ECLI:NL:RBLIM:2022:2612

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
C/03/282864 / HA ZA 20-483
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en btw bij saneringswerkzaamheden voor verhuur aan onderwijsinstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Gemeente Venlo en een gedaagde partij. De Gemeente Venlo vorderde schadevergoeding van de gedaagde voor kosten die verband hielden met asbestsanering van een pand dat verhuurd wordt voor onderwijsactiviteiten. De rechtbank oordeelde dat de btw over de saneringskosten onderdeel uitmaakt van de schade, omdat deze niet als voorbelasting kon worden afgetrokken. De saneringswerkzaamheden waren uitgevoerd ten behoeve van een pand dat werd verhuurd aan de Universiteit Maastricht, waarvoor de verhuur vrijgesteld was van btw. Dit leidde tot de conclusie dat de Gemeente Venlo de btw niet als schadevergoeding kon vorderen, maar dat deze als zelfstandige schadepost moest worden beschouwd. De rechtbank stelde de schadevergoeding vast op € 197.488,25, inclusief wettelijke rente vanaf 9 september 2020. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van dit bedrag, evenals de proceskosten. De rechtbank oordeelde verder dat de Gemeente Venlo de kosten die na een eerder tussenvonnis waren gemaakt, zelf moest dragen, omdat zij niet tijdig inzicht had gegeven in de opbouw van de gevorderde schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/282864 / HA ZA 20-483
Vonnis van 30 maart 2022
in de zaak van
GEMEENTE VENLO,
zetelend te Venlo,
eiseres,
advocaat mr. J.D.E. van den Heuvel te Venlo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M. van Sintmaartensdijk te Maastricht.
Partijen worden hierna de Gemeente Venlo en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 20 oktober 2021
  • de akte uitlating van de Gemeente Venlo van 20 oktober 2021 met daarbij producties 15 tot en met 18b
  • de antwoordakte van [gedaagde] van 17 november 2021
  • de akte uitlating van de Gemeente Venlo van 15 december 2021 met daarbij productie 19
  • de antwoordakte van [gedaagde] van 12 januari 2022
  • de akte houdende in het geding brengen van productie 20 van de Gemeente Venlo van 16 februari 2022
  • de antwoordakte van [gedaagde] van 2 maart 2022.
1.2.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
[gedaagde] betwist niet langer dat de Gemeente Venlo het door B.V. Campus Vastgoed Greenport Venlo (hierna: Campus) gevorderde bedrag aan schadevergoeding heeft betaald. Hij betwist wel dat de Gemeente Venlo gehouden was het (volledige) bedrag aan Campus te betalen.
De kosten van Strukton
2.2.
Strukton Worksphere BV (hierna: Strukton) heeft OCT sloop- en milieutechniek bv (hierna: OCT) als onderaannemer ingeschakeld voor het uitvoeren van de asbestsaneringswerkzaamheden. Uit de overgelegde offerte van OCT blijkt dat zij die werkzaamheden heeft uitgevoerd voor een totaalbedrag van € 142.500,00 exclusief btw. Strukton heeft de werkzaamheden bij Campus in rekening gebracht voor het totaalbedrag van € 170.000,00 exclusief btw. Volgens de Gemeente Venlo wordt het verschil tussen beide bedragen verklaard doordat Strukton aanvullend op de offerte van OCT nog de posten winst, risico, algemene kosten en een CAR-verzekering heeft opgenomen in de begroting.
2.3.
[gedaagde] heeft niet betwist dat de posten winst, risico, algemene kosten en CAR-verzekering in rekening mochten worden gebracht, althans noodzakelijk waren voor een goede uitvoering van de asbestsanering. In zoverre maken die posten terecht onderdeel uit van de door de Gemeente Venlo opgevoerde schade. Dat betekent echter niet dat daarmee ook vaststaat dat de
hoogtevan deze posten terecht is. De genoemde aanvullende posten zijn berekend over een bedrag van € 157.671,50 exclusief btw. De Gemeente Venlo heeft niet toegelicht waarom dat bedrag, in plaats van het door OCT geoffreerde bedrag van € 142.500,00 exclusief btw, als basis voor de berekening van de aanvullende kosten mocht worden gehanteerd door Strukton. Op dit punt heeft de Gemeente Venlo dan ook niet aan de op haar rustende stelplicht voldaan en de rechtbank zal de schade ten aanzien van de door Strukton uitgevoerde werkzaamheden vaststellen op € 153.548,44 exclusief btw. Dat bedrag is als volgt tot stand gekomen aan de hand van de (niet gemotiveerd betwiste) percentages en minderkosten die Strukton heeft gehanteerd voor de aanvullende posten:
Totaal directe kosten: € 142.500,00
- winst, risico en algemene kosten (8,08%): € 11.514,00
- vervallen winst, risico en algemene kosten OCT: -/-
€ 1.001,11
Subtotaal: € 153.012,89
- CAR-verzekering (0,35%):
€ 535,55
Totaal: € 153.548,44
Btw over de kosten van Strukton
2.4.
