussen de persoon aan wie ik de lijst met namen heb laten zien en [naam 1] .
Overwegingen
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van de verdachte, komt de rechtbank tot het oordeel dat het aan de verdachte onder 1. ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft als politieambtenaar zijn ambtsgeheim geschonden door het document “10 subjecten AVIM”, waarvan hij wist dat het vertrouwelijke informatie betrof, te tonen aan een derde die niet gerechtigd was dit document in te zien.
Feit 2
Bewijsmiddelen
In het kader van het onderzoek Stern heeft het onderzoeksteam de beschikking gekregen over de historische bevragingen die de verdachte in de periode van 1 januari 2018 tot en met 29 september 2020 via diverse politiesystemen heeft gedaan. Gekeken is naar de historische loggegevens van BVI-IB en BVCM. De van belang zijnde bevragingen, die de verdachte in de periode van 1 januari 2018 t/m 21 augustus 2020 in BVI-IB heeft gedaan, zijn hieronder weergegeven:
  • op 11 mei 2018 om 16.45 uur heeft de verdachte via zijn diensttelefoon het kenteken “ [kenteken 1] ' opgevraagd in BVI-IB. Dit kenteken stond destijds op naam van [naam 10] , de moeder van de verdachte;
  • op zondag 13 mei 2018 om 14.28 uur vroeg de verdachte via zijn diensttelefoon de Keno-sleutel van zijn neef [naam 6] [naam 9] op in BVI-IB. Bij deze bevraging kreeg
de verdachte het GBA-nummer [nummer 2] te zien. Dit nummer is gekoppeld aan [naam 6] [naam 9] ;
  • op 23 mei 2018 om 22.00 uur, vroeg de verdachte via zijn diensttelefoon het registratienummer " [nummer 3] op in BVI-IB. Dit betreft een aangifte van vermissing van zijn politielegitimatiebewijs;
  • op 1 juni 2018 om 21.10 uur vroeg de verdachte via zijn diensttelefoon het kenteken " [kenteken 2] " op in BVI-IB. Dit kenteken behoort bij een [naam 11] en stond destijds op naam van [bedrijf 2] ;
  • op 13 augustus 2018 heeft de verdachte via een vaste werkplek op het politiebureau zijn naam en geboortedatum, alsmede het kenteken “ [kenteken 3] " (op naam van de verdachte) bevraagd in BVI-IB;
  • op 21 februari 2019 heeft de verdachte via een vaste werkplek het kenteken “ [kenteken 3] ” (op naam van de verdachte) bevraagd in BVI-IB;
  • Ten slotte is gebleken dat de verdachte op de navolgende data via zijn diensttelefoon zichzelf en/of het kenteken “ [kenteken 3] " (op naam van de verdachte) heeft opgevraagd in BVI-IB:
o 4 juni 2018 om 10.14 uur
o 6 augustus 2018 om 16.49 uur
o 10 oktober 2018 om 12.30 uur
o 1 november 2018 om 17.19 uur
o 21 maart 2019 om 14.30 uur. [6]
De verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 22 maart 2022 – samengevat en zakelijk weergegeven – de volgende verklaring afgelegd over feit 2:
Het klopt dat ik mijzelf, mijn moeder en mijn halfbroer [naam 6] heb opgezocht in de politiesystemen. Ook heb ik het kenteken van een motor die ik had gehuurd, opgezocht. Ik wist dat deze bevragingen niet werkgerelateerd waren en dat het daarom niet mocht.
Overwegingen
De rechtbank stelt vast dat de verdachte in de onderzoeksperiode van 1 januari 2018 tot en met 29 september 2020 uit hoofde van zijn ambt als opsporingsambtenaar beschikte over autorisatie(s) die toegang gaven tot in ieder geval het politiesystemen BVI-IB en de daaraan gekoppelde systemen waarin hij privacygevoelige gegevens kon raadplegen. De verdachte had door middel van het invoeren van zijn dienstnummer en een persoonlijk wachtwoord toegang via zijn diensttelefoon en/of zijn politieaccount tot deze systemen. Deze autorisaties waren uitsluitend bestemd voor werkgerelateerde raadplegingen. Dit betekent ook dat het raadplegen van de systemen, enkel uit nieuwsgierigheid niet is toegestaan.
