ECLI:NL:RBLIM:2022:2614

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
C/03/290898 / HA ZA 21-196
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en gebreken aan de aanbouw: rechtsgeldige omzetting in vervangende schadevergoeding

In deze zaak vorderen eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], schadevergoeding van gedaagde, [gedaagde], wegens gebreken aan een aanbouw die door gedaagde is gerealiseerd. De rechtbank Limburg heeft op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarin de eisers stellen dat de door gedaagde uitgevoerde werkzaamheden aan de aanbouw ondeugdelijk zijn. De eisers hebben verschillende deskundigen ingeschakeld, waaronder BIJN Inspections and Advice B.V. en [naam vof], die substantiële gebreken hebben geconstateerd, waaronder bouwfouten en veiligheidsrisico's. Gedaagde heeft in reactie op de klachten van eisers niet adequaat gereageerd en is in verzuim geraakt. De rechtbank oordeelt dat de verbintenis tot het vervaardigen van een deugdelijke aanbouw rechtsgeldig is omgezet in een verbintenis tot betaling van vervangende schadevergoeding. De rechtbank heeft de vordering van eisers tot schadevergoeding van € 29.744,41 toegewezen, evenals de kosten van deskundigen ter hoogte van € 2.894,20. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/290898 / HA ZA 21-196
Vonnis van 30 maart 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. H.H.G. Theunissen,
tegen
[gedaagde],
handelende onder de naam [handelsnaam] ,
wonende en zaakdoende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.H. Kuiper.
Partijen zullen hierna (in mannelijk enkelvoud) [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 23,
  • de conclusie van antwoord met producties 1 en 2,
  • de nagekomen producties 24 en 25 van [eisers] ,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 6 december 2021,
  • de spreekaantekeningen van [eisers] ,
  • de brief van [eisers] van 15 december 2021 met opmerkingen over de weergave van het verhandelde ter mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiser sub 1 [eiser sub 1] en eiseres sub 2 [eiseres sub 2] zijn eigenaars van de woning gelegen te [woonplaats 1] aan het adres [adres] (hierna: de woning).
2.2.
[gedaagde] exploiteert een bouwbedrijf onder de naam [handelsnaam] .
2.3.
[eisers] en [gedaagde] hebben een overeenkomst van aanneming gesloten ter zake van de realisatie van een aanbouw aan de woning van [eisers] door [gedaagde] .
2.4.
Op enig moment ontstonden er bij [eisers] twijfels over de deugdelijkheid van de door [gedaagde] aan de aanbouw uitgevoerde werkzaamheden. [eisers] heeft daarom bouwkundig inspecteur [naam bouwkundig inspecteur] , van BIJN Inspections and Advice B.V. (hierna: BIJN) opdracht gegeven om het door [gedaagde] verrichte werk te inspecteren.
2.5.
Het rapport van BIJN luidt, voor zover hier van belang, als volgt (productie 5 dagvaarding):
C. VRAAGSTELLING
Is de aanbouw die men aan het bouwen is aan de achterzijde van de woning bouwkundig orde?
D. INSPECTIE
Kruipruimte ventilatie is niet doorgetrokken onder aanbouw. Bouwfout. (..)
Kunststof kozijnen zijn niet goed geplaatst, bouwfout. (..)
Zeer veel verschil in de voegen, vooral stootvoegen. Dit is niet acceptabel. Ook diverse stenen scheef (..)
(..) grote riolering in de lengte door de fundering loopt. Er is geen enkele Wapening aangebracht. Bouwfout. (..)
Tevens is op de foto’s te zien dat de vorstrand geen enkele isolatie bevat. Koudebrug is hier geboren. Bouwfout. (..)
Hier is duidelijk te zien dat er geen rekening is gehouden met waterkering in de vorstrand. Bouwfout. Ook is er geen waterkering onder natuurstenenstrook waar kozijn op staat. Water kan zo naar binnen en ook geen koudeonderbreking. Bouwfout. Dat water binnenkomt is na een regenbui al waar te nemen. (..)
Linker zijmuur is er bol/hol tot wel 3 cm op plaatsen. Gedeelte is al weggehaald om e.e.a. vlakker te maken. Erg slecht niet acceptabel. (..)
Er is te weinig hoogte over op de nieuw gestorte Betonvloer aanbouw om nog een Cementdekvloer aan te brengen en nog een afwerkvloer. Betonvloer is te hoog gestort. Bouwfout.
Oude kozijnopeningen in bestaande achtergevel zijn afgewerkt met gipsplaten die zijn vastgezet middels kit. (..) geen goede oplossing en hier zal stucwerk op den duur loskomen en of gaan scheuren. (..)
Het nieuwe gipsplaten plafond van de aanbouw is bij de aansluiting met betonnen plafond bestaande woonkamer vastzet met kit. Ook dit is geen goede oplossing en stucwerk zal ook hier loskomen en of gaan scheuren. (..)
Geen gebruikelijk lichtstraat. (..)
Aansluiting met dak buren is niet goed. Er kan water tussen muren komen wat niet weg kan.
(..)
E. HERSTELKOSTEN
Geschatte herstelkosten na overleg constructeur pas te geven.
F. CONCLUSIE
De aanbouw is op erg veel punten niet in orde. Er zijn veel bouwfouten.
Van fundering tot vloer en metselwerk binnen en buiten tot plaatsing kozijnen, afwerkingen, aansluitingen fundering nieuw en oud en metselwerk nieuw en oud. Er kan nu absoluut niet verder afgewerkt worden alvorens alle problemen zijn opgelost.
In overleg met constructeur zal bekeken moeten worden of er goede bouwkundige oplossingen voor herstel mogelijk zijn of dat gehele nieuwbouw noodzakelijk wordt. (..)”
2.6.
De gemachtigde van [eisers] heeft [gedaagde] , in een brief van 3 februari 2020, onder verwijzing naar de bijgaande bevindingen van BIJN, geconfronteerd met de bevindingen van de deskundige, zulks met de sommatie om binnen een termijn van zeven dagen schriftelijk te bevestigen dat hij bereid was om alle gebreken aan het werk te verhelpen en de overeenkomst alsnog correct en deugdelijk na te komen, zulks binnen uiterlijk vier weken.
2.7.
[gedaagde] heeft in een e-mail van 8 februari 2020 gericht aan [eisers] in reactie hierop onder meer het volgende geschreven (productie 7 dagvaarding).
“(..) Ik heb het rapport bekeken en ben het zeker niet eens met beoordeling van de bouwkundige daarom heb ik nu zelf ook een bouwkundige ingeschakeld (..).”
2.8.
De door [gedaagde] ingeschakelde deskundige, ingenieur [naam deskundige] (hierna: [naam deskundige] ) heeft naar aanleiding van het door hem gedane onderzoek (inmetingen), alsmede besprekingen met [eisers] , in een rapportage van 22 februari 2020, later aangevuld op 8 maart 2020, voor zover hier van belang, een aantal oplossingsrichtingen aangedragen (productie 8 dagvaarding):
“(..)
1.
Ventilatie(dwarsventilatie) kruipruimte (..)
Voorstel:
Nog nader met aannemer te bespreken welke oplossing voor deze bemerking wordt aangedragen. (..)
(..)
Uitgevoerde gevelmetselwerk
(..) De maatvoering van de geleverde gevelstenen, zowel in de lengte als in de dikterichting varieert sterk.
Voorstel: Voegwerk platvol uit te voeren (..) donkere kleurstelling, zodat visueel nagenoeg één gevelvlak ontstaat. (..)
4.
Aanzet buitengevelwerk op bestaande erfafscheidingsmuur.
(..) Het bestaande gevelmetselwerk is niet ingezaagd. (..)
5. (..)
(..) voegwerk wordt hersteld
5. (..)
(..) De betonnen vloer van de begane grond heeft géén constructieve functie, het betreft een vloerconstructie op ‘staal’ (..)
5. (..)
(..) Aanvullend aanbrengen van een bitumineuze indekking tot over de funderingsrand, zodat mogelijke inwatering volledig wordt vermeden. (..) Opdrachtgevers accepteren bovenstaand voorstel niet. (..)
5. (..)
(..) Spouwisolatie behoeft niét in een dampdichte uitvoering te worden aangebracht. (..)
5. (..)
(..)
5. (..)
Gevelmetselwerk binnenwand (..) uitgezakt tijdens de uitvoering van het metselwerk en staat gedeeltelijk bol.
5. (..)
(..)
5. (..)
(..) Uit een in het werk aangepaste waterpassing blijkt de aangebrachte betonvloer niet overal op dezelfde hoogte te zijn aangebracht. (..)

20.Toegepaste vloerisolatie

Voldoet aan de geldende regelgeving (..)

Toegevoegde bespreekpunten naar aanleiding van de bespreking van 19 februari en de opname in het werk van 21 februari 2020.
(..)

25. Niet uitgevoerde zaken conform gespecialiseerd overzicht uit te voeren werkzaamheden.

Wapening toegepast rond 6-150-150 mm in plaats van in prijsopgave omschreven metal stut plafonds.
