3.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Inleiding
In oktober 2019 is door Team Opsporing van de Eenheid Limburg een onderzoek gestart onder de naam Unakiet. Tijdens dit onderzoek heeft de politie zicht gekregen op een criminele groepering die zich bezig hield met het plegen van Opiumwetdelicten. Op 18 augustus 2020 is in het opsporingsonderzoek Unakiet een document opgesteld waarin
(persoons)gegevens zijn opgenomen van 10 aan te houden verdachten uit het onderzoek Unakiet. Dit document, voorzien van de bestandsnaam “10 subjecten AVIM”, is op vrijdag 21 augustus 2020 per e-mail verzonden naar de afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM), met het verzoek om de vreemdelingenstatus te controleren van de verdachten die waren vermeld in het document. Tot deze verdachten behoorden onder meer [naam 1] en [naam 2] . Het informatieverzoek is op 21 augustus 2020 uitgevoerd door de verdachte, opsporingsambtenaar en werkzaam als Generalist bij AVIM.
In de ochtend van 22 augustus 2020 is in het kantoor van [bedrijf 1] een gesprek opgenomen, waarin door [naam 2] en anderen werd gesproken over de inhoud van het document “10 subjecten AVIM".
Bewijsmiddelen
De verdachte was werkzaam als Generalist Gebiedsgebonden Politiezorg (GGP) bij de AVIM van de Eenheid Limburg te Heythuijsen. Op 21 augustus 2020 heeft de verdachte gewerkt van 8:30 uur tot 16:00 uur. Uit de inloggegevens, behorende bij het dienstnummer [nummer 1] van de verdachte, blijkt dat de verdachte op 21 augustus 2020 te 08:39 uur heeft ingelogd op de kantooromgeving van de politie. Uit de gegevens van Outlook blijkt dat de verdachte op 21 augustus 2020 te 13:39 uur een e-mail kreeg met daarin de opdracht om tien personen uit het onderzoek Unakiet te bevragen. Deze lijst was opgenomen in het document genaamd “10 subjecten AVIM”. Uit loggevens van de Follow Me printer blijkt dat de verdachte op 21 augustus 2020 te 13:43 uur het document met de lijst met namen van het onderzoek Unakiet printte. Uit de locatiegegevens blijkt dat deze prints gemaakt werden in het politiebureau te Heythuysen. Uit BVI-IB blijkt dat de verdachte op 21 augustus 2020 te 13:46 uur startte met het controleren van de lijst met namen in de diverse systemen. De laatste bevraging is gedaan op vrijdag 21 augustus 2020 te 14:50 uur. Uit de gegevens van Outlook blijkt dat de verdachte op 21 augustus 2020 te 15:27 uur een e-mail, met als bijlage de lijst met de 10 namen, verstuurde naar [naam 3] en [naam 4] , beiden werkzaam in de aansturing bij AVIM. In de e-mail deelt de verdachte mee wat zijn bevindingen zijn. In deze e-mail vermeldt de verdachte tevens dat hij één van de tien personen op de lijst, te weten [naam 1] , kent van vroeger en dat zijn neef nog steeds omgang heeft met [naam 1] .
De gegevens op de privételefoon van de verdachte zijn onderzocht door de politie. Tijdens dit onderzoek werden drie afbeeldingen van het document “10 subjecten AVIM” aangetroffen, te weten één afbeelding van de eerste pagina en twee afbeeldingen van de tweede pagina. Deze afbeeldingen betroffen meerdere kopieën. Uit onderzoek blijkt dat de eerste kopieën op 21 augustus 2020 om 14.52 uur werden opgeslagen.
Op zaterdag 22 augustus 2020 tussen 10:22 uur en 10:45 uur is in het kantoor van [bedrijf 1] een gesprek gevoerd tussen [naam 2] en onbekend gebleven personen, welk gesprek middels opname- en afluisterapparatuur werd opgenomen (OVC-gesprek). Tijdens dit gesprek is – voor zover relevant – het volgende gezegd:
[naam 2] : Er is dus informatie doorgegeven aan die persoon. Er is dus informatie gekomen
dat...NTV (toevoeging rechtbank: niet te verstaan)...en hij heeft tegen de twee jongens, die hij heeft ontmoet, gezegd: "Alles wat ik weet/te weten kom, zal ik aan...", aan ons doorgeven.
NNM-3: Die nieuwe getinte/donkere staat ook op die lijst...
