ECLI:NL:RBLIM:2022:2455

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
ROE 19/2017
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van informatie op basis van Wob-verzoek met betrekking tot incidenten op scholen

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de openbaarmaking van informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had een Wob-verzoek ingediend om informatie te verkrijgen over meldingen bij de politie Limburg over incidenten op middelbare scholen, inclusief scholen voor voortgezet speciaal onderwijs, vanaf 1 januari 2014. Verweerder, de korpschef van politie, had een overzicht openbaar gemaakt, maar weigerde de locaties en namen van de betrokken scholen openbaar te maken. Dit gebeurde op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob, waarbij verweerder en derde-partijen vreesden voor onevenredig nadeel en een stigmatiserend effect op de scholen. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden onvoldoende gewicht hadden om de openbaarmaking te weigeren. De rechtbank vond dat het overzicht op zich geen informatie bevatte die onevenredig nadelig was voor de betrokken scholen en dat het gestelde nadeel gemakkelijk kon worden voorkomen door een toelichting bij het overzicht te geven. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om de locaties en namen van de betrokken scholen alsnog openbaar te maken. Tevens werd bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht diende te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 19/2017

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , wonende in [woonplaats] , eiser,

en

de korpschef van politie, verweerder.

Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen de rechtspersonen waaronder betrokken scholen vallen, te weten:
Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs (SLVO), met gemachtigde mr. E. Damhuis,
Stichting DaCapo, met gemachtigde mr. M.H. van Roekel,
Stichting Voortgezet Onderwijs Parkstad Limburg (SVOPL), met gemachtigde mr. H.A.A. Berendsen,
Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs (VOMO),
Onderwijsstichting de Wijnberg,
Stichting MosaLira en Stichting Onderwijs Midden-Limburg (SOML).

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2018 heeft verweerder beslist op het verzoek van eiser van
23 oktober 2018 om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij besluit van 13 februari 2019 heeft verweerder op het bezwaar dat eiser tegen het besluit van 31 oktober 2018 heeft gemaakt beslist. Bij besluit van 17 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder opnieuw op het bezwaar van eiser beslist en het besluit van
13 februari 2019 ingetrokken. Verweerder heeft het bezwaar bij het bestreden besluit deels gegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Onderwijsstichting de Wijnberg heeft zich daarbij aangesloten. Stichting DaCapo, SVOPL en VOMO hebben zelf een inhoudelijke reactie ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2022. Eiser was ter zitting aanwezig. Hij heeft zich laten bijstaan door [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.M.L. Vossen. SLVO, Stichting DaCapo en SVOPL hebben zich door hun gemachtigden laten vertegenwoordigen. VOMO, Onderwijsstichting de Wijnberg, Stichting MosaLira en SOML hebben zich al dan niet met bericht van verhindering niet ter zitting laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

