ECLI:NL:RBLIM:2022:2414

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
9560964 OV VERZ 21-69
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopig deskundigenbericht inzake gebreken aan gehuurde woonwagenstandplaats

In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, gedateerd 4 april 2022, is het verzoek van [verzoeker] om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen afgewezen. [verzoeker] huurt sinds 1 december 2019 een woonwagenstandplaats van de Gemeente Heerlen, die PIM als beheerder heeft aangesteld. Het verzoek was gericht op het vaststellen van gebreken en schade aan het gehuurde, waarvoor [verzoeker] de verhuurder aansprakelijk wilde stellen. De Gemeente en PIM betwisten echter de aansprakelijkheid en stellen dat [verzoeker] geen belang heeft bij het verzoek, aangezien de gebreken deels niet voor rekening van de Gemeente komen en [verzoeker] zelf opdrachtnemers heeft ingeschakeld.

De kantonrechter oordeelt dat het verzoek prematuur is, omdat er onduidelijkheid bestaat over de omvang van de schade en welke werkzaamheden door wie zijn verricht. Dit maakt het onmogelijk om een duidelijk afgebakende opdracht aan een deskundige te geven. De rechter benadrukt dat bij een verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht geen discretionaire bevoegdheid bestaat; het verzoek moet worden toegewezen als het voldoende concreet en ter zake dienend is. In dit geval zijn er echter te veel onduidelijkheden, waardoor het verzoek in strijd met de goede procesorde wordt afgewezen.

[verzoeker] wordt veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de belanghebbenden, die zijn begroot op € 498,00 voor de Gemeente en € 249,00 voor PIM. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. W.E. Elzinga.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rekestnummer: 9560964 OV VERZ 21-69
Beschikking van 4 april 2022
in de zaak van
[verzoeker],
wonend te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde mr. V.H.A. Griffioen.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HEERLEN,
zetelend te Heerlen,
gemachtigde mr. D.M.J. Dexters en mr. S.J. Keuls,

2 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PARTNERS IN MAATWERK-ZUID B.V.,gevestigd te Maastricht,

gemachtigde mr. J.L.H. Holthuijsen,

3 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [belanghebbende sub 3] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