[naam 2] : Zij hebben informatie gevraagd. De persoon die de informatie heeft...NTV... kon/wilde het niet...NTV...[klinkt als: voor waarheid aannemen]. Dat wilde de persoon niet omdat de persoon dacht dat ze hem aan het testen/(uit)lokken waren. Want...want...die persoon kent naasten van die getinte/donkere en heeft de getinte/donkere man weleens daarbij (naasten) ontmoet/gezien
[naam 2] : . . .NTV. . .[klinkt als: zien achter te komen] want dit soort dingen zijn, de ene politieman vertelt het aan de andere politieman.
Uit het onderzoek Unakiet kwam naar voren dat onder andere [naam 1] en
[naam 2] gebruikmaakten van communicatiedienst SkyECC. Uit een analyse van die SkyECC-berichten is het volgende naar voren gekomen:
[naam 1] stuurde op 21 augustus 2020 om 22:26 uur naar [bijnaam 1] ( [naam 2] ) dat hij belangrijke informatie had en dat hij hem ( [naam 2] ) snel wilde zien bij [naam 2] in de straat, buiten de camera’s. Om 22:35 uur stuurde [naam 1] naar [naam 2] dat hij bijna bij hem ( [naam 2] ) in de straat was.
[naam 1] stuurde op 22 augustus 2020 om 20:13 uur (lokale tijd) naar [naam 2] dat hij een blaadje had om snel te kijken, maar (dit blaadje) niet mocht afgeven.
[naam 1] stuurde op 22 augustus 2020 om 20:15 uur (lokale tijd) ook naar [bijnaam 2] (vermoedelijk [naam 5] ) dat hij een blaadje wilde laten zien waar alles op stond. Tevens stuurde [naam 1] dat [bijnaam 2] terug moest komen naar de plek waar ze net waren en dat hij ( [naam 1] ) alleen was.
[naam 1] stuurde op 22 augustus 2020 om 20:24 uur (lokale tijd) een foto naar
[bijnaam 2] van een blauwe enveloppe waarop met de hand de namen waren geschreven van 10
personen. Deze namen komen exact overeen met de 10 namen op de lijst “10 subjecten AVIM”.
De verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 22 maart 2022 – samengevat en zakelijk weergegeven – de volgende verklaring afgelegd over feit 1:
Ik erken dat ik verantwoordelijk ben voor het feit dat politie informatie bij criminelen terecht is gekomen. Op 21 augustus 2020 kreeg ik tijdens mijn werk de opdracht om 10 personen in de politiesystemen te bevragen. Deze personen stonden genoemd in een document genaamd “10 subjecten AVIM”. Ik heb dit document geprint en ik heb de personen op de lijst bevraagd in de systemen. De eerste persoon op de lijst, [naam 1] , ken ik van vroeger. Ik weet dat [naam 1] en mijn halfbroers contact hebben met elkaar. [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] [naam 9] zijn mijn halfbroers, niet mijn neven. Ik heb aantekeningen gemaakt op het geprinte document en daarna heb ik met mijn telefoon foto’s gemaakt van het document “10 subjecten AVIM”. Diezelfde avond of de dag erna heb ik mijn halfbroers gezien. De persoon aan wie ik de informatie gelekt heb, heeft de informatie overgeschreven vanaf de foto’s die ik op mijn telefoon had. Dat ik de foto’s liet zien aan die persoon, was een bewuste handeling van mij. Ik wist niet dat de informatie bij [naam 1] terecht zou komen, maar ik had het wel moeten weten gezien de connectie tussen de persoon aan wie ik de lijst met namen heb laten zien en [naam 1] .
Overwegingen
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van de verdachte, komt de rechtbank tot het oordeel dat het aan de verdachte onder 1. ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft als politieambtenaar zijn ambtsgeheim geschonden door het document “10 subjecten AVIM”, waarvan hij wist dat het vertrouwelijke informatie betrof, te tonen aan een derde die niet gerechtigd was dit document in te zien.