In het door de Gemeente Venlo gevorderde bedrag aan schadevergoeding is ook btw opgenomen. [gedaagde] heeft betwist dat die btw door hem vergoed moet worden, omdat over schadevergoeding geen btw is verschuldigd.
2.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat de diverse opgevoerde schadeposten inclusief btw aan Campus zijn gefactureerd. Evenmin is in geschil dat Campus de bedragen inclusief btw aan haar opdrachtnemers heeft vergoed. Die door Campus betaalde bedragen waren geen schadevergoeding, maar betaling van geleverde prestaties en dus met btw belast. Campus heeft de door haar aan haar opdrachtnemers betaalde bedragen (inclusief btw) een op een doorbelast aan de Gemeente Venlo. Om die reden is geen sprake van btw over schadevergoeding, maar van btw als zelfstandige schadepost.
2.6.
De Gemeente Venlo heeft verder gesteld dat Campus het onroerend goed vrijgesteld van btw verhuurt aan de Universiteit Maastricht. Zij konden niet opteren voor met btw belaste verhuur, omdat onderwijs in de Wet op de omzetbelasting 1968 is vrijgesteld van btw. Dat betekent volgens de Gemeente Venlo dat Campus de aan haar opdrachtnemers betaalde btw niet als voorheffing in aftrek kan brengen. [gedaagde] heeft betwist dat de wijze van verhuur enige rol speelt voor de vraag of de btw door de Gemeente Venlo aan Campus vergoed had moeten worden. De door de opdrachtnemers geleverde prestaties zijn namelijk wel met btw belast, Campus is een commercieel bedrijf en dat betekent volgens [gedaagde] dat Campus de btw wel als voorheffing in aftrek kon brengen.
2.7.
Anders dan [gedaagde] betoogt, is de wijze van verhuur wel degelijk van belang om te bepalen of Campus de btw die verband houdt met werkzaamheden aan het pand dat in deze zaak centraal staat in aftrek kan brengen. Artikel 15, lid 1, aanhef en onder a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 bepaalt dat ondernemers de belasting in aftrek mogen brengen die door andere ondernemers ter zake van door hen aan de ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten in rekening is gebracht, een en ander voor zover de goederen en de diensten door de ondernemer worden gebruikt voor belaste handelingen. In artikel 11 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 is een nadere uitwerking gegeven van voormeld artikel 15. Artikel 11, lid 1, aanhef en onder b, van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 bepaalt dat van goederen en diensten, die uitsluitend worden gebruikt voor handelingen waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat, de voorbelasting in het geheel
nietvoor aftrek in aanmerking komt. Daaruit volgt dat van belang is om na te gaan waarvoor de door de opdrachtnemers geleverde prestaties worden gebruikt.
2.8.
[gedaagde] heeft bij gebreke van wetenschap betwist dat sprake is van verhuur van het pand door Campus aan de Universiteit Maastricht. De Gemeente Venlo heeft een verklaring overgelegd van de heer John Raven, blijkens zijn e-mailadres werkzaam voor Campus, die de stelling dat sprake is van exclusieve verhuur van het pand door Campus aan de Universiteit Maastricht voor onderwijsdoeleinden ondersteunt. Gelet hierop had [gedaagde] niet kunnen volstaan met een enkele niet nader gemotiveerde betwisting bij gebreke van wetenschap. Hierna zal de rechtbank dan ook van de gestelde verhuur uitgaan.
2.9.
In dit geval hielden alle aan Campus geleverde prestaties verband met de sanering van het pand. Het pand wordt door Campus uitsluitend gebruikt voor verhuur aan de Universiteit Maastricht. Uit artikel 11, lid 1, aanhef en onder b, sub 5°, van de Wet op de omzetbelasting 1968 volgt dat verhuur van onroerend goed is vrijgesteld van btw, tenzij verhuurder en huurder opteren voor een met btw belaste verhuur. Eveneens volgt daaruit dat voor die optie slechts gekozen kan worden als de huurder het onroerend goed gebruikt voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van btw bestaat. Uit artikel 11, lid 1, aanhef en onder o, sub 1°, van de Wet op de omzetbelasting 1968 volgt dat het verzorgen van onderwijs is vrijgesteld van btw. Dit betekent dat in onderhavig geval Campus en de Universiteit Maastricht niet konden opteren voor een btw belaste verhuur en dat de verhuur vrijgesteld is van btw.
2.10.
Campus heeft dus geen recht op aftrek van voorbelasting terzake de verhuur van het onroerend goed. Dit brengt, gelet op het hiervoor genoemde artikel 11 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968, met zich mee dat ook geen recht op aftrek bestaat ten aanzien van prestaties die uitsluitend worden gebruikt voor die verhuur. Aangezien de saneringswerkzaamheden zijn uitgevoerd ten behoeve van het mogelijk maken van de verhuur, bestaat geen recht op aftrek ten aanzien van de daarmee verband houdende kosten.
Conclusie, wettelijke rente en proces- en nakosten
2.11.
De conclusie van het voorgaande is dat [gedaagde] gehouden is de schade van de Gemeente Venlo te vergoeden voor zover die ziet op de (gecorrigeerde) kosten van de asbestsanering door Strukton inclusief btw. Het gaat om een bedrag van € 153.548,44 exclusief btw, zijnde € 185.793,61 inclusief btw. In het tussenvonnis van 22 september 2021 is al geoordeeld dat [gedaagde] ook een bedrag van € 11.694,64 aan de Gemeente Venlo dient te vergoeden voor de kosten van RPS, het kostenonderzoek door ATOsborne en de btw daarover. De overige door de Gemeente Venlo gestelde schadeposten komen niet voor vergoeding in aanmerking. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld tot betaling van in totaal € 197.488,25.
2.12.
[gedaagde] zal verder worden veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over voormeld bedrag. De Gemeente Venlo heeft wettelijke rente vanaf 1 september 2019 gevorderd, maar zij heeft niet gesteld waarom van die datum als verzuimdatum moet worden uitgegaan. Door de daad van dagvaarding is echter in elk geval verzuim ingetreden, zodat de wettelijke rente vanaf die datum (9 september 2020) toewijsbaar is.
2.13.
[gedaagde] dient als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure te worden veroordeeld. De rechtbank is echter van oordeel dat de kosten die zijn gemaakt na het tussenvonnis van 22 september 2021 niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat De Gemeente Venlo nagelaten heeft vóór de mondelinge behandeling inzicht te geven in de opbouw van de gevorderde schadevergoeding. Als zij haar vordering toen al deugdelijk onderbouwd had, had direct eindvonnis gewezen kunnen worden en waren de na het tussenvonnis gewisselde aktes niet nodig geweest. De rechtbank zal daarom de kosten die na het tussenvonnis zijn ontstaan voor rekening van de Gemeente Venlo laten, in die zin dat zij haar eigen kosten vanaf dat moment dient te dragen.
- dagvaarding € 86,85
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat €
4.982,00(2,0 punten × tarief € 2.491,00)
Totaal € 9.199,85
2.14.
De Gemeente Venlo heeft begroting van de nakosten verzocht. Dit zal worden gedaan op de wijze zoals hierna in de beslissing vermeld. De door de Gemeente Venlo gevorderde wettelijke rente over de proces- en nakosten wordt eveneens toegewezen zoals hierna in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis aan de Gemeente Venlo tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 197.488,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 9 september 2020 tot aan de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente Venlo tot op heden begroot op € 9.199,85, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten vanaf de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Dohmen en in het openbaar uitgesproken door
mr. I.M. Etman op 30 maart 2022. [1]

Voetnoten

1.type: TD