gemachtigde [naam gemachtigde] .
Partijen worden hierna [verzoeker] respectievelijk de Gemeente, PIM en [belanghebbende sub 3] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen 1 t/m 4, ter griffie ontvangen op 26 november 2021,
  • de brief namens [verzoeker] met als bijlage 5 een cd-rom, ter griffie ontvangen op
  • het verweerschrift van de Gemeente met 1 bijlage, ter griffie ontvangen op
7 februari 2022,
  • de brief namens [verzoeker] met bijlagen 6 en 7, ter griffie ontvangen op
  • het e-mailbericht namens PIM, ter griffie ontvangen op 9 februari 2022,
  • het e-mailbericht namens PIM met bijlagen 1 en 2, ter griffie ontvangen op
  • het e-mailbericht namens [verzoeker] met bijlagen 8 t/m 11, ter griffie ontvangen
  • de mondelinge behandeling op 15 februari 2022,
  • de pleitnotitie namens PIM met 2 bijlagen.
1.2.
Ter zitting zijn verschenen:
  • [verzoeker] , bijgestaan door mr. Griffioen;
  • [naam coördinator woonwagenzaken] (coördinator woonwagenzaken) namens de Gemeente, bijgestaan door mr. Dexters;
  • [naam directeur] (directeur), [naam juriste] (juriste) en [naam senior medewerker beheer en projecten] (senior medewerker beheer en projecten) namens PIM, bijgestaan door mr. Holthuijsen;
  • [naam gemachtigde] namens [belanghebbende sub 3] .
1.3.
De zitting is vervolgens aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen nadere stukken in te dienen:
  • de akte namens de Gemeente met bijlagen 2 t/m 5, ter griffie ontvangen op 4 maart 2022,
  • het e-mailbericht namens PIM, ter griffie ontvangen op 4 maart 2022,
  • het e-mailbericht namens de Gemeente, ter griffie ontvangen op 16 maart 2022,
  • het e-mailbericht namens PIM met bijlagen, ter griffie ontvangen op 16 maart 2022,
  • de akte na mondelinge behandeling namens [verzoeker] met bijlage 12, ter griffie ontvangen op 21 maart 2022.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] huurt sinds 1december 2019 van de Gemeente de woonwagenstandplaats inclusief onroerende aanhorigheden waaronder het sanitairgebouw, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde). [verzoeker] heeft daar een woonwagen staan, die zijn eigendom is.
2.2.
De Gemeente heeft PIM als beheerder aangesteld.
2.3.
In opdracht van de Gemeente heeft aannemer [belanghebbende sub 3] vanaf 30 november 2020 onderhoudswerkzaamheden aan het gehuurde uitgevoerd.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt ertoe dat de kantonrechter een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen omtrent de door [verzoeker] gestelde gebreken en schade aan het gehuurde. [verzoeker] wil de verhuurder aansprakelijk stellen voor gebreken door werkzaamheden aan het gehuurde en zijn woonwagen. Gelet op de onafhankelijkheid van de te benoemen deskundige verzoekt [verzoeker] een deskundige te benoemen uit een ander deel van het land alsmede een deskundige die is ingeschreven in het Nivre Register. Ter zitting is namens [verzoeker] nog aangevoerd dat het verzoek gelet op de vaste jurisprudentie dient te worden toegewezen. De schade is erkend alsmede de onderhoudsverplichting van PIM. Partijen verschillen van mening over de omvang van de gebreken dan wel de schade. Het thans gevoerde “eigen schuld” verweer was [verzoeker] niet bekend. De brief van PIM aan mr. Griffioen van 25 oktober 2021 (bijlage 1 van PIM) heeft mr. Griffioen nooit ontvangen, zodat aan de inhoud van deze brief geen rechtsgevolgen kunnen worden ontleend.
3.2.
De Gemeente verzet zich tegen inwilliging van het verzoek. Zij stelt dat [verzoeker] geen belang heeft bij zijn verzoek. De door [verzoeker] gestelde gebreken komen deels niet voor rekening van de Gemeente. De gemeente stelt dat [verzoeker] zelf opdrachtnemers heeft ingeschakeld, zodat zij niet aansprakelijk kan zijn voor eventuele schadeposten als gevolg van niet deugdelijke nakoming door deze opdrachtnemers. Anderzijds zou [verzoeker] vergaande eigen schuld hebben en heeft hij zijn schadebeperkingsplicht geschonden, gelet op zijn starre houding en verbale agressiviteit. Indien het verzoek wordt toegewezen, verzoekt de Gemeente een deskundige uit de gebruikelijke lijst te kiezen.
3.3.