Houten plafondlatten in plaats van omschreven metal-stut plafond. (..)”

26. Houten platbalklaag aanbouw

(..) De in de praktijk toegepaste balkhout nader constructief te controleren, (..)
Er zouden géén balkankers , c.q. stormankers zijn aangebracht. Ter plaatse van het opgaande binnenwerk van de achtergevel zijn slechts houten tussenbalkjes aangebracht (..)”
2.9.
Door [eisers] is, teneinde meer zekerheid te verkrijgen over de juiste aanpak bij het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden, [naam vof] v.o.f. (hierna: [naam vof] ) ingeschakeld. De bevindingen in het rapport van 24 maart 2020 van [naam vof] luiden onder meer als volgt (productie 9 dagvaarding):
“(..) De opname d.d. 13-03-2020 bestond uit een visuele inspectie. (..)
Er ontbreekt een offerte met duidelijke omschrijving van de werkzaamheden en het materiaalgebruik evenals een bouwtechnische tekening. (..)
1.1
Eindconclusie
(..) De aannemer heeft in meerder fases van de bouw het in hem gestelde vertrouwen geschaad met zijn ondeugdelijk werk.
De bouwkundige tekortkomingen variëren van ondeugdelijk werk tot bouwfouten, die het gebrek aan goed vakmanschap helaas goed etaleren. De veiligheid (op constructief vlak) is op een aantal onderdelen niet gegarandeerd.
Het noodzakelijke herstelwerk is substantieel met o.a. aanbrengen van diverse versterkingen, verankeringen, vervangen van het daklicht en tegengaan van vocht en koude-lekken. (..)
2.2
Raveelconstructie
(..) De latei (..) is zonder enige verankering aangebracht. Zo zij stormankers met balklaag niet aangetroffen, noch een andere verankering. (..)
2.3
De lichtkoepel
(..) isolatie tegen dakrand ontbreekt (..) isolerende werking van het thermopane glas is nihil. Onduidelijk is of de glasplaat voldoet aan doorval veiligheid (..)
2.4
Afwerking dakbedekking
(..) Aanwerking is ondeskundig. Het inscheuren (door klimatologische invloeden) leidt tot lekkage. (..)
2.5.
Metselwerk (..)
2.5.1
Spouwmuren
(..) Aanzet van de muur op de fundatie met DPC-folie zonder opstand, waardoor inwerking van water onder de folie reeel is. (..) Onregelmatige breedtes van kopvoegen.
2.5.2
Kozijnen
(..) Aanzet van metselsteen met DPC-folie zonder opstand waardoor inwerking van water onder de folie reëel is. (..)
2.6
Fundatie en begane grondvloer
(..) folie en de isolatie (EPS 60??) direct op de niet vlakke leemgrond gelegd. (..) mechanisch verdicht zandvlak ontbreekt. (..)
3.6
Fundatie en begane grondvloer:
Constructief: het zal niet in storten.
Zettingsverschillen zijn niet uitgesloten naast het feit dat de fundering niet vorstvrij is aangezet. (..) kans bestaat dat er grotere vervormingsverschillen op termijn op gaan treden (..)
4.3
Fundering / vloer
(..) Vervangen van vloer is niet realistisch mits de vloerverwarming als nog gewenst is door opdrachtgever (..)”
2.10.
[eisers] heeft het rapport van [naam vof] in een e-mail van 26 maart 2020 aan [naam deskundige] doorgestuurd, en in die begeleidende e-mail onder meer het volgende geschreven (productie 10 dagvaarding):
“(..) Graag willen wij nu dan ook overgaan tot herstel van de punten zoals eerder tijdens onze gesprekken besproken én de punten die in het rapport van Dhr [naam vof] staan, een en ander uiteraard conform de gegeven adviezen.
Graag vernemen wij binnen 5 werkdagen of Dhr [gedaagde] bereid is om hiertoe over te gaan alsook op welke termijn de werkzaamheden dan uitgevoerd kunnen worden. (..)”
2.11.
[naam deskundige] heeft [eisers] in reactie op deze e-mail in een e-mail van 28 maart 2020 bericht dat hij zich terugtrekt en [gedaagde] zal adviseren in samenspraak met zijn rechtsbijstandsverzekeraar te reageren op de e-mail van [eisers] van 26 maart 2020 (productie 11 dagvaarding).
2.12.
De gemachtigde van [eisers] heeft [handelsnaam] / [gedaagde] per aangetekende brief van 6 april 2020, voor zover hier van belang, als volgt bericht (productie 12 dagvaarding):
“(..) Cliënten hebben u per brief d.d. 3 februari jl. aangesproken voor gebreken aan het door u uitgevoerde werk, met sommatie om binnen 7 dagen schriftelijk te bevestigen dat u bereid was om alle gebreken aan het werk te verhelpen en de overeenkomst binnen 4 weken alsnog correct en deugdelijk na te komen alsook om te bevestigen dat u bereid was om eventuele gevolgschade voor uw rekening te nemen.
Aan deze sommatie heeft u niet voldaan. Per e-mail van 8 februari jl. liet u weten dat u het niet eens was met de klachten (..) reden waarom u de heer [naam deskundige] inschakelde (..) Een concrete en acceptabele oplossing bleef evenwel uit.
Cliënten hebben hierop conform het advies van de deskundige BIJN (..) een constructeur ingeschakeld om de meest ernstige gebreken te beoordelen en de noodzakelijke herstelwerkzaamheden daarvoor te bepalen. Uit dit constructieonderzoek is inmiddels gebleken dat het werk niet alleen op vele punten gebrekkig is, maar dat er ook zelfs sprake is van een onveilig situatie. Met name ten aanzien van de dakconstructie, het metselwerk en de fundering (..) Voor de details verwijs ik naar bijgaand rapport van [naam vof] (..)
Feit is en blijft dat het werk gebrekkig en zelfs onveilig is. (..) cliënten hebben recht op deugdelijk herstel c.q. nakoming van de overeenkomst alsook vergoeding van eventuele gevolgschade. (..)
Bij dezen stellen cliënten u uit coulance nog een laatste maal in de gelegenheid om hiervoor zorg te dragen.
Derhalve verzoek, en voor zover rechtens vereist, sommeer ik u namens cliënten om mijbinnen 5 dagenna heden schriftelijk te bevestigen dat u alsnog bereid bent om álle gebreken aan het werk – zoals vastgesteld door BIJN Inspections and Advice en [naam vof] – te verhelpen en de overeenkomst alsnog correct en deugdelijk na te komen, en wel binnen 4 weken na heden (..)
(..) bij gebreke van medewerking en/of deugdelijk en duurzaam herstel, verkeert u definitief in verzuim (..)”
2.13.
De gemachtigde van [eisers] heeft de gemachtigde van [gedaagde] , in reactie op diens bericht van 7 april 2020, bij e-mail van 8 april 2020 onder meer het navolgende laten weten (productie 13):
“Cliënten geven uw cliënt thans nog tot uiterlijk volgende weekdinsdag 14 april 2020 tot 16.00 uurde tijd om met de gevraagde schriftelijke bevestiging te komen. (..).”
2.14.
[eisers] heeft vervolgens, na het uitblijven van een verdere reactie van de zijde van [gedaagde] , bij brief van 16 april 2020, voor zover hier van belang, als volgt bericht (productie 14 dagvaarding):
“(..) Een inhoudelijke reactie is (..) uitgebleven. (..) verkeert u (..) in verzuim. (..) cliënten (..) in plaats van nakoming (..) (vervangende) schadevergoeding van u vorderen. (..).”
2.15.
[eisers] heeft BIJN verzocht om een aanvullend rapport uit te brengen en daarin een opsomming te geven van de benodigde herstelwerkzaamheden en daarbij (onder meer) ook de bevindingen van de contra-deskundige, [naam deskundige] , te betrekken (productie 17 dagvaarding). BIJN heeft in haar nadere rapport van 28 augustus 2020 voor zover hier van belang onder meer het navolgende geschreven:
“(..) 2. Conclusie:
Alle gebreken die genoemd zijn en nog nader toegelicht zullen worden zijn te wijten aan de incompetentie van de aannemer. Deze aannemer heeft duidelijk geen verstand van zaken en houdt er zo zijn eigen bouwmethodes op na. Geen constructeur geraadpleegd en niet houden aan bouwbesluit en andere voorschriften/eisen en normen. Er is hier zeker geen sprake van goed en deugdelijk werk. Verre van dat.
3. Opmerkingen op rapport contra-deskundige van de aannemer Ing. [naam deskundige] :
3.1
Ventilatie kruipruimte:
Deze ontbreekt inderdaad zoals al eerder vermeld en zal moeten worden aangebracht.(..) Dit kan niet zonder nieuwe betonvloer aanbouw te verwijderen. Inzagen vloer is geen optie in verband met scheuren in de vloer in de toekomst. (..)
4. Een opsomming van de noodzakelijke herstelwerkzaamheden (..)
(..)
Vocht is op dit moment ook een groot probleem omdat het van alle kanten lekt in de aanbouw. Om verdere schade te voorkomen dient alles per omgaande opgelost te worden.5. Bevestiging schade/controle begroting aannemer
(..) Ons inziens zal alles gesloopt moeten worden. In rapport [naam vof] wordt gesteld dat de vloer niet verwijderd dient te worden. Echter zal dit wel moeten omdat de ventilatie van de kruipruimte ontbreekt/ isolatie en vloer niet op een vlak zandbed liggen/wapening naar vorstrand niet doorloopt (..). Muren moeten binnen en buiten gesloopt worden in verband met slordig en slecht metselwerk, verkeerde isolatie/constructie boven kozijnen. Penant slopen, gevaarlijk. Lichtstraat vervangen.
Al deze punten komt neer op slopen aanbouw en gehele nieuwbouw. (..)”
2.16.
[eisers] heeft vervolgens omstreeks medio oktober 2020 opdracht gegeven aan [naam bv] B.V. (hierna: [naam bv] ) om de herstelwerkzaamheden uit te voeren als gespecificeerd in de offerte van [naam bv] van 8 oktober 2020 met als totaalprijs € 40.002,66 inclusief btw (productie 19 dagvaarding). De aanbouw is eind 2020 opgeleverd door [naam bv] .
2.17.
De heer [naam] van [naam bv] heeft [eisers] in een brief van 1 februari 2021 als volgt bericht (productie 23 dagvaarding):
“(..) Hierbij bevestigen wij dat de bouw- en/of constructiefouten die onderzocht en opgemerkt zijn door BIJN.nl in het bouwkundige rapportage en door [naam vof] in hun rapportage zijn benoemd, overeenkomen met wat [naam bv] tijdens uitvoering van de herstelwerkzaamheden is tegengekomen in bovengenoemde woonhuis.(..).”

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert, na vermindering van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:
veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van € 29.744,41 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 15 mei 2020 tot aan de dag van voldoening,
de overeenkomst tussen partijen, voor zover deze nog niet door [gedaagde] is uitgevoerd, te ontbinden,
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eisers] van € 2.894,20 vanwege kosten deskundigen, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van datum betekening dagvaarding tot aan de dag van voldoening,
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en eveneens vermeerderd met de nakosten ad € 131,-, dan wel, indien betekening plaatsvindt, ad € 199,-.
3.2.
[eisers] legt aan zijn vorderingen het navolgende ten grondslag.
[gedaagde] heeft de overeengekomen werkzaamheden aan de aanbouw volstrekt ondeugdelijk uitgevoerd. Het betreft ernstige gebreken. Dit blijkt onomstotelijk uit het rapport van BIJN en het rapport van [naam vof] . [gedaagde] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van aannemingsovereenkomst. [gedaagde] is, ondanks ingebrekestellingen, die ook als aanmaningen in de zin van art. 6:80 lid 1 sub c BW kunnen worden aangemerkt, niet overgegaan tot herstel dan wel het bevestigen van de bereidheid daartoe, binnen een bepaalde termijn, en is daarom in verzuim komen te verkeren. De aanspraak op nakoming is daarom rechtsgeldig omgezet in een verbintenis tot betaling van vervangende schadevergoeding ad € 29.744,41, zijnde het totaalbedrag aan facturen van de firma [naam bv] . Er is gelet op voormeld tekortschieten en verzuim voorts gerechtvaardigd gedeeltelijke ontbinding gevorderd. Het niet uitgevoerde deel van de overeenkomst stemt overeen met het door [eisers] niet betaalde deel van de aannemingsovereenkomst, te weten € 3.527,15, zodat partijen uit dien hoofde niets meer van elkaar te vorderen hebben. Voor zover het beroep op art. 6:80 lid 1 sub c BW niet wordt gehonoreerd doet [eisers] een beroep op art. 6:248 lid 2 BW. [eisers] heeft ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid kosten moeten maken door het inschakelen van deskundigen BIJN en [naam vof] . Het betreft redelijke kosten ad in totaal € 2.894,20, die op grond van art. 6:96 lid 2 sub b BW voor vergoeding in aanmerking dienen te komen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Er waren inderdaad gebreken die verholpen moesten worden. [gedaagde] stond echter altijd open voor overleg hierover. Het werk is nooit opgeleverd. [eisers] heeft dus geen opeisbare vordering op hem. Van verzuim is geen sprake. Art. 6:80 lid 1 BW is niet aan de orde. [gedaagde] was immers steeds bereid tot nakoming. Hij verwijst in dat kader naar een verslag van [naam deskundige] van 6 juli 2020 over de tussen partijen gevoerde besprekingen (zijn productie 2). Hem is geen redelijke termijn voor het herstel geboden. De gemachtigde van [eisers] heeft alles te snel gedaan. Nu geen sprake is van verzuim en dit zowel voor de vordering tot vervangende schadevergoeding als voor de gevorderde gedeeltelijke ontbinding een vereiste is, zijn deze vorderingen niet toewijsbaar. Dit geldt daarom eveneens voor de ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid gevorderde vergoeding van de kosten van de deskundige.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet in geschil tussen partijen is dat de tussen opdrachtgever [eisers] en [gedaagde] ( [handelsnaam] ) gesloten overeenkomst kwalificeert als aannemingsovereenkomst. De door [gedaagde] uitgevoerde bouwwerkzaamheden zijn volgens [eisers] niet op deugdelijke wijze verricht en [gedaagde] heeft niet op herhaalde aanmaningen gereageerd en is daarom in verzuim komen te verkeren. De verbintenis tot het vervaardigen van een deugdelijke aanbouw is daarom door [eisers] omgezet in een verbintenis tot betaling van vervangende schadevergoeding. [eisers] heeft de geleden schade begroot op € 29.744,41 en vordert thans onder sub 1 van het petitum betaling van dit bedrag.
4.2.
[gedaagde] erkent dat er sprake was van gebreken aan de aanbouw, maar betwist dat sprake is van een rechtsgeldige omzetting van de verbintenis tot het vervaardigen van de aanbouw naar vervangende schadevergoeding. Hij verkeerde namelijk niet in verzuim. Er had ook nog geen oplevering plaatsgevonden.
Rechtsgeldige omzetting naar vervangende schadevergoeding?
4.3.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de verbintenis tot het (deugdelijk) tot stand brengen van de aanbouw, door [eisers] rechtsgeldig kon worden omgezet in een verbintenis tot betaling van vervangende schadevergoeding.
4.4.
[eisers] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat de door [gedaagde] uitgevoerde bouwwerkzaamheden niet deugdelijk zijn uitgevoerd, rapportages van twee partijdeskundigen in het geding gebracht (BIJN en [naam vof] ). Het betreft volgens zowel BIJN als [naam vof] substantiële gebreken die duiden op een gebrek aan goed vakmanschap. De belangrijkste geconstateerde gebreken zien op de fundering (wapening, isolatie, afwatering, niet vorstvrij, ventilatie kruipruimte), het dak (gebrek aan verankering), de muren (op één plek bol, isolatie), het metselwerk/de voegen (risico op scheuren), de lichtstraat en de kozijnen (risico op scheuren). Op een aantal punten komt volgens deze partijdeskundigen zelfs de veiligheid in het gedrang. Dàt er sprake was van gebreken die tot herstel noopten, wordt door [gedaagde] niet ontkend. Door [gedaagde] wordt evenmin (gemotiveerd) ontkend dat het geen gebreken waren die zich voor eenvoudig herstel leenden. Ook [gedaagde] heeft een deskundige, [naam deskundige] , geraadpleegd, die in zijn rapport op het eerste rapport van BIJN heeft gereageerd en mogelijke oplossingsrichtingen heeft aangedragen. [naam deskundige] is op een enkel punt van mening is dat een en ander wèl aan de bouwnormen voldoet, maar weerspreekt voor het overgrote deel de in het eerste rapport van BIJN geconstateerde gebreken/bouwfouten niet. Door [eisers] is, gelet op het voorgaande, voldoende onderbouwd dat er sprake is van dusdanige gebreken dat kan worden geoordeeld dat de contractuele prestatie is achtergebleven bij datgene waar de aannemingsovereenkomst toe verplichtte.
4.5.
De rechtbank ziet zich vervolgens geplaatst voor de vraag of [gedaagde] ten tijde van de omzetting(sverklaring) in verzuim was. [gedaagde] betwist dat sprake is van verzuim in de zin van art. 6:80 lid 1 (sub c) BW. Het werk was nog niet opgeleverd en hij wilde wel degelijk steeds nakomen, maar is daar onvoldoende toe in de gelegenheid gesteld. Hem zijn te korte termijnen gegund.
De (daadwerkelijke) bereidheid van [gedaagde] tot (deugdelijke) nakoming blijkt volgens [eisers] nergens uit. Het blijft enkel bij een blote stelling. [eisers] verwijst in dit kader naar de aan [gedaagde] gezonden aanmaningen, die niet tot een bereidverklaring van de zijde van [gedaagde] hebben geleid.
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat het feit dat er (nog) geen oplevering heeft plaatsgevonden, niet in de weg staat aan een eventuele conclusie dat de gevolgen van niet nakoming, daar waar het de verplichting tot het vervaardigen van een deugdelijke aanbouw betreft, reeds intreden voordat de vordering opeisbaar is geworden. Opdrachtgever [eisers] had naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de substantiële gebreken die kleefden aan het uitgevoerde werk, bij de niet weersproken vergevorderde stand van de werkzaamheden, reeds vóór oplevering, goede gronden om te vrezen dat [gedaagde] in de nakoming van de aannemingsovereenkomst zou tekortschieten. [eisers] heeft [gedaagde] in een brief van 6 april 2020, met duidelijke opgave van gronden, aangemaand om binnen vijf dagen na de schriftelijke aanmaning te bevestigen dat hij nog bereid was om zijn verplichtingen voortvloeiende uit de aannemingsovereenkomst, binnen vier weken, deugdelijk na te komen. Deze termijn is vervolgens (uit coulance) nog een paar dagen verlengd tot uiterlijk 14 april 2020. Niet tussen partijen in geschil is dat door [gedaagde] niet binnen de gestelde (verlengde) termijn is gereageerd op de aanmaning en dat (deugdelijk) herstel door [gedaagde] is uitgebleven. Niet kan worden gezegd dat het geen redelijke termijn betreft. [gedaagde] werd uiteindelijk alles bij elkaar acht dagen gegund om al dan niet zijn bereidheid tot het doen van herstelwerkzaamheden te bevestigen. Voor het afronden van die werkzaamheden werd een termijn van vier weken geboden. Waarom de gegunde termijnen in dit specifieke geval te kort zouden zijn geweest, is door [gedaagde] niet (concreet) aangevoerd en voor zover dit het geval was geweest, had [gedaagde] dit destijds bespreekbaar kunnen maken. Dit geldt eveneens daar waar het de (aard en omvang van de) uit te voeren werkzaamheden betreft. Daar komt nog bij dat [gedaagde] , in ieder geval vanaf begin februari 2020, gelet op de correspondentie tussen partijen, waarin hij ook al werd gemaand tot herstel, alsmede de gesprekken tussen partijen, ervan op de hoogte was dat [eisers] van hem verlangde dat hij herstelwerkzaamheden uitvoerde en waar deze in grote lijnen op zagen (zie onder meer de brief van 3 februari 2020 en de e-mail van 26 maart 2020). [gedaagde] was dus al langer in de gelegenheid om met deze mogelijkheid rekening te houden. Niet kan dan ook worden gezegd dat [gedaagde] geen reële mogelijkheid is geboden om alsnog na te komen. Bovendien kon van [eisers] ook niet worden gevergd dat hij in een situatie verkeerde waarin, naar door hem onweersproken is gesteld, alles bij hem thuis klapperde als het waaide en regende. Er is gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het bepaalde in art. 6:80 lid 1 sub c BW, zodat [gedaagde] ten tijde van het uitbrengen van de omzettingsverklaring in verzuim was.
4.7.
De contractuele prestatie is, gelet op het voorgaande, dus achtergebleven bij datgene waar de aannemingsovereenkomst toe verplichtte en [gedaagde] is in verzuim komen te verkeren. [gedaagde] is daarom tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Gesteld noch gebleken is dat de tekortkoming de omzetting, gezien haar ondergeschikte betekenis, niet rechtvaardigt. Dit ligt gelet op de uitgebreide lijst aan in de rapportages geconstateerde gebreken, waaronder ook gebreken die veiligheidsrisico’s mee kunnen brengen, ook niet voor de hand. De verbintenis tot het vervaardigen van een deugdelijke aanbouw is verder, in voldoende duidelijke termen, bij brief van 16 april 2020 omgezet naar een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Het betreft, gelet op het voorgaande, een rechtsgeldige omzetting in vervangende schadevergoeding.
Hoogte schade
4.8.
[eisers] heeft het aanvankelijk in de dagvaarding gevorderde bedrag aan vervangende schadevergoeding, dat is gebaseerd op de offerte van [naam bv] van 8 oktober 2020, verminderd van € 40.002,66 (inclusief btw) naar € 29.744,41 (inclusief btw). [eisers] heeft daarbij, onder verwijzing naar productie 24, als uitleg gegeven dat niet alle in de offerte van [naam bv] genoemde werkzaamheden zijn uitgevoerd, maar enkel de noodzakelijke werkzaamheden om een deugdelijke, functionele en veilige aanbouw te verkrijgen.
4.9.
[gedaagde] betwist de hoogte van het schadebedrag. Volgens hem was de volledige sloop en herbouw van de aanbouw niet nodig en kon het herstel ook op een minder ingrijpende manier plaatsvinden. [gedaagde] verwijst daartoe naar het rapport van [naam deskundige] , waarin sloop en herbouw niet staan vermeld en per onderdeel wordt uiteengezet hoe het herstel op deugdelijke wijze kon worden verricht. Nog daargelaten het gegeven dat in het rapport van [naam deskundige] , in reactie op het eerste rapport van BIJN, een (eerste) aanzet werd gegeven voor het aftasten van mogelijke oplossingsrichtingen op bepaalde punten, heeft het navolgende te gelden. De enkele verwijzing naar het rapport van [naam deskundige] is onvoldoende om te onderbouwen dat, en waarom, sloop en herbouw niet noodzakelijk zouden zijn. De door [gedaagde] ingewonnen expertise van [naam deskundige] zag immers enkel op het eerste rapport van BIJN, waarin BIJN tot de conclusie kwam dat nog moest worden bekeken of herstel nog mogelijk was of dat gehele nieuwbouw noodzakelijk was. Over de latere bevindingen in het nadere rapport van BIJN is door [gedaagde] geen contra-expertise door [naam deskundige] , dan wel door een andere ter zake deskundige, ingewonnen. Dit geldt ook voor de bevindingen in het rapport van [naam vof] . Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn verweer dat sloop niet noodzakelijk was concreet te staven, door concrete passages uit de betreffende rapporten te benoemen en daar gemotiveerd op in te gaan, bijvoorbeeld onder verwijzing naar een door hem ingewonnen (nadere) contra-expertise. Door dit na te laten heeft hij, zeker in het licht van het feit dat niet gemotiveerd door hem wordt ontkend dat het substantiële gebreken betreft, de noodzaak van de sloop (en nieuwbouw) onvoldoende gemotiveerd weersproken. Door [gedaagde] is tijdens de mondelinge behandeling ook niet meer concreet ingegaan op de door [eisers] gegeven uitleg over de vermindering van het gevorderde schadebedrag. Ook dit had op de weg van [gedaagde] gelegen. Zijn tijdens de mondelinge behandeling ingenomen stelling dat de benodigde herstelwerkzaamheden, indien hem de kans daartoe was geboden, qua kosten, materiaal en tijd, nog binnen het budget van de afgesproken aanneemsom hadden kunnen worden uitgevoerd, is door [gedaagde] op geen enkele wijze concreet onderbouwd. Deze stelling, die gelet op al het voorgaande ook weinig overtuigend is, zal daarom ook worden gepasseerd. Bij gebrek aan concrete betwisting van het (lagere) schadebedrag van € 29.744,41, zal dit bedrag, dat de rechtbank gelet op het aanvankelijk door [gedaagde] geoffreerde bedrag van € 32.126,- niet onredelijk voorkomt, worden toegewezen. De wettelijke rente zal worden toegewezen als gevorderd.
Gedeeltelijke ontbinding
4.10.
[eisers] vordert onder sub 2 van het petitum van de dagvaarding ontbinding van de overeenkomst van aanneming tussen partijen voor zover deze nog niet is uitgevoerd. Deze vordering zal worden afgewezen, aangezien zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien op welke grond deze vordering – naast de reeds gevorderde – vervangende schadevergoeding toewijsbaar zou zijn. Door de omzetting van de verbintenis tot het vervaardigen van de aanbouw naar een verbintenis tot betaling van vervangende schadevergoeding, gaat de oorspronkelijke verbintenis, ten aanzien waarvan [gedaagde] in verzuim was, immers teniet. Een eventuele ontbinding voor zover de prestaties nog niet door [gedaagde] zijn uitgevoerd, kan bij deze stand van zaken, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, dan ook niet meer aan de orde zijn.
Kosten deskundige
4.11.
De gevorderde expertisekosten ad € 2.894,20 komen de rechtbank redelijk voor en zijn (in redelijkheid) gemaakt ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Deze kosten zullen daarom op de voet van artikel 6:96 lid 2 sub b BW worden toegewezen. De wettelijke rente is toewijsbaar zoals gevorderd.
De proceskosten
4.12.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 118,38
- griffierecht 952,00
- salaris advocaat
1.442,00(2,0 punten × tarief € 721,00)
Totaal € 2.512,38
nakosten
4.13.
De nakosten zullen worden begroot met inachtneming van het op de vonnisdatum geldende tarief.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 29.744,41, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW, met ingang van 15 mei 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 2.894,20 vanwege kosten deskundigen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW, met ingang van de datum betekening dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 2.512,38, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CB