Feit 2
Bewijsmiddelen
In het kader van het onderzoek Stern heeft het onderzoeksteam de beschikking gekregen over de historische bevragingen die de verdachte in de periode van 1 januari 2018 tot en met 29 september 2020 via diverse politiesystemen heeft gedaan. Gekeken is naar de historische loggegevens van BVI-IB en BVCM. De van belang zijnde bevragingen, die de verdachte in de periode van 1 januari 2018 t/m 21 augustus 2020 in BVI-IB heeft gedaan, zijn hieronder weergegeven:
- op 11 mei 2018 om 16.45 uur heeft de verdachte via zijn diensttelefoon het kenteken “ [kenteken 1] ' opgevraagd in BVI-IB. Dit kenteken stond destijds op naam van [naam 10] , de moeder van de verdachte;
- op zondag 13 mei 2018 om 14.28 uur vroeg de verdachte via zijn diensttelefoon de Keno-sleutel van zijn neef [naam 6] [naam 9] op in BVI-IB. Bij deze bevraging kreeg
de verdachte het GBA-nummer [nummer 2] te zien. Dit nummer is gekoppeld aan [naam 6] [naam 9] ;
- op 23 mei 2018 om 22.00 uur, vroeg de verdachte via zijn diensttelefoon het registratienummer " [nummer 3] op in BVI-IB. Dit betreft een aangifte van vermissing van zijn politielegitimatiebewijs;
- op 1 juni 2018 om 21.10 uur vroeg de verdachte via zijn diensttelefoon het kenteken " [kenteken 2] " op in BVI-IB. Dit kenteken behoort bij een [naam 11] en stond destijds op naam van [bedrijf 2] ;
- op 13 augustus 2018 heeft de verdachte via een vaste werkplek op het politiebureau zijn naam en geboortedatum, alsmede het kenteken “ [kenteken 3] " (op naam van de verdachte) bevraagd in BVI-IB;
- op 21 februari 2019 heeft de verdachte via een vaste werkplek het kenteken “ [kenteken 3] ” (op naam van de verdachte) bevraagd in BVI-IB;
- Ten slotte is gebleken dat de verdachte op de navolgende data via zijn diensttelefoon zichzelf en/of het kenteken “ [kenteken 3] " (op naam van de verdachte) heeft opgevraagd in BVI-IB:
o 4 juni 2018 om 10.14 uur
o 6 augustus 2018 om 16.49 uur
o 10 oktober 2018 om 12.30 uur
o 1 november 2018 om 17.19 uur
o 21 maart 2019 om 14.30 uur.
De verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 22 maart 2022 – samengevat en zakelijk weergegeven – de volgende verklaring afgelegd over feit 2:
Het klopt dat ik mijzelf, mijn moeder en mijn halfbroer [naam 6] heb opgezocht in de politiesystemen. Ook heb ik het kenteken van een motor die ik had gehuurd, opgezocht. Ik wist dat deze bevragingen niet werkgerelateerd waren en dat het daarom niet mocht.
Overwegingen
De rechtbank stelt vast dat de verdachte in de onderzoeksperiode van 1 januari 2018 tot en met 29 september 2020 uit hoofde van zijn ambt als opsporingsambtenaar beschikte over autorisatie(s) die toegang gaven tot in ieder geval het politiesystemen BVI-IB en de daaraan gekoppelde systemen waarin hij privacygevoelige gegevens kon raadplegen. De verdachte had door middel van het invoeren van zijn dienstnummer en een persoonlijk wachtwoord toegang via zijn diensttelefoon en/of zijn politieaccount tot deze systemen. Deze autorisaties waren uitsluitend bestemd voor werkgerelateerde raadplegingen. Dit betekent ook dat het raadplegen van de systemen, enkel uit nieuwsgierigheid niet is toegestaan.
Op basis van de bewijsmiddelen en de door de verdachte afgelegde verklaring ter terechtzitting kan worden geconcludeerd dat de verdachte in de periode van 11 mei 2018 tot en met 21 maart 2019 meermaals bevragingen heeft gedaan die niet werkgerelateerd waren. De verdachte wist daarbij dat hij de systemen slechts mocht raadplegen als dat noodzakelijk zou zijn voor de uitoefening van zijn functie. Naar het oordeel van de rechtbank ging de verdachte met deze niet werkgerelateerde bevragingen de grenzen van de aan hem verleende autorisatie te buiten. Die autorisatie was de verdachte immers juist uitsluitend ter beschikking gesteld met betrekking tot de uitoefening van zijn werk als politieagent. Door aldus zijn autorisatie te gebruiken voor doeleinden die buiten de grenzen van zijn autorisatie vielen, is hij daarmee wederrechtelijk binnengedrongen in een geautomatiseerd werk als bedoeld in artikel 138ab Sr en heeft hij daarbij gebruikgemaakt van een valse sleutel. De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan computervredebreuk.
De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van het onbevoegd opvragen van informatie uit het opsporingssysteem BVI-IB in de periode van 6 april 2018 tot en met 10 mei 2018. In het “proces-verbaal van bevindingen onderzoek BVI-IB bevragingen” zijn in die periode twee door de verdachte gedane bevragingen van kentekens opgenomen, te weten op 6 april 2018 en 25 april 2018. De verdachte heeft over deze bevragingen ter terechtzitting verklaard dat deze werkgerelateerd waren omdat dit geconstateerde verkeersovertredingen zijn geweest. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaring te twijfelen. Bovendien blijkt uit het procesdossier niet of hier onderzoek naar is gedaan.