Het Wob-verzoek
1. Eiser heeft gevraagd om openbaarmaking van informatie in het kader van de bestuurlijke aangelegenheid ‘veiligheid op scholen’, primair in de vorm van een overzicht. Meer concreet ziet het verzoek op alle meldingen bij de politie Limburg over incidenten op middelbare scholen, waaronder scholen voor voortgezet speciaal onderwijs, vanaf
1 januari 2014 tot aan de datum van het verzoek.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft het gevraagde overzicht bij wijze van uitzondering gemaakt en bij het bestreden besluit openbaar gemaakt. In het overzicht staat alle gevraagde informatie, behalve de locaties/namen van de scholen waarop de informatie betrekking heeft. Verweerder heeft openbaarmaking van de locaties/namen van de betrokken scholen in het overzicht geweigerd met een beroep op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob. De reden die verweerder daarvoor geeft is dat openbaarmaking van de locaties/namen van de betrokken scholen een stigmatiserend effect kan hebben op de scholen of schoolbesturen van scholen die veel in het overzicht voorkomen, waardoor financiële en economische belangen van die scholen geschaad kunnen worden. Verweerder vreest in een tijd waarin scholen in Limburg toch al te kampen hebben met krimp en soms met dreigende faillissementen dat de scholen die veel voorkomen in het overzicht onevenredig benadeeld worden door openbaarmaking van de locaties/namen van de betrokken scholen. Dit geldt volgens verweerder temeer omdat het overzicht geen duiding geeft waardoor informatie een vertekend beeld kan geven. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat de informatie die eiser uit het overzicht wil halen al openbaar is op de website www.scholenopdekaart.nl.
De standpunt van derde-partijen
3. De standpunten van derde-partijen liggen in het verlengde van het standpunt van verweerder. Zij zijn bang dat het overzicht met locaties/namen van betrokken scholen een vertekend beeld geeft. De omstandigheid dat er vast ook incidenten zijn geweest die niet zijn gemeld draagt volgens hen daaraan bij. Zij vragen zich af of scholen wel op de hoogte zijn van de meldingen en waarom eiser zich niet tot de inspectie heeft gewend met zijn verzoek. Daar kan hij volgens derde-partijen de meest betrouwbare informatie krijgen.
Het beroep
4. Eiser is het onder meer niet eens met de weigering van verweerder om de locaties/namen van de betrokken scholen op de grond in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob openbaar te maken. Hij voert aan dat ongunstige informatie niet zonder meer geweigerd mag worden op deze grond.
De beoordeling van het beroep
5. In artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob is bepaald dat het verstrekken van informatie ingevolge de Wob achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
5.1
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling (Kamerstukken II 1986/87, 19 859, nr. 3, blz. 36 en 37) blijkt dat dit de meest algemene uitzonderingsgrond is die kan worden toegepast als door het verstrekken van informatie andere belangen dan de in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a tot en met f, genoemde belangen te zeer worden geschaad. Deze bepaling voorziet daarmee in de behoefte om de Wob te kunnen toepassen in zeer verschillende, niet voorspelbare situaties. Onder de bij de aangelegenheid betrokken derden kunnen scholen worden begrepen.
5.2
Het openbaargemaakte overzicht maakt deel uit van het dossier en bevat, zoals uit het bestreden besluit blijkt, informatie uit bedrijfsprocessensystemen van de politie. Het overzicht bestaat uit zes kolommen met de volgende benamingen waarin de informatie is verdeeld: 1) “beleid code”, 2) “beleid”, 3) “kennisname datum”, 4) “kennisname tijd”,
5) “misdrijf indicatie” en 6) “activiteiten”. Verweerder heeft het overzicht in het bestreden besluit als volgt toegelicht. Het overzicht bevat zowel meldingen waarna de politie ter plaatse is gegaan als meldingen waarna de politie niet ter plaatse is gegaan. De codes in de kolom “activiteiten”, waarin de afloop staat vermeld, kunnen verschillende betekenissen hebben. De code “geen activiteit” kan bijvoorbeeld betekenen dat er geen opsporingsindicatie is, maar ook dat een losse of onjuiste melding is gedaan of een melding waarbij geen vervolgactie is gevraagd. De kolom “misdrijfindicatie” is toegevoegd, omdat een aangifte in de systemen van de politie niet als een activiteit wordt gezien en daarom niet in de kolom “activiteiten” staat. Als in de kolom “misdrijfindicatie” “ja” staat, is sprake van een aangifte.
De rechtbank voegt hieraan toe dat in de kolom “beleid code” codes staan waarvan de betekenis zonder nadere uitleg niet bekend is, dat in de kolom “beleid” de gemelde incidenten staan of een algemene omschrijving als “afhandeling overige meldingen” of “assistenties overig” en dat in de kolommen “kennisname datum” en “kennisname tijd” datum en tijd van de betreffende melding zijn opgenomen.
5.3
De rechtbank stelt vast dat het overzicht informatie inhoudt van puur feitelijke aard over bij de politie gedane meldingen van incidenten op scholen, wanneer en hoe laat de meldingen zijn gedaan, of er aangifte van een strafbaar feit is gedaan of niet en of er een vervolgactie op de melding heeft plaatsgevonden en welke, al dan niet geconcretiseerd. Zij stelt ook vast dat verweerder en derde-partijen zich niet op het standpunt stellen dat het overzicht met vermelding van locaties/namen van de betrokken scholen niet openbaar kan worden gemaakt omdat het overzicht op zich de betrokken scholen onevenredig benadeelt. Zij gaat er daarom van uit dat verweerder en derde-partijen de informatie in het overzicht in combinatie met vermelding van locaties/namen van betrokken scholen op zich niet als informatie zien die bij openbaarmaking ervan de betrokken scholen onevenredig benadeelt en acht dit een juiste zienswijze. De rechtbank begrijpt dat verweerder en derde-partijen vrezen voor onevenredig nadeel door hoe derden het overzicht (zouden) kunnen opvatten, omdat het overzicht, volgens verweerder en derde-partijen, met vermelding van locaties/namen van betrokken scholen en of schoolbesturen, een stigmatiserend effect kan hebben en een vertekend beeld kan geven van de betrokken scholen met de door verweerder en derde-partijen geschetste gevolgen van dien. De rechtbank vindt de gegeven omstandigheden echter van onvoldoende gewicht om openbaarmaking van de locaties/namen van de betrokken scholen in het overzicht, informatie die in combinatie met de overige informatie in het overzicht, op zich niet als onevenredig benadelende informatie voor de betrokken scholen is op te vatten, te weigeren in het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van de betrokken scholen voor het onzekere geval dat het overzicht een stigmatiserend effect heeft en/of een vertekend beeld geeft. Vooral ook, omdat deze omstandigheden en de gevreesde gevolgen gemakkelijk voorkomen kunnen worden door het overzicht op een dusdanige manier te presenteren, bijvoorbeeld met een toelichting, dat ook voor derden duidelijk is wat in het overzicht staat en wat er niet in staat. De rechtbank is het dus met eiser eens dat verweerder de locaties/namen van de betrokken scholen niet mocht weigeren op de grond in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob. De omstandigheden dat eiser de informatie die hij wil hebben ook bij de inspectie had kunnen vragen of op de website www.scholenopdekaart.nl zou kunnen vinden, laat, wat hier ook van zij, onverlet dat verweerder de locaties/namen van betrokken scholen naar aanleiding van het voorliggende Wob-verzoek om genoemde redenen niet op de grond in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob heeft mogen weigeren.
Conclusie
6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen voor zover verweerder de locaties/namen van betrokken scholen niet openbaar heeft gemaakt. Omdat zij niet ziet dat er een andere weigeringsgrond voor deze gegevens kan zijn, zal zij zelf voorziend dat doen wat verweerder in het bestreden besluit had moeten doen en dat is het besluit op het Wob-verzoek herroepen voor zover verweerder de locaties/namen van de betrokken scholen heeft geweigerd openbaar te maken, het verzoek in zoverre alsnog inwilligen
,bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit en verweerder opdragen uitvoering te geven aan deze uitspraak.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover verweerder de locaties/namen van betrokken scholen niet openbaar maakt;
  • herroept het besluit op het Wob-verzoek van eiser voor zover daarbij is beslist dat
de locaties/namen van betrokken scholen niet openbaar worden gemaakt, willigt het Wob-verzoek van eiser in zoverre in, bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit en draagt verweerder op uitvoering te geven aan deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.W.C.M. Frings, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 30 maart 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.