PIM heeft ter zitting gesteld dat zij aangemerkt dient te worden als belanghebbende, nu niet uitgesloten is dat zij op enig moment aansprakelijk zal worden geacht voor schade en/of herstelkosten van gebreken ten aanzien waarvan nu om een deskundigenbericht wordt verzocht. PIM stemt in met het verweerschrift zoals door de Gemeente is ingediend. Zij voert voorts aan dat zij, noch de Gemeente aansprakelijk kunnen zijn voor onderhoud en/of gebreken aan de woonwagen, nu deze eigendom is van [verzoeker] . PIM stelt dat een aantal werkzaamheden nog dienen te worden uitgevoerd, maar dat deze uitvoering uiterst moeizaam verloopt door toedoen van [verzoeker] . Totdat er afspraken zijn gemaakt met [verzoeker] over de exacte werkzaamheden en afspraken om de veiligheid van haar medewerkers te garanderen, heeft PIM de werkzaamheden opgeschort (bijlage 1 PIM: brief 25 oktober 2021). PIM is evenals de Gemeente van oordeel dat [verzoeker] geen belang heeft bij het onderhavige verzoek. Indien het verzoek wel zal worden toegewezen verzoekt PIM – kort gezegd – de vraagstelling te beperken, nu niet alle punten, zoals door [verzoeker] opgevoerd, in het onderzoek van de deskundige dienen te worden betrokken. De persoon van de te benoemen deskundige kan worden gekozen uit de lijst die de Rechtbank doorgaans hanteert.
3.4.
Namens [belanghebbende sub 3] is ter zitting aangevoerd dat [verzoeker] twee keer bedreigingen heeft geuit. [verzoeker] liet voor de werkzaamheden enkel bepaalde mensen binnen en eiste bepaalde materialen. Tevens heeft hij de uitvoerder eruit gezet. Deze mocht ook niet mee naar binnen toen een deskundige kwam kijken.
3.5.
Ter zitting is discussie ontstaan over de aanbouw en of deze al dan niet tot het gehuurde behoort. Ter zitting is komen vast te staan dat deze aanbouw al bestond voordat [verzoeker] de woonwagen heeft gekocht. De Gemeente en PIM stellen dat de aanbouw een door de grootmoeder van [verzoeker] zelf aangebrachte voorziening is die [verzoeker] heeft overgenomen. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat de aanbouw bij het gehuurde behoort. De Gemeente en PIM zijn in de gelegenheid gesteld een tekening over te leggen waaruit blijkt welke bijgebouwen tot het gehuurde behoren en wat aan [verzoeker] zelf toebehoort. Dit is namens de Gemeente op 4 maart 2022 overgelegd. PIM heeft er vervolgens van afgezien om zelf een eigen tekening in het geding te brengen, maar zij onderschrijft de standpunten van de Gemeente. PIM heeft tevens een toelichting gegeven op de ter zitting gestelde incidenten. Ten slotte is namens [verzoeker] gereageerd.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat de rechter ter zake van een verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht geen discretionaire bevoegdheid toekomt. Indien een verzoek voldoende concreet en ter zake dienend is en feiten bevat die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige, zal het moeten worden toegewezen. Dit is alleen anders indien zich feiten en omstandigheden voordoen die meebrengen dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, indien misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen of dat het verzoek moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld, bezwaar (vgl. HR 13 september 2002, NJ 2004, 18, HR 19 december 2003, NJ 2004, 584 en HR 30 maart 2007, NJ 2007, 189).
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat [verzoeker] stelt dat [belanghebbende sub 3] , in opdracht van PIM/de Gemeente als verhuurder, werkzaamheden heeft verricht aan de berging, bijgebouwen en de woonwagen. PIM en de Gemeente betwisten dit gedeeltelijk. Dit beïnvloedt de vraag naar de vaststelling van de omvang van de schade. Partijen, [verzoeker] enerzijds en de Gemeente en PIM anderzijds, zijn het ook niet eens over wat tot het gehuurde behoort. Dit heeft invloed op de vraag welke van de door [verzoeker] gestelde gebreken moeten worden onderzocht. [verzoeker] stelt dat ook de bijgebouwen tot het gehuurde behoren, hetgeen door de Gemeente en PIM wordt betwist. Zolang niet vaststaat welke werkzaamheden in opdracht van wie ( [verzoeker] , de Gemeente of PIM) zijn verricht en welke de beweerdelijke schade is die daardoor is ontstaan aan het gehuurde (of aan eigendommen van [verzoeker] ) kan geen duidelijk afgebakende opdracht aan een deskundige worden verstrekt. Het enkel vaststellen van ‘schade’, leidt in dit geval niet zonder meer tot aansprakelijkheid van PIM/de Gemeente en het onderzoek is dan niet ter zake dienend.
4.3.
In onderhavig geval dient de bodemrechter zich eerst uit te laten omtrent voormelde geschilpunten tussen partijen. Op basis van de gegevens zoals deze nu voorliggen, zal het verzoek als prematuur en dus in strijd met de goede procesorde worden afgewezen.
4.4.
[verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de belanghebbenden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de aan de zijde van belanghebbenden gevallen proceskosten, welke worden begroot op € 498,00 (2 punten volgens liquidatietarief) aan de zijde van de Gemeente, € 249,00 (1 punt volgens liquidatietarief) aan de zijde van PIM en op nihil aan de zijde van [belanghebbende sub 3] .
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH