ECLI:NL:RBLIM:2022:2595

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
9731049\ CV EXPL 22-1268
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot overdracht van dossier door bewindvoerder in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde BCMM B.V. als opvolgend bewindvoerder dat H3 Bewindvoering en Inkomensbeheer B.V. verplicht werd om het volledige dossier van de rechthebbenden over te dragen. De procedure volgde op een eerdere beschikking waarin H3 was ontslagen als bewindvoerder en BCMM was benoemd als opvolgend bewindvoerder. De kantonrechter had in die beschikking bepaald dat H3 alle relevante stukken met betrekking tot het dossier diende over te dragen. BCMM stelde dat H3 niet aan deze verplichting had voldaan, omdat er belangrijke documenten ontbraken die nodig waren om de schuldenlijst te verifiëren. H3 voerde aan dat zij voldoende documenten had verstrekt via een digitale link, maar de kantonrechter oordeelde dat dit niet voldeed aan de eisen van de overdracht. De rechter oordeelde dat H3 de verplichting had om het dossier zo in te richten dat de schulden terug te herleiden waren tot brondocumenten. De vordering van BCMM werd toegewezen, met een dwangsom voor iedere dag dat H3 in gebreke bleef.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9731049 \ CV EXPL 22-1268
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 31 maart 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BCMM B.V.,
gevestigd te Meerssen,
in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan
2.
[eiser sub 2], en
3.
[eiseres sub 3],
beiden wonend te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde mr. A.S. van Gans,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H3 BEWINDVOERING EN INKOMENSBEHEER B.V.,
statutair gevestigd en kantoor houdend te Heerlen,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna BCMM, [eisers sub 2 en 3] respectievelijk H3 genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit:
  • het exploot van dagvaarding van 16 maart 2022 met 12 producties,
  • de brief van BCMM houdende producties 13 en 14, tevens houdende wijziging van eis,
  • de e-mail van H3 houdende een brief met bijlagen A t/m G,
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 28 maart 2022 waar beide partijen hun standpunten nader hebben toegelicht en door BCMM spreekaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Ten slote is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 3 oktober 2012 van deze rechtbank zijn met ingang van 1 november 2012 de goederen die (zullen) toebehoren aan [eisers sub 2 en 3] onder bewind gesteld en is H3 tot bewindvoerder benoemd.
2.2.
Bij beschikking van 3 februari 2022 van deze rechtbank is H3 ontslagen als bewindvoerder en is met ingang van 16 februari 2022 BCMM tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
2.3.
In die beschikking is naar aanleiding van het oordeel van de kantonrechter dat de schuldenlijst bij de rekening en verantwoording over 2020 niet aansluit bij die van 2019 en dat H3 daarvoor geen plausibele verklaring heeft kunnen geven - geciteerd voor zover van belang - ook bepaald dat:
“de ontslagen bewindvoerder binnen 2 maanden na de ingangsdatum van zijn ontslag, de eindrekening en-verantwoording aflegt aan de opvolgend bewindvoerder en een – zo mogelijk door de opvolgend bewindvoerder voor akkoord ondertekend – exemplaar ervan aan het team Toezicht overlegt, (…)”
en dat
“de opvolgend bewindvoerder binnen 4 maanden na de ingangsdatum van zijn benoeming een afschrift van de beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen aan het team Toezicht overlegt en – voor zover dit nog niet is overgelegd – een (aanvullend) plan van aanpak, (…)”
en
“gelast, dat H3 bewindvoering en Inkomensbeheer B.V. alle stukken met betrekking tot het dossier van rechthebbenden over dient te dragen onmiddellijk na de vraag daartoe van opvolgend bewindvoerder,
draagt de opvolgend bewindvoerder op om binnen 4 maanden na dagtekening van deze beschikking een begroting aan de kantonrechter over te leggen van het te verrichten onderzoek naar de rekeningen en verantwoordingen over de jaren 2017 tot en met 2020.”
2.4.
Op 16 februari 2022 heeft BCMM H3 verzocht het dossier ter beschikking te stellen.
2.5.
Op 18 februari 2022 heeft H3 aan BCMM een link verstrekt waarmee via het programma genaamd “Onview” het dossier van [eisers sub 2 en 3] in kan worden gezien. Op 23 februari 2022 heeft H3 de benodigde inloggegevens van [eisers sub 2 en 3] aan BCMM ter beschikking gesteld.

3.Het geschil

3.1.
BCMM vordert – na wijziging van eis – dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en voor zover de wet dat toelaat
I. beveelt dat H3 uiterlijk binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis het volledige dossier inzake het door H3 gevoerde financieel beheer van [eiseres sub 3] en [eiser sub 2] aan BCMM zal hebben verstrekt, waaronder in ieder geval de bescheiden waaruit blijkt dat Vangelen een verplichting tot betaling heeft aan
de Volksbank van € 27.924,57 op 31 december 2021 en op 1 januari 2020 (in het bijzonder nu op 31 december 2019 en ook daarvoor nog geen schuld bij de Volksbank in de schuldenlijst is opgenomen);
de SNS-bank van € 3.662,45 op 31 december 2021;
de Rabobank van € 233,45 op 31 december 2021;
het CAK op 31 december 2021 van € 1.174,29, op 31 december 2020 van € 1.174,29, op 31 december 2019 van € 1.736,25, € 1.174,29 en € 5.962,51 en op 1 januari 2020 van € 5.962,51, € 5.302,96 en € 1.174,29;
Robin Energie van € 1.151,99, € 530,32 en € 1.001,47 op 31 december 2021;
VGZ op 31 december 2019 € 682,23, € 209,33, € 404,53 en € 134,21 en op 1 januari 2020 en € 517,15;
Vodafone op 31 december 2019 van € 866,15 en € 107,02
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat H3 van volledige verstrekking in gebreke blijft;
II. H3 veroordeelt in de kosten van deze procedure;
III. H3 veroordeelt in de nakosten voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis.
3.2.
H3 heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna – voor zover relevant – worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling is voldoende gebleken dat het gaat om een spoedeisende zaak waarin, gelet op het belang van [eisers sub 2 en 3] en daarmee ook van BCMM, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist. H3 heeft dit spoedeisend belang als zodanig ook niet betwist.
4.2.
In de onderhavige zaak staat centraal de vraag in hoeverre H3 aan de in de beschikking van de kantonrechter van 3 februari 2022 opgelegde verplichting tot het overdragen van alle stukken met betrekking tot het dossier van [eisers sub 2 en 3] heeft voldaan.
4.3.
Volgens BCMM laat H3 na het
volledigedossier te verstrekken.. Dat wil zeggen: de stukken waaruit het recht op inkomen dan wel inkomsten, de plicht tot uitgaven en de verplichting tot betaling aan een schuldeiser blijkt, alsmede de door H3 bij de rechtbank ingediende rekening en verantwoording over de verstreken jaren. Weliswaar heeft H3 bij haar brief van 25 maart 2022 nog enkele stukken overgelegd (bijlagen A tot en met G), desondanks ontbreekt ten aanzien van een behoorlijk aantal schulden nog het oorspronkelijke bewijs waaruit een betalingsverplichting blijkt. Het is daardoor voor BCMM ook niet mogelijk om de door de kantonrechter gevraagde begroting (zie hiervoor onder 2.3.) op te maken. Daarnaast heeft BCMM, althans [eisers sub 2 en 3] , goede reden om te twijfelen aan de juistheid van de schuldenlijst omdat uit het door H3 overgelegde betekeningsexploot (bijlage A en B bij de brief van 25 maart 2022) volgt dat dat exploot bestemd was voor de heer [naam] , geboren op [geboortedatum 1] , terwijl het in de onderhavige zaak de heer [eiser sub 2] , geboren op [geboortedatum 2] betreft en dus in ieder geval één schuld op naam van een ander persoon met dezelfde naam op de schuldenlijst van [eisers sub 2 en 3] terecht is gekomen, aldus BCMM.
4.4.
H3 stelt zich op het standpunt dat zij aan de verplichting het dossier te verstrekken heeft voldaan. Via de verstrekte link met inloggegevens heeft BCMM de toegang tot 1149 documenten waaronder ook de documenten die bij brief van 25 maart 2022 nog zijn aangeleverd. Verder is het volgens H3 niet relevant hoeveel schulden er van een bepaalde schuldeiser op de lijst staan en dat een schuld niet tot een specifiek document herleid kan worden. Het dossier wordt immers op enig moment overgedragen naar de afdeling schuldhulpverlening van de Kredietbank Limburg, die vervolgens alle schuldeisers gaat aanschrijven om zodoende tot een correcte schuldenopgave te komen. Dat van een aantal schulden het (oorspronkelijke) bewijs van de betalingsverplichting ontbreekt, kan gelegen zijn in het feit dat na niet of te late betaling een betalingsherinnering is ontvangen, waarna de (ontstane) schuld door de bewindvoerder op de schuldenlijst is opgenomen. Die betalingsherinnering bevindt zich dan niet specifiek in het dossier maar is onderdeel van de gehele administratie met correspondentie. In dat geval zou die gehele administratie aan BCMM overgedragen moeten worden, aldus H3.
4.5.
Gelet op de stellingen van partijen over en weer heeft H3 naar het (voorlopig) oordeel van de kantonrechter niet voldaan aan de verplichting om alle stukken met betrekking tot het dossier van [eisers sub 2 en 3] aan BCMM over te dragen. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
4.6.
Het ligt op de weg van de bewindvoerder om het dossier van de rechthebbende op zodanige wijze in te richten dat de op de schuldenlijst opgenomen schulden terug te herleiden zijn tot een bepaald brondocument en dat, indien om welke reden dan ook een dergelijk document ontbreekt (bijvoorbeeld omdat het mogelijk bestaan van die schuld ter sprake is gekomen tijdens het intakegesprek en die schuld dan volledigheidshalve in de schuldenlijst is opgenomen), er in ieder geval een notitie in het dossier aanwezig dient te zijn op basis waarvan de bewindvoerder heeft besloten een schuld in de schuldenlijst op te nemen. Ook wanneer dat gebeurt naar aanleiding van een betalingsherinnering van een schuldeiser, dan ligt het voor de hand die betalingsherinnering aan het dossier toe te voegen. H3 had die documenten in ieder geval op eerste verzoek van BCMM dienen over te dragen. Het enkel aanleveren van een link met inloggegevens naar een digitaal dossier met 1149 documenten, waarin BCMM vervolgens de bij een bepaalde schuld behorende onderliggende documenten bij elkaar dient te zoeken, is daartoe onvoldoende.
4.7.
Op grond van het vorenstaande zal de vordering van BCMM dan ook worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd tot € 500,00 voor iedere dag dat H3 niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 10.000,00.
4.8.
H3 zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van BCMM worden begroot op:
  • explootkosten € 108,41
  • griffierecht € 128,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 983,41.
De nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna onder de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
beveelt H3 om uiterlijk binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis het volledige dossier inzake het door H3 gevoerde financieel beheer van [eiseres sub 3] en [eiser sub 2] aan BCMM te verstrekken, waaronder in ieder geval de bescheiden waaruit blijkt dat [eisers sub 2 en 3] een verplichting tot betaling heeft aan
de Volksbank van € 27.924,57 op 31 december 2021 en op 1 januari 2020 (in het bijzonder nu op 31 december 2019 en ook daarvoor nog geen schuld bij de Volksbank in de schuldenlijst is opgenomen);
de SNS-bank van € 3.662,45 op 31 december 2021;
de Rabobank van € 233,45 op 31 december 2021;
het CAK op 31 december 2021 van € 1.174,29, op 31 december 2020 van € 1.174,29, op 31 december 2019 van € 1.736,25, € 1.174,29 en € 5.962,51 en op 1 januari 2020 van € 5.962,51, € 5.302,96 en € 1.174,29;
Robin Energie van € 1.151,99, € 530,32 en € 1.001,47 op 31 december 2021;
VGZ op 31 december 2019 € 682,23, € 209,33, € 404,53 en € 134,21 en op 1 januari 2020 en € 517,15;
Vodafone op 31 december 2019 van € 866,15 en € 107,02
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat H3 van volledige verstrekking in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00,
5.2.
veroordeelt H3 in de proceskosten van BCMM, welke kosten tot heden worden begroot op een bedrag van € 983,41,
5.3.
veroordeelt H3 onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door BCMM volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
RJ