Op basis van de bewijsmiddelen en de door de verdachte afgelegde verklaring ter terechtzitting kan worden geconcludeerd dat de verdachte in de periode van 11 mei 2018 tot en met 21 maart 2019 meermaals bevragingen heeft gedaan die niet werkgerelateerd waren. De verdachte wist daarbij dat hij de systemen slechts mocht raadplegen als dat noodzakelijk zou zijn voor de uitoefening van zijn functie. Naar het oordeel van de rechtbank ging de verdachte met deze niet werkgerelateerde bevragingen de grenzen van de aan hem verleende autorisatie te buiten. Die autorisatie was de verdachte immers juist uitsluitend ter beschikking gesteld met betrekking tot de uitoefening van zijn werk als politieagent. Door aldus zijn autorisatie te gebruiken voor doeleinden die buiten de grenzen van zijn autorisatie vielen, is hij daarmee wederrechtelijk binnengedrongen in een geautomatiseerd werk als bedoeld in artikel 138ab Sr en heeft hij daarbij gebruikgemaakt van een valse sleutel. De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan computervredebreuk.
De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van het onbevoegd opvragen van informatie uit het opsporingssysteem BVI-IB in de periode van 6 april 2018 tot en met 10 mei 2018. In het “proces-verbaal van bevindingen onderzoek BVI-IB bevragingen” zijn in die periode twee door de verdachte gedane bevragingen van kentekens opgenomen, te weten op 6 april 2018 en 25 april 2018. De verdachte heeft over deze bevragingen ter terechtzitting verklaard dat deze werkgerelateerd waren omdat dit geconstateerde verkeersovertredingen zijn geweest. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaring te twijfelen. Bovendien blijkt uit het procesdossier niet of hier onderzoek naar is gedaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1:
in de periode van 21 augustus 2020 tot en met 22 augustus 2020 in Nederland, een geheim waarvan hij, verdachte, wist dat hij uit hoofde van ambt, te weten ambtenaar van de politie, en wettelijk voorschrift, te weten artikel 7 van de Wet Politiegegevens, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door vertrouwelijke informatie over een strafrechtelijk onderzoek, te weten het document ‘10 subjecten AVIM’ (zijnde een lijst met tien namen van verdachten uit het onderzoek Unakiet) aan een daartoe niet gerechtigde persoon te tonen;
feit 2:
op meer tijdstippen in de periode van 11 mei 2018 tot en met 21 maart 2019 in Nederland, meermalen opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten (delen van) servers van de politie, is binnengedrongen met behulp van een of meer valse sleutels, te weten door (telkens) onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord en door zich (telkens) met een gebruikersnaam en wachtwoord toegang te verschaffen tot de applicatie Basis Voorziening Informatie Integrale Bevragingen (BVI-IB) en de daaraan gekoppelde systemen met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor hem die toegang was toegestaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt en wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden;
Feit 2:
computervredebreuk.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis én een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat oplegging van een taakstraf van 240 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk, in dit geval een passende straf is. De raadsman heeft bepleit aan de verdachte geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen nu er geen gevaar is voor recidive.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het schenden van zijn ambtsgeheim door vertrouwelijke politie informatie aan derden te lekken. Ook heeft de verdachte computervredebreuk gepleegd door onbevoegd vertrouwelijke informatie in de politiesystemen op te zoeken en daarin gegevens van derden te raadplegen.
Door zich niet als integer politiefunctionaris te gedragen, heeft de verdachte het vertrouwen in en het aanzien van de politie zeer ernstig geschaad. Een betrouwbaar en integer politiekorps is voor het functioneren van de rechtsstaat een absoluut vereiste. De verdachte heeft het in hem door zijn werkgever gestelde vertrouwen ernstig geschonden. Met zijn handelen heeft de verdachte ook een groot opsporingsonderzoek (Unakiet) daadwerkelijk gefrustreerd, waardoor drie verdachten van strafbare feiten in dit opsporingsonderzoek niet lang voordat ze zouden worden opgepakt, zijn gevlucht naar het buitenland. Nadat de door verdachte gelekte informatie bij deze verdachten terechtkwam, werd het hen klaarblijkelijk te heet onder hun voeten. De verdachte zou dit zichzelf zwaar moeten aanrekenen en dóet dit ook, zo blijkt uit de door hem ter terechtzitting afgelegde verklaringen.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de proceshouding van de verdachte. De verdachte heeft de aan hem ten laste gelegde feiten ter terechtzitting bekend. Hij heeft zijn verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en de gevolgen daarvan. Ook heeft de verdachte spijt betuigd, welke spijtbetuiging de rechtbank oprecht overkwam. Hoewel de verdachte had moeten weten dat het tonen van het vertrouwelijke document “10 subjecten AVIM” aan derden tot gevolg had dat deze informatie bij criminelen terecht zou komen, gelooft de rechtbank de verdachte dat hij bij het tonen van het document sec geen criminele intenties had. Het dossier bevat hiervoor ook geen aanwijzingen. Dat de verdachte niet wist dat de informatie bij criminelen terecht zou komen, was, gelet op het feit dat de verdachte wel wist dat de persoon aan wie hij het document heeft getoond contacten onderhield met criminelen en ook met één persoon op die lijst, bijzonder naïef.
De rechtbank houdt echter bij de bepaling van de hoogte van de straf in het voordeel van de verdachte rekening met diverse persoonlijke aspecten, te weten de proceshouding van de verdachte, zijn oprechte spijtbetuiging, de omstandigheid dat niet gebleken is dat de verdachte criminele intenties had bij zijn handelen en dat zowel de verdachte als zijn gezin al het nodige te lijden hebben gehad onder de gehele situatie. Ook heeft de rechtbank oog voor de spagaat waarin de verdachte jarenlang geleefd heeft. Enerzijds was de verdachte een hardwerkende politieagent, die zijn politie-uniform met trots droeg. Anderzijds werd de verdachte in zijn privéleven continue van dichtbij geconfronteerd met personen die zich met zaken bezighielden waarvan de verdachte wist dat ze niet mochten. Het was voor de verdachte schipperen tussen twee werelden, waarbij hij in beide werelden figuurlijk op zijn tenen moest lopen. De rechtbank houdt ook rekening met de psychische gesteldheid van de verdachte. De verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard en de raadsman heeft deze verklaring met (medische) stukken onderbouwd. Hieruit volgt dat de verdachte onder andere bekend is met PTSS en depressieve klachten, waar hij zowel medicamenteuze- als therapeutische behandeling voor krijgt. Het behandeltraject is nog in volle gang en vergt veel van de verdachte. De verdachte is in eerste instantie door zijn werkgever geschorst en later is hij ontslagen.
De rechtbank overweegt dat zij de oplegging van een taakstraf van 240 uren in beginsel een passende straf vindt voor de feiten zoals door de verdachte zijn gepleegd. Mede gelet op de hiervoor geschetste persoonlijke omstandigheden, acht de rechtbank echter de oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, een passende straf. Voor de oplegging van een voorwaardelijke (gevangenis)straf zoals door de officier van justitie is geëist, ziet de rechtbank geen aanleiding. De rechtbank is van oordeel dat de opgelegde straf – in de geschetste context – de ernst van het feit in voldoende mate benadrukt. Voorts is de rechtbank er niet van overtuigend dat de verdachte een voorwaardelijke straf als stok achter de deur nodig heeft om niet in herhaling te vallen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 57, 138ab, 272 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten opleveren zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 en 2 tot
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Loof, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. D. Osmić, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. van Rie, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 april 2022.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1:
hij, in of omstreeks de periode van 21 augustus 2020 tot en met 22 augustus 2020 te Heythuysen, in de gemeente Leudal en/of in de gemeente Sittard-Geleen, in elk
geval in Nederland, een geheim waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt of beroep, te weten ambtenaar van de politie, en/of wettelijk
voorschrift, te weten artikel 7 van de Wet Politiegegevens, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door vertrouwelijke informatie over een strafrechtelijk
onderzoek, te weten het document ‘10 subjecten AVIM’ (zijnde een lijst met tien namen van verdachten uit het onderzoek Unakiet) en/of (vertrouwelijke) informatie en/of persoonsgegevens van meerdere personen, te weten verdachten uit het onderzoek Unakiet, aan daartoe niet gerechtigde personen / derden te verstrekken en/of te openbaren en/of te tonen;
( art 272 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2:
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 06 april 2018 tot en met 21 maart 2019 in de gemeente Weert en/of te Born, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten (delen van) servers van de politie, is binnengedrongen met behulp van een of meer valse sleutels en/of valse signalen en/of door het aannemen van een of meer valse hoedanigheden, te weten door (telkens) onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en/of wachtwoord en/of door zich (telkens) met een gebruikersnaam en/of wachtwoord toegang te verschaffen tot de applicatie Basis Voorziening Informatie Integrale Bevragingen (BVI-IB) en de daaraan gekoppelde systemen met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stonden
en/of waarvoor hem die toegang was toegestaan;
( art 138ab lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van het Team Opsporing (LB), proces-verbaalnummer LBRAA20018-23, opsporingsonderzoek STERN, gesloten d.d. 5 augustus 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 565.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2021, p. 355-363 van de doornummering.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2021, p. 425-432 van de doornummering.
4.OVC-gesprek d.d. 22 augustus 2020, p. 348-350 van de doornummering.
5.Proces-verbaal relevante SkyECC-communicatie, p. 456-510 van de doornummering.
6.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek BVI-IB bevragingen d.d. 4 januari 2021, p. 364-368 van de doornummering.